Als ze het Atelier Néerlandais in Parijs binnenkomt heeft Annie Ernaux net geluncht met een vriendin. „Weet u wanneer de zanger Serge Reggiani is overleden? We dachten in de jaren zeventig. Bleek het in 2004 te zijn! Het leek zo ver weg. De mensen die ouder zijn dan ik hadden een veel preciezere perceptie van de tijd. De diepgang is verdwenen. Dat is onrustbarend. Niemand is meer echt in staat in het heden te zijn.”
Het is een opmerking die Annie Ernaux (1940) typeert; de tijd, het vasthouden en terugvinden van de voorbije tijd is een van haar grote thema’s. De eerste zin van haar vorige roman, Les années, luidt ‘La mémoire n’arrête jamais’, het geheugen stopt nooit. Haar omvangrijke oeuvre getuigt ervan, van haar allereerste boek Lege kasten (1984) tot het nu vertaalde Meisjesherinneringen.
Afstandelijk schrijft ze, koel, precies, observerend en toch hakt het erin. Haar minimalistische stijl is ontdaan van beeldspraak, wat overblijft is een indruk van pure eerlijkheid en authenticiteit. Meteen al na haar debuutroman, over abortus, gold ze als een taboedoorbrekend auteur. In Alleen maar hartstocht (1991) schreef ze over een allesverterende passie, in De schaamte (1997) over de dag waarop haar vader haar moeder wilde vermoorden. „Voor mij staan herinnering en verbeelding tegenover elkaar. Toen ik begon te schrijven baseerde ik me niet op mijn verbeelding, ik verzon geen verhaal. Herinnering is voor mij materiaal, een manier om kennis te verwerven. Dat moet zich weerspiegelen in mijn manier van schrijven.
„Mijn herinneringen zijn verbonden met specifieke omstandigheden. Ik kom uit een arbeidersmilieu, met ouders die zich opwerkten tot kleine zelfstandigen en me begeleidden toen ik een goede leerling bleek te zijn. Later belandde ik in een wereld waar de levenswijze, de taal en de waarden heel anders waren. Daaruit stamt de schaamte, die sterk verbonden is met mijn schrijverschap.”
Schaamte over haar ouders, hun taalgebruik, hun gewoonten, hun kleding. Schaamte over haar eigen anders zijn, over haar gevoel misplaatst te zijn op de betere scholen waar ze dankzij haar intelligentie belandt. Schaamte omdat medeleerlingen haar negeren of over haar verlangen naar liefde en seks, over de wijze waarop ze haar onschuld verloor.
Dat laatste is de kern van Meisjesherinneringen, een titel die niet doet vermoeden hoe hard het boek is. Het is het relaas van een beschermd opgegroeid achttienjarig meisje uit de provincie dat in de zomer van 1958 leidster wordt in een kindervakantiekamp. Ze wordt hopeloos verliefd op de hoofdjeugdleider. Door hem verleid, levert ze zich aan hem uit, waarna ze de risee wordt van het kamp.
U was al twintig jaar van plan te schrijven over ‘het meisje van 1958’, u schrijft zelfs dat u bang was te sterven zonder het te hebben geschreven. Waarom is dit boek zo belangrijk voor u?
„Het is echt het punt waarop alles bij elkaar komt, een fundamentele ervaring. En dan bedoel ik niet alleen een seksuele. Het gaat over een gewelddadige confrontatie met een kleine gemeenschap. En over de ervaring van schaamte die erop volgt. Alles zit erin. Het was de ontbrekende tekst in mijn werk. Hoe moest ik eraan beginnen zonder te belanden in een verhaaltje van ‘hoe ik ontmaagd werd’ of ‘mijn eerste minnaar’? Dat wilde ik niet. Dat is het ook niet geworden.
„Hoe kon ik dat achttienjarige meisje terugvinden, hoe de kloof van de tijd oversteken? We zijn inmiddels van tijdperk veranderd. Tot eind jaren zestig bestond er voor meisjes geen seksuele vrijheid, er was geen contraceptie. De situatie van jonge vrouwen toen lijkt in niets meer op die van nu. Je maagdelijkheid verliezen is nu een non-gebeurtenis. Het blijft een ervaring, er is een ervoor en een erna, maar het is niet meer omgeven door het aureool van het imaginaire, van het verbodene, zoals toen.”
U geeft daarop een bijna sociologisch commentaar: ‘Niet aan hem onderwerpt ze zich, maar aan een onbetwistbare, universele wet, de wet van een mannelijke barbaarsheid die ze vroeg of laat toch zou hebben te ondergaan’.
„Dat inzicht wordt niet breed gedeeld. Toen was het zo: de man stelt voor, besluit, het meisje weigert. In de affaire Dominique Strauss-Kahn kwam hetzelfde boven. De moraal van het verhaal was dat mannen vette varkens zijn én dat vrouwen van varkens houden. Verbijsterend!”
De moraal was dat mannen vette varkens zijn én dat vrouwen van hen houden
In ‘Meisjesherinneringen’ is er een ‘ik’ en een ‘zij’, waarom die perspectiefwisseling?
