We zien de achterkant van een hoofd. Het is een prachtig hoofd, zowel herkenbaar als voornaam. Nelson Mandela! We begrijpen dat we in goede handen zijn. Als wetenschappers die hun tijd verdelen tussen Kaapstad en Amsterdam, hadden we hoge verwachtingen van de tentoonstelling Goede Hoop. Zuid Afrika en Nederland vanaf 1600 in het Rijksmuseum in Amsterdam. En ja, er is veel moois te zien. Hoogtepunten: de fraaie panorama’s van Robert Jacob Gordon, de ietwat angstaanjagende portretten van kinderen geboren na het einde van de apartheid door fotograaf Pieter Hugo, en een aantal stereoscopische beelden van de Zuid-Afrikaanse oorlog die het verleden met schrikbarende helderheid tot leven brengen. Dus waarom wandelen we na het zien van de tentoonstelling toch naar buiten met het gevoel dat dit een gemiste kans is?
Goede Hoop vertelt het verhaal van de verhoudingen tussen Nederland en Zuid-Afrika vanaf een moment vlak voordat de Nederlanders voet aan wal zetten in Zuid-Afrika. De inleiding tot de expositie stelt: „Wat gebeurt er als witte mensen in een zwart land komen te wonen?” Zo’n formulering roept onmiddellijk een aantal vragen op. Op wat voor manier zagen VOC-commandant Jan van Riebeeck en zijn medekolonisten zichzelf als ‘wit’ of ‘blank’? (Dat deden ze niet, ze zagen zichzelf waarschijnlijk als Hollanders, en mogelijk als christenen en protestanten). Op wat voor manier is Zuid-Afrika een ‘zwart land’? Het verhaal dat deze expositie vertelt, gaat toch zeker over het historisch ontstaan van de ideeën over ‘blank’ en ‘zwart’ als resultaat van koloniale instituties en apartheid, en niet over het in retrospectief projecteren van dergelijke identiteiten op het verleden?
De tentoonstellingsmakers van het Rijksmuseum verdienen complimenten voor het aangaan van een project waarvan ze wisten dat ze er kritisch commentaar op zouden krijgen. Wat is bijvoorbeeld de historische verantwoording van deze tentoonstelling die verslag wil doen van de verhoudingen tussen Nederland en Zuid-Afrika als een verhaal van ‘gedeelde cultuur en wederzijdse invloed’? De Hollanders hadden door de introductie van slavernij en de genocide op het San-volk een enorme impact op de lokale levenswijzen aan de Kaap. Vermoedelijk is dit echter niet de betekenis van het woord cultuur dat de curatoren in gedachten hadden.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/02/data9073393-210451.jpg)
Gemiste kans
De criticus heeft het makkelijk: die kan vanaf de zijlijn kritiek spuien. Laten we daarom een andere aanpak kiezen. In plaats van vanaf een afstand toekijken, willen we samen optrekken. De diepere redenen dat wij deze tentoonstelling als een gemiste kans ervaren, hebben te maken met de huidige tijdgeest. Tien jaar geleden zou deze expositie wellicht geslaagd zijn geweest. Maar in de laatste paar jaar is Zuid-Afrika veranderd, en die veranderingen hebben alles te maken met vragen rond (de representatie van) de geschiedenis.
Zuid-Afrika is in een andere tijd beland, niet post-apartheid, maar wellicht post-post-apartheid. We kunnen bijvoorbeeld wijzen op een steeds breder gedragen afwijzing van de ideologie van non-racisme, die de vrijheidsbeweging voortdreef, en op de aanhoudende studentenprotesten die de topuniversiteiten van het land hebben lamgelegd. Het Zuid-Afrika van nu lijkt een land dat wordt achtervolgd door onafgehandelde kwesties en het gewicht van de eigen geschiedenis. De term ‘kolonialisme’ is terug van weggeweest en, daarmee, de ideeën van dekolonialisatie. De regels voor hoe mensen met elkaar omgaan, zijn veranderd: in het openbaar, in parlementaire debatten, in collegezalen, aan de eettafel.
Een belangrijke rol in deze overgang naar de periode van post-post-apartheid had de door studenten geleide #RhodesMustFall-beweging die vanaf maart 2015 streed voor dekolonisatie van Zuid-Afrikaanse onderwijsinstellingen. Haar belangrijkste wapenfeit was het laten neerhalen van het manshoge beeld bij de Universiteit van Kaapstad van de Britse mijnmagnaat, premier van de Kaapkolonie en symbool van westers imperialisme Cecil Rhodes. Onontkoombaar is volgens ons daarom de vraag: hoe benaderen wij een tentoonstelling als Goede Hoop na de gebeurtenissen van #RhodesMustFall?
Demonstrerende studenten vieren feest na het neerhalen van het beeld van Cecil Rhodes.
Hoe zouden wij die vraag behandelen met onze museologie- en erfgoedstudenten van Reinwardt Academie en de Universiteit van Kaapstad? Vanuit het formele perspectief van de curator is de expositie opgezet vanuit twee principes.
