Joan Haanappel (links) en Sjoukje Dijkstra: „De top halen vergt veel zelfdiscipline.”

Foto Robin Utrecht

Interview

Zeventig jaar lang dezelfde hartstocht voor het ijs

Kunstrijden Joan Haanappel en Sjoukje Dijkstra, al bijna zeventig jaar vriendinnen, proberen het kunstrijden levend te houden. Van de KNSB moeten ze het niet hebben. „Gerund worden door een hardrijder? Dat nooit.”

Voortdurend kijken Joan Haanappel en Sjoukje Dijkstra elkaar lachend aan. Giechelend, als twee tieners. Vertel ik het verhaal of jij? Meestal doet Joan het woord over hun verwoede pogingen het kunstrijden in Nederland van de ondergang te redden. Twee vrouwen, oud-kampioenen, dat vooral, die op latere leeftijd – Joan is 76 jaar, Sjoukje 75 – vechten voor de sport die hun zo dierbaar is. Als leeuwen, dus veelvuldig grommend. Joan: „Ik accepteer niet dat kunstrijden in de hoek wordt gezet, duvel op, zeg.”

Het is ook niet niks waar ze voor strijden, vinden ze. Het is toch een schande, dat Nederland sinds hun afscheid, begin jaren zestig, diep is gezonken. Ja, met uitzondering van Dianne de Leeuw, die midden jaren zeventig Europees en wereldkampioen werd. Maar zij is een Amerikaanse met een Nederlands paspoort, geen product van de nationale school.

Nederland moet terug naar het internationale podium, vinden ze. Sjoukje was de absolute ster, met goud en zilver op de Olympische Spelen, vijf Europese en drie wereldtitels. Als zij schaatste stond het land stil; iedereen zat aan de buis gekluisterd. Joan was met twee deelnames aan de Spelen en drie bronzen medailles op de EK iets minder succesvol, maar nog altijd vele malen beter dan alle rijdsters uit de daaropvolgende generaties.

Verankerd met het kunstrijden

Ze zijn verankerd met het kunstrijden. Van hen moeten Nederlanders weer internationaal schitteren, linksom of rechtsom, maar in ieder geval met steun van hun Stichting Kunstrijden Nederland (SKN). Als ze over dat zendingswerk vertellen, glimmen ze van trots. Gepassioneerder kom je ze zelden tegen. „Mijn werk voor de stichting is het beste wat ik ooit gedaan heb”, zegt Joan. „Ik heb geschaatst, in ijsshows gestaan en als tv-commentator gewerkt. Ik wilde de laatste jaren iets met mijn leven doen, iets voor anderen betekenen.”

En óf Joan gedreven is, tot in al haar vezels. Ze praat en praat. Sjoukje is niet minder hartstochtelijk, maar van nature de rust zelve. Zij heeft minder woorden nodig om rake uitspraken te doen. Plus en min trekken elkaar aan, luidt een natuurkundige wet. En de vrouwen beamen dat, lachend. Ze zijn vanaf hun zevende vriendinnen, met kunstrijden als gemeenschappelijke liefde.

Ze vertellen in een Haags hotel, kort nadat ze terug zijn van ijsbaan De Uithof, waar een groep van dertien talenten, door hen geselecteerd en op kosten van hun stichting een week op trainingsstage is, onder leiding van de Amerikaans-Britse trainer Chris Howarth. Opgetogen vertellen hoe happy ze zijn tussen de jeugd. „Echt heerlijk, die kinderen om me heen. Dan geniet ik”, kraait Joan. Hun doel? Die talenten mogen toch niet verloren gaan? Die meiden, en ene jongen, moeten geholpen worden. En als schaatsbond KNSB dat niet doet, fixen Joan en Sjoukje het wel.

Papierschuiver bij de KNSB

Hoe kritisch ze ook zijn, de KNSB bashen ze met mate. De bond doet weliswaar weinig voor de top, maar toont wel zijn goede wil met centrale trainingen voor zeven- tot elfjarigen. Dat waarderen beide oud-kampioenen. „Daarna pikken wij ze wel op”, roept Joan stoer. Zij is afgeknapt op de bond na een mislukte periode als bestuurslid die niets voor het kunstrijden gedaan kon krijgen. Cynisch: „Ik zat er als papierschuiver en jaknikker.” Sjoukje was als adviseur van de bond al eerder afgehaakt. Haar evaluatie: „Ik werd aldoor onder tafel gepraat.”

Wat valt de KNSB echt te verwijten? De van het langebaanschaatsen doordrenkte cultuur, vinden de vrouwen. „Ja, hallo, kunstrijden is mondiaal wel even iets groter”, zegt Joan. „In mijn tijd als bestuurslid viel ik onder technisch directeur Arie Koops, die me ooit zei: ‘O ja, dat kunstrijden, schrijf ik wel een programmaatje voor.’ Een pro-gram-maatje, moet je nagaan, wat een dedain. Voor mij een keerpunt. Vanaf dat moment dacht ik: Gerund worden door een hardrijder? Dat nooit.”