„Ik heb de titel van het boek niet persoonlijk willen maken, het zijn niet de herinneringen van een specifiek meisje. We zijn in het collectief. De ‘ik’ is de vrouw van nu die schrijft, de ‘zij’ is het meisje dat haar leven leeft. Het gaat erom te schrijven vanuit een onderdompeling, alsof er geen toekomst is. Ik wil niet weten wat er daarna gebeurt. Maar ik bekijk ieder beeld van haar, beeld voor beeld. Wat verwacht ze eigenlijk als ze naar die fuiven gaat en haar haar losmaakt? Ik ben haar en zij is mij, en tegelijkertijd is dat bedrog. Je kunt nu eenmaal niet echt aanhaken bij degene die je veertig jaar geleden was.”
Ernaux’ werk kenmerkt zich door die kruising van het persoonlijke met het sociologisch-historische. Enerzijds zijn er de zwart-witfoto’s met kartelrand van het meisje van toen, anderzijds de voorwerpen (de grammofoon, de tweedjas) en de politieke gebeurtenissen (De Gaulle, Algerije, Simone de Beauvoir) die verwijzen naar de grotere wereld.
„Meisjesherinneringen is enerzijds het traject van ‘de’ vrouw in de jaren vijftig, met alle zijpaden van dien, en anderzijds de geschiedenis van een specifieke vrouw, de mijne, verankerd in de tijd. Die vrouw is onverbrekelijk verbonden met wat er toen gebeurde in Frankrijk, in de wereld, of het nu om mentaliteitsverandering gaat of om technologische vooruitgang. De uitdaging was om ze beide te verwoorden, het individu en het collectief.”
In Meisjesherinneringen schrijft Ernaux cru op wat er die eerste nacht gebeurde, hoe de jeugdleider zich gedroeg, hoe ze liet gebeuren wat er gebeurde. „Ik heb me afgevraagd wie dat meisje van achttien was. Waar hoopte ze op? Ik heb me op mijn dagboeken gebaseerd en natuurlijk uit mijn geheugen geput, het was gewoon een moment in de geschiedenis.
„Nee, het was geen verkrachting, ik heb het niet als zodanig ervaren. Ik heb het boek dus ook niet uit wraak geschreven. Maar ik heb wel de foto van zijn gouden bruiloft ontdekt op internet, hij poseert er als de patriarch van de familie. En dan denk ik: de rollen zijn nu omgekeerd, ik ben hier degene die schrijft.”
De uitvinding van de televisie noemt u in uw boek ‘een nieuw geheugen’.
„Vanaf dat moment dringt de televisie ons een geformatteerd geheugen op. Denk aan Algerije rond 1958, waarover ik schrijf. Daarover bestaat een stereotiepe visie die meestal niet correspondeert met hoe mensen die tijd beleefden. Wij wisten niets van het geweld, wij zaten in dat zomerkamp en waren met andere dingen bezig. De persoonlijke visie heeft de neiging op te lossen in de collectieve beleving. Schrijven is ook vechten tegen opgedrongen visies.”
De hoofdpersoon van uw werk is in zekere zin de tijd. Juist de beleving van de tijd is tijdens uw schrijverschap fundamenteel veranderd.
„Dat vind ik juist stimulerend, ik houd van een afstandelijke blik. Ik ga tegen de golf in, niet tegen gevoelens. Als ik vecht, vecht ik voor iets anders.”
Waar vecht u voor?
„Voor een bepaalde visie op de vrouw en op de maatschappij. Ik weiger me een identiteit te laten opdringen.”
In uw vorige boek, ‘Les années’, schrijft u over uw verhouding met een veel jongere man: ‘ik ben nergens in de tijd’. Is dat een voorbeeld van wat u bedoelt?
„Dat heb ik echt heel diep beleefd. Hij was geboren in de late jaren zestig, sprak de taal van toen, had het apolitieke van zijn generatie. Toen ik met hem samen was, behoorde ik niet meer tot mijn eigen tijd. Maar ook niet tot de zijne. Hij gaf me een geweldig gevoel van jeugdigheid. Maar het was ook ontregelend.”
Het meisje uit uw boek wordt vernederd door haar klasgenoten, omdat ze tot een lagere sociale klasse behoort.
„Zelf ging ik in Rouen naar een burgerlijke school. De opmerkingen die ik naar mijn hoofd kreeg! ‘We hebben geen varkens gehoed samen!’. ‘Je bent het niet waard eindexamen te doen’. Het is zo ongelofelijk choquerend als je merkt dat er neergekeken wordt op de intellectuele kennis en kunde van een vrouw.”
In ‘Meisjesherinneringen’ zegt de vertelster dat ze bang is gek te worden en daarom begint met schrijven. Gaat het bij het schrijven om zelfkennis?
„Nee, je kunt wel proberen om jezelf te leren kennen, maar het ‘ik’ is onuitputtelijk. ‘Ken uzelf’ – daar geloof ik niet in. Het gaat erom te behouden wat er heeft bestaan, wat er is beleefd. Wat ik heb meegemaakt is mijn verhaal, maar tegelijkertijd is het onderdeel van al wat menselijk is. Precies dat moet je proberen te begrijpen en te behouden.”