Francine Oomen: ‘Ik was een emmer zonder bodem’

Lunchinterview Kinderboekenschrijver, van onder andere de Hoe overleef ik-serie, Francine Oomen had geen burn-out en ze was ook niet dement. Ze was in de overgang. „Remmend en piepend” kwam haar succes tot stilstand. „Het was op en ik was op.”

Foto Frank Ruiter

Ha daar is ze. De werkloze ex-bestsellerauteur. Labiel, chagrijnig, humorloos, saai, depressief en met het libido van een diepvrieskip. Dat zeg ik niet hè, zo stelde Francine Oomen zich haar Tinder-profiel voor. Maar goed, dat was op haar dieptepunt, zo’n jaar of vijf geleden. Intussen is ze 57 en heeft ze een boek gemaakt over de periode in haar leven dat ze er geen bal meer aan vond om zichzelf te zijn. Oomen stroomt over heet het en gaat over de grootste hormonale schommeling in een vrouwenleven na puberteit en zwangerschap. De overgang.

Ze loopt, tenger en op gympen, de dakverdieping van Zoku op, een Amsterdams complex met lofts die het midden houden tussen hotelkamer en appartement en die voor een of meer dagen gehuurd kunnen worden. De bovenverdieping is een ‘social space’, er zitten groepjes jonge mensen te loungen, te laptoppen of te lunchen.

Wij pinnen bij de automaat en scheppen daarna in de open keuken zoveel vegetarische salade, gegrilde groente, soep en flatbread op als we willen, en schuiven aan bij een van de houten picknicktafels. Dus jij bent nu…?, vraag ik. Ja, knikt ze en lacht. „Ik ben postmenopauzaal. Al twee jaar.” De overgang is voorbij, de klachten die daarbij hoorden ook. Opvliegers, onzekerheid, twijfel, breinblubber, black-outs, desoriëntatie, vergeetachtigheid, enzovoort, etcetera.

Ze strijkt een blonde piek uit haar gezicht, prikt met haar vork op haar bord zonder te eten. Samen eten, zegt ze, is best intiem. Zegt de vrouw die haar intiemste gedachten deelde op papier. Haar boek is een ‘graphic memoir’, een getekend stripverhaal met een blond figuurtje in de hoofdrol (zijzelf). Het leest als een coming of age van een volwassen vrouw. Honderden getekende scènes, pijnlijk en geestig, gelardeerd met collages, getypte briefjes en geschilderde fragmenten. Het voelt, zeg ik, alsof ik haar dagboek uit heb. Ik weet: haar moeder was dement en toen dood. Haar drie kinderen (twee zoons, een dochter) zijn volwassen en het huis uit. Ze is oma (drie keer). Haar relatie wankelde en ging uit. Haar werk kwam „knarsend en piepend” tot stilstand en eindigde in een writer’s block. En al die tijd was ze „stikchagrijnig”, moe en somber.

Ze heeft gedacht aan een herseninfarct, aan een burn-out, een depressie, het lege-nest-syndroom, aan dementie. Maar geen seconde aan de overgang. „Ik was 52 en nog gewoon elke maand ongesteld.” Ze had, zegt ze, geen flauw idee wat de overgang inhield en dat alle klachten die ze had daar weleens verband mee konden houden. „Mijn moeder heeft er nooit iets over gezegd en in mijn omgeving was het geen gespreksonderwerp.”

Pas toen het haar overkwam, is ze zich erin gaan verdiepen. Net als actrice Yvonne van der Hurk deed, in 2010. Zij schreef de Hormonologen, een theaterserie waarin vrouwen vertellen over de menopauze. In 2014 maakte Ingeborg Beugel – 52 jaar en ook overvallen door de overgang – de documentaire Uitgebloe(i)d. En nu is er Francine Oomen, voorheen kinderboekenauteur, die de één miljoen pre-, peri-, of postmenopauzale vrouwen in Nederland vertelt wat zij zelf graag eerder had willen weten. En ja, dat is allemaal behoorlijk persoonlijk en privé. Ze doet het, omdat ze vindt dat ze dat „als kunstenaar verplicht” is.

Of ze een man of een vrouw zocht, wist ze niet meer zo zeker

Ze is echt niet de enige, zegt ze, die de signalen van de „hormonenhusseling” misverstaat. „Huisartsen schrijven antidepressiva voor, of denken aan een schildklierprobleem.” Zodra duidelijk is dat de overgang het probleem is, doen dokters het vaak weer verkeerd door hormoonpillen te adviseren. „Je slikt een pilletje en seks is weer leuk, je hebt energie, je kunt gewoon weer doorwerken.” Ideaal voor haar generatie vrouwen, de eerste die kinderen combineerde met een carrière. Geen pillen voor Francine Oomen, geen denken aan. „De puberteit probeer je toch ook niet tegen te houden? Hormoontherapie is uitstel van executie. Zodra je ermee stopt, krijg je de overgang dubbel en dwars.” Plus, en dat vindt ze nog belangrijker, medicijnen verhullen waartoe de overgang volgens haar dient: „De hormonenhussel dwingt ons het een poos rustiger aan te doen.” Braakliggen, noemt ze dat. Zoals een boer zijn uitgeputte grond rust en tijd geeft zich te herstellen, zo moet een vrouw zich de ruimte gunnen op zoek te gaan naar nieuwe voeding.

