Nederlanders gaven in 2015 ruim 5,7 miljard euro aan goede doelen. Dat is meer dan twee jaar geleden, maar als deel van het inkomen is de trend neerwaarts. Werd in 1999 nog 0,96 procent van het bruto binnenlands product besteed aan filantropie, in 2015 was dat gedaald naar 0,77 procent.
Dat staat in het tweejaarlijkse onderzoek Geven in Nederland van de Vrije Universiteit, dat deze donderdag verschijnt. Het gaat om giften van huishoudens, nalatenschappen, fondsen, bedrijven en kansspelen.
Huishoudens en bedrijven
Uit het onderzoek blijken huishoudens en bedrijven veruit de grootste gevers, met respectievelijk 2,6 miljard en 2 miljard. Die huishoudens geven hun giften vooral aan kerk en levensbeschouwing (747 miljoen), gevolgd door giften aan internationale hulp (484 miljoen) en gezondheid (393 miljoen). Het gaat om 81 procent van de huishoudens, die gemiddeld 352 euro gaven aan goededoelenorganisaties. En 39 procent gaf goederen (ter waarde van 143 euro).
Bedrijven geven met name aan sport en recreatie (396 miljoen), met op de tweede plaats kerk en levensbeschouwing (367 miljoen). In 2015 gaf 70 procent van de bedrijven geld aan goede doelen (via sponsoring of als gift). Steeds vaker gaat het ook om de inzet van mankracht en expertise voor het goede doel.
Verrassing
Het onderzoek Geven in Nederland verschijnt vandaag voor de elfde keer en signaleert dat „de vrijgevigheid in Nederland in algemene zin onder druk staat”. Onderzoeker René Bekkers: „Het heeft ons verrast. Aan de ene kant: we geven in euro’s meer, maar als je kijkt naar de vrijgevigheid als deel van het inkomen, dan neemt die af.”
Het onderzoek geeft twee verklaringen. De ontkerkelijking is de belangrijkste: kerkelijke Nederlanders geven meer dan onkerkelijke. Bekkers: „Kerkelijke Nederlanders, met name protestanten, zijn de afgelopen twintig jaar hogere bedragen aan goede doelen gaan geven. Maar die groep wordt steeds kleiner.”
Er is wel een tegenkracht en dat is de toename van het opleidingsniveau: hogeropgeleiden geven meer dan lageropgeleiden. Maar, zegt Bekkers: „Die toename in opleidingsniveau compenseert onvoldoende de ontkerkelijking om de achteruitgang tegen te gaan.”
De tweede verklarende trend is dat Nederlanders, in de woorden van het onderzoek, „steeds minder prosociaal zijn ingesteld”. Daarmee wordt bedoeld dat Nederlanders „over het algemeen minder opofferingsgezind zijn, minder betrokken zijn bij anderen die het minder hebben, zich minder verantwoordelijk voelen voor de samenleving en minder vertrouwen hebben in medeburgers”. De bezuinigingen op subsidies aan culturele instellingen en internationale hulporganisaties hebben niet gezorgd voor hogere giften.
‘Wake-upcall’
Onderzoeker Bekkers spreekt van „een wake-upcall voor de goede-doelensector”. Bekkers: „Nederlanders denken dat ze vrijgevig zijn. En inderdaad, in internationale lijstjes doen we het goed. Velen van ons geven geld aan goede doelen, er is draagvlak voor. Maar we geven weinig, het zijn verhoudingsgewijs steeds kleinere bedragen. Op de langere termijn is dat verontrustend.”
We liken het goede doel op Facebook maar we geven niet? Bekkers: „In elk geval zijn de bedragen die via internet worden overgemaakt bijzonder klein, zien we in onze gegevens. De echt grote bedragen komen van de vaste donateurs. En die worden ouder, straks zijn ze er niet meer.”
Is er ook een oplossing? Bekkers: „De goede-doelensector laat weinig vernieuwing zien. Dat zou moeten veranderen. Welk goed doel gebruikt virtual reality om te laten zien wat ze doen? Waar kun je direct zien wat er gebeurt met je geld?”
De observatie dat Nederlanders ‘minder prosociaal’ worden ziet hij ook ondersteund door de ontwikkelingen bij het vrijwilligerswerk: ook dat neemt af. In 2016 deed 36 procent van de Nederlanders vrijwilligerswerk, in 2002 was dat nog zo’n 10 procent meer. De afgelopen twee jaar nam ook het aantal uren dat vrijwilligers besteden aan vrijwilligerswerk verder af, van 18 naar 14,5 uur per maand.