Niet meer nodig, niet meer bruikbaar, geen maatschappelijk draagvlak, wetgevingstechnisch een wangedrocht, oneerlijk in de praktijk en juridisch slecht gefundeerd – het fenomeen dienstplicht is rijp voor het kerkhof. Weinig juridische proefschriften laten zich zo bondig samenvatten als dat van mr. dr. Stan Meuwese, die eerder deze maand promoveerde op Twee eeuwen dienstplicht, discipline, dienstweigering en desertie aan de universiteit van Tilburg. Juist op een moment dat Zweden de dienstplicht herinvoert. Midden in een verkiezingscampagne waarin het CDA de dienstplicht aanprees, zij het in een civiele variant. Meuwese noemt dit idee „een pijnlijke dommigheid”. Ook omdat hij 30 jaar in het jeugd- en kinderrecht werkte, kent hij de wereld van staatsopvoeding en -opvang goed.
Meuwese (71) besloot van zijn levenslange betrokkenheid bij dienstweigeren (naast een loopbaan in het jeugdbeleid) een ‘boekje’ te maken. Al vrij gauw bleek dat hij dan eerst nauwkeurig moest uitzoeken wát er dan geweigerd wordt. Zo verschoof het accent van het weigeren naar de plicht - en werd het een boek van 932 bladzijden, dat hij ternauwernood tot twee eeuwen dienstplicht wist te beperken. De Romeinen (iedere boer soldaat) liet hij er buiten, net als de vazalplicht in de Middeleeuwen en de latere schutterijplicht.
Meuwese begint met de Franse oorsprong van de Nederlandse militieplicht van 1815, waaraan de beter gesitueerde nog ontkwam door ‘remplacanten’ tegen vergoeding die plicht over te laten nemen. Via de algemene dienstplicht van 1898 voor iedereen, de dienstweigeringswet van 1923 tot de ‘algemene opschorting’ van de Kaderwet Dienstplicht in 1997, die onontkoombaar werd na de Val van de Muur in 1989.
Grondwettelijk verbod
Nederlandse dienstplichtigen maakten in mei 1940 nog het merendeel uit van de krijgsmacht. Ze werden in 1946, ondanks een grondwettelijk verbod, verscheept naar Nederlands-Indië, gingen (merendeels vrijwillig) in 1979 op vredesmissie met Unifil naar Libanon en in 1992 nog met Unprofor naar Bosnië. Nog steeds krijgt iedere jongen van 18 van de Staat per brief te horen dat hij dienstplichtig is, maar dat daarvan voorlopig geen gebruik zal worden gemaakt. Waarna iedere jongen zich afvraagt wat dit toch mag betekenen. De laatste politieke rimpeling is een voorstel van minister Hennis (Defensie, VVD) vorig jaar om voortaan ook meisjes op te zullen roepen, in het kader van de gelijkberechtiging. Meuwese denkt overigens dat daarvoor een grondwetswijziging nodig is. „Toon mij maar aan dat de grondwetgever van 1815 met dienstplichtigen ook meisjes heeft bedoeld”. Hij vindt het een typerend lichtvaardige omgang met de grondwet voor zo’n zware plicht als de dienstplicht, vergelijkbaar met het verschepen van dienstplichtigen naar Indië. Toen werd een beroep gedaan op ‘staatsnoodrecht’.
Hennis gebruikt het argument dat jonge vrouwen tegenwoordig even goed opgeleid zijn als jonge mannen – en dus even bruikbaar. Maar voor wat? Meuwese is er van overtuigd dat de dienstplicht zichzelf heeft overleefd. De wapens zijn te complex en kostbaar geworden, wat van dienstplicht een desinvestering maakt. En VN-operaties in het buitenland zijn nu een hoofdtaak, terwijl dienstplicht aan het eigen grondgebied is verankerd.