Verslaafd aan Tinder

Ze nam drie beslissingen. Ze stopte met werken. Ze ging in therapie. Ze ging daten. Om even met dat laatste te beginnen, dat deed ze via dating-app Tinder. Of ze een man of een vrouw zocht, wist ze na drie kinderen met een man, een scheiding en daarna zeven jaar een relatie met een vrouw niet meer zo zeker. Maar feit is dat ze binnen de kortste keren verslaafd was aan het swipen en chatten met potentiële partners. Ze maakte zich vrolijk over hoe vooral mannen zichzelf aanprezen (poserend met een enorme vis of met hun kinderen, mannen die als hobby bankhangen invullen en ‘levenskunstenaar’ als beroep). En toen is ze gaan tekenen. Eerst al die mannen, daarna zichzelf, en vervolgens maniakaal alles wat ze dacht en voelde. Een partner heeft dat Tinderen niet opgeleverd, maar wel een boek.

Tussen haar 29ste en 52ste heeft ze ruim over de honderd boeken gemaakt. Hoofdzakelijk kinderboeken, met als bekendste de serie Hoe overleef ik…? Een serie over en voor pubers. Dertien delen – over de eerste zoen, een gebroken hart, gescheiden ouders. Het werd een film, een televisieserie, een tijdschrift en een Hoe overleef ik-productlijn van badschuim tot schoolagenda’s. Tot ze er in 2013 – ploink – de stekker uittrok. Heel moeilijk, zegt ze. „Maar ik moest.” Waarom? „Ik was op en het was op. Ik viel niet meer samen met de vorm waarin ik werkte.” Ze was de gevangene geworden van haar succes. „Je werkt hard, je kunt iets goed, je bereikt iets. Je krijgt er bevestiging en complimenten voor, maar vervolgens verwacht iedereen alleen maar meer van hetzelfde van je.”

Samen lopen we naar de gemeenschappelijke keuken. Zij zet koffie en thee. Ik leg twee mini-taartjes op een schoteltje. De therapie, vraag ik als we weer zitten, waar was die voor nodig? „Oude shit”, zegt zij. Narigheid uit haar jeugd die ze nooit had opgeruimd. Je zou toch denken dat ze dat verleden wel verwerkt had, na al die sterk autobiografische boeken over puberproblemen. Nee dus. Ze heeft er uren therapie in gestoken om te ontdekken dat die survivalboeken pasten in het patroon dat ze van jongs af aan al toepast. „Ik analyseer een probleem, ik rationaliseer het en dan maak ik er een mooi verhaal van.”

Aandacht, steun en begrip

Met de Hoe overleef ik-verhalen gaf ze pubers wat zij zelf in haar jeugd ontbeerde. „Aandacht, steun, begrip.” Ze is de oudste van vijf kinderen, haar ouders scheidden op haar twaalfde, ze werd misbruikt, ze kreeg eetproblemen en was haar moeders moeder. „Ze gaf me alleen aandacht als ik haar troostte en hielp.” Schrijven voor kinderen, zegt ze, is een herhaling van wat ik vroeger deed. „Door anderen te helpen, kreeg ik aandacht….” En prijzen, een ridderorde, vul ik aan. „Denk je dat ik daar ook maar één seconde van heb kunnen genieten?” Ze was een emmer zonder bodem, zegt ze. Alle lof en waardering stroomde direct weg. Dus nee, ze heeft zichzelf niet geholpen met haar kinderboeken. Integendeel, ze leidden haar af van haar „kinderpijn”.

Ze verbeeldt het als een spaarpot waarin alle opgepotte kinderwoede zit. „De woede richtte zich op mezelf. Ik had een innerlijke Tang in mijn hoofd, slavendrijver van beroep, veeleisend, bikkelhard en ontevreden.” Jarenlang heeft ze –, „perfectionistisch en controlfreakerig” – in hoog tempo doorgewerkt. De eerste haperingen, zo rond haar 46ste, heeft ze genegeerd. „Ik was net overgestapt naar mijn huidige uitgeverij. Ik was bezig met Hoe overleef ik stress? en ik was dood- en doodmoe en een bonk stress.” Achteraf, denkt ze, was die enorme vermoeidheid het eerste signaal van de naderende overgang. „Ik nam zes weken rust en stoomde daarna nog acht jaar door. Tot de hormonen me tot stilstand dwongen.”

De overgang is, letterlijk, een transitie naar een nieuwe fase. Net als de puberteit. Ze heeft de akelige Tang in haar hoofd met pensioen gestuurd, gezocht naar de vriendelijke moederkloek in zichzelf en haar woedespaarpot is nagenoeg leeg. Ze heeft nieuwe „voeding” gezocht en gevonden: in yoga, de natuur, tekenen, spitten in haar tuin en in zichzelf. Ze heeft haar heil niet gezocht in verjongende operaties of injecties, alleen haar hangende oogleden zijn ‘gedaan’. Sinds ruim twee jaar heeft ze weer een (jongere) vriendin, aan wie ze gekoppeld is door een bevriende kinderboekenschrijver.

En ze is weer aan het werk, zeg ik, want er is een boek. „Dit boek voelde niet als werken”, zegt ze. Ze bepaalt haar eigen tempo en aan deadlines doet ze niet meer. Dat kan niet elke vijftigjarige met overgangsklachten zich permitteren, dat weet zij ook wel. „Dus haken veel vrouwen af, of ze jakkeren door met hormonen.” Ze ziet wel wat in een betaald overgangsverlof. „Maar een mini-braakligging kan ook wonderen doen. Af en toe een korte pauze en vooral: minder moeten en goed voor jezelf zorgen in plaats van voor anderen.” De overgang heeft nut, denkt zij. Of in elk geval wil ze dat graag denken. Wie de tijdelijke disbalans goed benut, bereikt daarna het hoogste niveau dat een mens bereiken kan: het stadium van zelfontplooiing. En daar is zij nu? Ja, knikt ze. „Mijn overleven is overgegaan in leven.”