Op de Jozef Israëlskade loopt Christien Visch naar het wormenhotel dat op de stoep staat. Ze draait aan het goudkleurige cijferslot en opent de klep van het houten bouwwerk. In het donker liggen tussen het tuinafval mandarijnenschillen, koffiepads en eierschalen. Uit de bak komt een licht-weeïge geur. Hier en daar stuiven vliegjes op.
In het wormenhotel, waar Visch samen met negen andere bewoners gebruik van maakt, zetten tijgerwormen het groente-, fruit- en tuinafval om in vruchtbare aarde. Het hotel werd een jaar geleden geplaatst op initiatief van Visch. Ze was op het idee gekomen tijdens een bezoek aan een plantenmarkt in het Sarphatipark, waar een stand was over composteren met wormen. Visch onderhoudt al sinds 1993 de buurttuin aan de Jozef Israëlskade. In het wormenhotel kan ze gemakkelijk haar tuinafval kwijt, net als haar groente- en fruitschillen.
Visch schuift een zwart luik naar boven. Onderaan verschijnt een kier waardoor verschillende lagen drabbige aarde in alle tinten bruin te zien zijn. Hier en daar een onverteerde tomaat of eierschaal. Ook schieten roze wormen weg, dieper de aarde in. „Als de wormen een laag hebben verteerd, verhuizen ze vanzelf naar boven”, legt ze uit, „naar het nieuw gedeponeerde gft-afval”. Over een maand kunnen de bewoners van de Jozef Israëlskade voor het eerst compost oogsten. „Dan nodig ik de buren die meedoen uit en verdelen we de aarde, voor onze kamerplanten en de buurttuin.”
Ook in andere Amsterdamse buurten verrezen de afgelopen jaren wormenhotels: onder andere in de Sarphatistraat, Schimmelstraat, Kraaipanstraat, Eerste Helmersstraat, Zeeburgertuin, Boerderij op IJburg en in de Voedseltuin op het IJplein. De gemeente plaatst binnenkort nog op 25 andere locaties wormenhotels.
Het idee komt oorspronkelijk van Peter Jan Brouwer (55). In 2015 initieerde hij in de Frans Halsstraat het eerste buurt-wormenhotel van Amsterdam. Of – naar eigen zeggen – „misschien wel van de wereld”. Jarenlang had Brouwer een wormenhotel in de meterkast van zijn trappenhuis staan. „Dat ging goed, totdat ik last kreeg van vliegjes. De buren gingen klagen; ik moest iets anders verzinnen. Na een aantal buren te hebben overtuigd, hebben we met subsidie van het stadsdeel een compostbak in de straat gezet. Ik heb een lesje composteren gegeven en bakjes uitgedeeld om het afval in te verzamelen. Sindsdien leegt iedereen die wekelijks in het wormenhotel.”
Volgens Brouwer zijn de wormen niet moeilijk te onderhouden, zolang er genoeg vocht is, ze geen brood, pasta, rijst of gekookte groenten krijgen en de temperatuur in het hotel niet te hoog of te laag is. „Vorige winter was het een paar nachten min 18 graden. Ik maakte me zorgen of de wormen niet zouden bezwijken. Daarom ben ik nu met een ander project bezig: een ondergronds wormenhotel.” Op de J.M. van der Meylaan loopt een pilot met een container van 5 kubieke meter.
Volgens Brouwer leeft een buurt op door de plaatsing van een wormenhotel. „Ik merk het bij mezelf. Eerst kende ik vier of vijf buren, nu ken ik er 150. Als ik mijn emmertje leeg, komen er mensen naar me toe die vragen wat ik doe, of ze polsen of ze mee mogen doen.” Inmiddels hebben twintig gezinnen in de Frans Halsstraat de sleutel van het wormenhotel.
Na installatie van het hotel aan de Jozef Israëlskade bestelde Visch via internet een paar kilo tijgerwormen. „Die kreeg ik in een doos bezorgd door de postbode. Ze zaten gewoon in een plastic zak met wat aarde.” Visch gaat op haar knieën zitten en schuift de onderste klep open. Ze trekt een plastic bak vol percolaat eruit, de zogenoemde ‘wormenthee’. De bak zit zo vol, dat het bruine vocht over de rand op de stoep gutst. „Dat geeft niet”, zegt Visch. „Het is heel vruchtbaar spul, dus wie weet raakt de stoep hier straks mooi begroeid.”