Vorige week gaf het Brits-Nederlandse Unilever te kennen zijn margarine-tak en andere broodsmeersels wellicht te gaan verkopen. Dit was een van de antwoorden op het bod dat de Amerikaanse concurrent Kraft Heinz in januari uitbracht. Een snelle weigering van de Unilever-top om daar op in te gaan was genoeg om de bieder te laten afdruipen. Achter Kraft Heinz gaat onder meer de Amerikaanse meesterbelegger Warren Buffett schuil. En die doet liever geen vijandige overnames.
Unilevers aandeelhouders lieten het gebeuren, maar wel in de verwachting dat Paul Polman, al acht jaar de bestuursvoorzitter, hen tegemoet zou komen. Dat deed hij afgelopen week. Unilever gaat harder in de kosten snijden. Het zal meer schulden op zijn balans nemen. De cash die vrijkomt zal deels worden besteed aan de inkoop van eigen aandelen – niet Polmans grootste liefhebberij – en een verhoging van het dividend. En de margarine-divisie, de bakermat van het Nederlandse deel van het concern, gaat vermoedelijk de deur uit vanwege te magere groeivooruitzichten.
De koers van Unilever is inmiddels twintig procent gestegen en daarmee op het niveau beland van het bod van Kraft Heinz van februari. Dat is nauwelijks toeval. In wezen maakt het Brits-Nederlandse concern zich, met alle plannen en maatregelen, minder kwetsbaar door deels te veranderen in wat het zou zijn geweest na Kraft Heinz’ overname. Met hogere schulden, lagere kosten en bevrijd van de ballast van minder snel groeiende bedrijfsonderdelen.
Aandeelhouders zijn de eigenaren van een bedrijf en zij mogen doen of verlangen wat hen goeddunkt. Maar er zijn ook andere ‘stakeholders’ en bredere maatschappelijke verantwoordelijkheden. Polman staat er om bekend de voorkeur te geven aan de langere termijn en aandacht te hebben voor duurzaamheid. Dit is door zijn aandeelhouders lange tijd getolereerd. Maar zulke goodwill kan snel verdampen als een belager zegt meer ‘waarde te kunnen ontsluiten’. Dat proces nu in eigen hand nemen is te prefereren boven het machteloos toezien hoe de sloophamer van de nieuwe eigenaren er in zou zijn gegaan.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/04/anp-50580581.jpg)
Blijft over de van oudsher dubbele, Brits-Nederlandse, structuur van het bedrijf. Een nu gewenste versimpeling daarvan betekent dat er voor één domicilie moet worden gekozen. Dat daarbij kennelijk automatisch aan Londen wordt gedacht, in plaats van Rotterdam, is onlogisch – margarine of niet. Dit proces verdient veel meer aandacht en overweging.
Niet in de laatste plaats omdat het hoofdkantoor na de Brexit toch beter in de Europese Unie kan staan, dan daarbuiten.