Ten eerste het principe van de ‘episodische geschiedenis’. De tentoonstelling is verdeeld over een serie zalen. Iedere zaal heeft een verschillende periode of onderwerp als thema, beginnend in het verre verleden en eindigend in het heden. Door de tentoonstelling wandelen is als een wandeling door de tijd. Dit is een gebruikelijke aanpak voor een curator, maar heeft als consequentie dat een bezoeker het vorige onderwerp achter zich laat zodra hij een nieuwe zaal binnenstapt. Tijd wordt een lijn die in stukken wordt opgedeeld, wat uiteindelijk leidt tot een ervaring van discontinuïteit tussen die periodes, vormgegeven als op zichzelf staande tijdvakken.
Historische sleutelfiguren
Het tweede principe is de nadruk op historische sleutelfiguren. Onder anderen Jan van Riebeeck, Paul Kruger (Oom Paul, President van de Zuid Afrikaansche Republiek) en Nelson Mandela komen langs. Ook dit is een conventionele strategie voor curatoren, en goed bruikbaar omdat het een gemakkelijke instapmogelijkheid lijkt te bieden bij complexe historische momenten. Daartegenover staat dat door deze methode sociale processen en onderlinge verbanden minder goed zichtbaar zijn. Individuen worden representanten van historische periodes.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/02/data9056051-4e67fd.jpg)
Hoe biedt het #RhodesMustFall-gedachtengoed een alternatief voor dergelijke tentoonstellingsstrategieën? Na de spontane protesten tegen het standbeeld van Rhodes viel er steeds fundamenteler kritiek te horen op de overblijfselen van kolonialisme en apartheid in de universiteit, en in de Zuid-Afrikaanse maatschappij als geheel. Studenten stelden vragen over de eurocentrische manier van denken en het lesprogramma van de universiteit, over de oververtegenwoordiging van blanke wetenschappers, en over een institutionele cultuur die zij ook als ‘blank’ karakteriseerden. Later in 2015 verbreedden deze kritische krachten zich tot buiten de universiteit, en namen onder de benaming #FeesMustFall het karakter van een landelijke studentenrevolutie aan (de studenten eisten gratis onderwijs, zodat ook armere Zuid-Afrikanen kunnen studeren).
Voor de Goede Hoop-tentoonstelling zijn de volgende twee punten van deze kritische beweging van belang. Ten eerste de kritiek op episodische geschiedenis, of de neiging om te denken dat geschiedenis uit een serie te onderscheiden periodes bestaat. De Zuid-Afrikaanse studenten legden de nadruk juist op erfgoed als zaken die voortleven. Wellicht is het meest radicale idee hiervan om niet te denken over het verleden als verleden, maar als iets in het heden, in de zin dat het verleden het huidige moment vormt en bepaalt. Sociale verhoudingen van het verleden herhalen zich in deze tijd, vaak in nieuwe vormen en vermommingen. Vandaar dat de term ‘kolonialisme’ weer is opgedoken om de structurele beperkingen in de hedendaagse maatschappij te kunnen benoemen. Vandaar de roep om kennis, curriculum en de maatschappij te ‘dekoloniseren’.
De ‘ander’
Het tweede punt van kritiek richt zich op het perspectief van waaruit geschiedenis wordt verteld en voorgesteld. Juist omdat koloniale instituties en apartheid de blanken de macht gaven en de zwarten als ‘de ander’ wegzetten, trekken studenten in de #Fallist-beweging de betekenis van een blanke blik op zwarte geschiedenissen in twijfel. De studenten bediscussieerden bovendien de verschillende ervaringen van iemand met een zwart of blank lichaam in plekken als universiteiten en musea. In dit licht is de keuze om Goede Hoop te maken met nauwelijks Zuid-Afrikaanse – en met name zwarte Zuid-Afrikaanse – curatoren, wetenschappers en kunstenaars als co-producenten bedenkelijk.
De uitdaging hier is dus om geschiedenis anders te benaderen. Ons voorstel is om de overdenkingen hierboven te gebruiken om kritische vragen te stellen over het heden, in Zuid-Afrika en in Nederland. Eén manier is het verleden te benaderen met oog voor wie de kennis aandraagt (is zij/hij historisch bevoorrecht of niet?) Een andere manier is de geschiedenis te benaderen niet als een serie zalen die in het verleden liggen, maar als een levende, ademende aanwezigheid die op het heden zowel voor sommigen een last legt als tegelijkertijd anderen een soort geboorterecht geeft.
Is er een meer vruchtbare notie van verwantschap tussen Nederland en Zuid-Afrika? Zou je verband kunnen leggen tussen de huidige xenofobie in Zuid-Afrika en het anti-immigrantensentiment in Nederland, of tussen het globalisme van de VOC en de huidige krachten van mondialisering? Ten slotte zouden wij voorstander zijn van een discussie over hoe ideeën en gebruiken rond ras zich hebben ontwikkeld in de voormalige koloniën en hoe diep die zich hebben genesteld in het verhaal van koloniale moderniteit, zowel in het noorden van de wereld als in het zuiden. Zo bekeken zou Zuid-Afrika niet ‘de ander’ van Nederland zijn, maar wellicht het spiegelbeeld.