De bond en de twee oud-kunstrijdsters, het blijft een fragiele relatie. Maar SKN moet dealen met de KNSB, of Joan en Sjoukje dat nu leuk vinden of niet. Dat valt zwaar voor een flapuit en een onwrikbaar type. Dus lopen de contacten van SKN met de KNSB via vicevoorzitter Mary Dotsch. Sjoukje vol zelfkennis: „Zij is diplomatiek, iets dat wij in geheel niet zijn.” Waarna Joan niet te beroerd is om een extra steek uit te delen: „Wij zijn een doorn in het oog van de KNSB. Omdat wij het kunstrijden levend houden.”

Alles met de bedoeling om Nederlandse rijder of rijdsters omhoog te stuwen. Niki Wories leek vorig jaar op weg met een 20ste plaats op de EK en een 22ste op de WK, maar zij valt dit seizoen terug als gevolg van een voetblessure. Later dit jaar, in september, heeft Wories nog een kansje om zich te plaatsen voor de Olympische Spelen van volgend jaar in Pyeongchang. De grote hoop voor Joan en Sjoukje: vier zeer veelbelovende junioren, een categorie die jarenlang ‘droog’ heeft gestaan.

Nadat tien jaar terug Joans plan van een zelfstandige bond voor kunstrijden werd getorpedeerd door het veto van sportkoepel NOC*NSF, begon zij de stichting. Als de invloed niet van binnenuit komt, dan maar van buitenaf. Nu is SKN het levenswerk van Joan en Sjoukje. Zo intens dat Joan haar erfenis aan SKN heeft toebedeeld. Nee, dat gaat volgens haar niet te ver. „Ik heb helaas geen kinderen, geen kleinkinderen en geen broers of zussen. Ja, mijn man heeft zussen, maar die kunnen zichzelf bedruipen. Ik kan het geld aan een goed doel schenken, natuurlijk, maar de stichting heb ik opgebouwd. Die moet blijven bestaan, dus daar gaat mijn geld naar toe. Ik drink er trouwens geen borreltje minder om”, lacht ze. En Sjoukje? „Ik kan dat niet doen, ik heb kinderen.”

Financiële injectie

SKN kan nog wel een financiële injectie gebruiken, zeker als na 2018 hoofdsponsor Euronics stopt. Joan loopt zich nu al het vuur uit de sloffen om kandidaat-opvolgers te masseren. Valt niet mee, zegt ze, terwijl de bedragen die in SKN omgaan toch niet buitensporig hoog zijn. Joan: „Nog geen ton per jaar.” Ze hoopt een beetje mee te liften op de uitstraling van het comité van aanbeveling, waar naast oud-sporters als Tom Okker, Paul Litjens, Christine Aaftink en Ria Visser ook televisiester Paul de Leeuw deel van uitmaakt.

Een homoseksueel, oei, in Nederland een dingetje. Het kunstrijden voor mannen worstelt met het stigma van homosport. Tot ongenoegen en frustratie van Joan. „Nederland is een macholand”, briest ze. „Waarom geldt dat niet voor België en al helemaal niet voor Rusland waar kunstrijders grote rokkenjagers zijn. Zogenaamd stoer doen, typisch Nederland. Probeer maar eens in volle vaart drie of vier keer om je as te springen, pirouettes te draaien, vierenhalve minuut artistiek bezig te zijn en dan ook op de been te blijven. Kunstrijden is geen moeilijke sport, nee hoor, helemaal niet.”

Wordt het volgens hen ooit wat met de Nederlanders? De vrouwen zijn hoopvol kritisch. Hangt af van de instelling, vindt vooral Sjoukje, de strengste van de twee. Maar dat was ze ook voor zichzelf als rijdster, herinnert Joan zich. „Sjoukje was altijd extreem gefocust. Zij was ook braver. Ik had meer interesses.”

Met zo’n instelling is het logisch dat Sjoukje het diepst teleurgesteld is bij de terugval van een groot talent. Streng: „Als ze een jaar of vijftien, zestien worden, spant het erom. Dan komen er andere interesses als vriendjes en uitgaan. En dat gaat nu eenmaal niet samen. De top halen vergt veel zelfdiscipline. Daarom veracht ik die turner, Yuri van Gelder. Als je een olympische finale mag turnen, dan richt je je toch helemaal daarop. Dan ga je toch geen biertjes drinken. On-be-grij-pe-lijk.”

Zestigjarige vriendschap

Of de dames wel eens ruzie hebben? Nooit, bezweren ze. Sterker, ze hebben enige jaren terug hun zestigjarige vriendschap gevierd. Sjoukje had een feestje georganiseerd, waarop ze Joan verraste met de aanwezigheid van Jet Bussemaker, de toenmalige staatssecretaris van Sport, die haar een koninklijke onderscheiding uitreikte. Had Sjoukje speciaal voor haar geregeld. „Ik vond dat Joan het verdiende”, zegt de vrouw die in 1964 na haar olympisch goud al een lintje had gekregen. De vriendinnen zijn sindsdien ook verbonden als Ridder in de Orde van Oranje Nassau. En dat vínden ze leuk.