Maar vooral: dienstplicht hoort bij massalegers. En die zijn niet meer nodig. De herinvoering van de dienstplicht in Zweden, bedoeld om 4.000 nieuwe militairen op te nemen, neemt hij met een korreltje zout. Als Zweden inderdaad ‘rekening houdt met motivatie’, zoals gezegd, dan is het een verkapt vrijwilligersleger. Zo niet, dan moet Zweden (9,5 miljoen inwoners) ieder jaar lichtingen van 80.000 jongeren oproepen. Iedereen moet fysiek gekeurd worden, waarna, zoals ooit in Nederland, degenen met de beste gezondheid worden geselecteerd. Wie geen bril draagt „mag dan voorop lopen. Is dat eerlijk?”
Wetenschappelijke reflectie
Meuwese verbaasde zich bij zijn onderzoek over het gebrek aan wetenschappelijke reflectie op dienstplicht door de staatsrechtgeleerden. Waar haalde de staat eigenlijk het recht vandaan voor zo’n zware ingreep in het leven van de burger? Een maatschappelijke legitimatie was makkelijk te vinden (militaire noodzaak), maar juridisch? Waarmee is dienstplicht te vergelijken? Dichterbij dan de belastingplicht kwam men niet – dienstplicht als een vorm van ‘belasting in natura’, te voldoen in tijd in plaats van met geld. Wie niet in dienst gaat zou je extra kunnen belasten. „Maar ook dan is het moeilijk te vergelijken – de kern is de plicht te doden en het accepteren van de eigen dood”. Juridisch nogal uniek.
De kern is de plicht te doden en het accepteren van de eigen dood
In het internationale recht is militaire dienstplicht intussen uitgesloten van het verbod op dwangarbeid. Wat meteen inhoudt dat die ‘maatschappelijke dienstplicht’ van het CDA juridisch dus wel verboden is. De suggestie van Buma grijpt terug op de ‘werkkampen’ die premier Lubbers begin jaren ‘90 suggereerde voor de onhanteerbare jeugd. Meuwese schampert over het ‘toverstokje’ waarmee politici in één klap twee netelige problemen denken op te lossen. Asociale jeugd enerzijds en een tekort in de zorg, onderwijs en straatbeheer anderzijds. Maatschappelijke dienstplicht berust op ‘een gebrek aan serieuze analyse van beide problemen’. Alle ‘dwangsystemen’ in de staatspedagogiek zijn mislukt, zegt hij. Of het nu de fysieke aanpak van de inmiddels gesloten Glen Mills scholen waren, of de experimenten met Marokkaanse begeleiders van het Sociaal Agogisch Centrum in Amsterdam, die eveneens uitliepen op fysiek geweld. „We horen hier straks niets meer over.”
Maar kan dienstplicht niet toch een rol vervullen bij de vorming tot burger, bij integratie, bij identificatie met de natie? Meuwese betwijfelt het. Als je het Nederlanderschap wil bevorderen dan heb je meer aan voetbal dan aan defensie, meent hij: „Wat ons verbindt is het oranje, niet het groen”.
Wat zegt Meuwese tegen zijn vijf kleinkinderen – komt dienstplicht ooit terug? Juridisch is het in een handomdraai geregeld, zegt hij. Met een Koninklijk Besluit dat tien dagen ter inzage in de Tweede Kamer ligt – meer is het niet. Praktisch acht hij het uitgesloten. Te complex en te duur. Er zijn geen kazernes, uniformen, wapens of sergeanten meer voorhanden. Hij heeft nog geen enkele generaal de dienstplicht horen bepleiten. De krijgsmacht zoekt het antwoord nu in samenwerking met de vrije markt. Voor de werving van jong personeel wordt vertrouwd op het MBO, waar 15, 16-jarigen de richting ‘Veiligheid en Vakmanschap’ kunnen volgen. Met als mogelijke specialisatie ‘grondoptreden’, wat feitelijk infanterie betekent. Verder rukt outsourcen op – het uitbesteden van ondersteunende diensten en soms ook van militaire taken. Aan de public security company die bestaat uit militair opgeleide ‘beveiligers’, een Amerikaanse trend.
De amateur/burger soldaat is geschiedenis.