Hij heeft er drie. 3, 8 en 10 jaar oud zijn de jongens, zijn kinderen. Hún kinderen. De kinderen zijn boos. De twee jongsten tonen hun woede, de oudste is meer gesloten. Maar ook die heeft momenten dat hij schreeuwt. De drie zoeken elkaar op, kibbelen de hele dag. Het is vreselijk, zegt hij. Soms moet hij de jongste bij zijn oma achterlaten, anders is het niet te doen thuis. „Om kinderen uit te leggen dat de wereld mooi is, dat mensen mooi zijn, terwijl dit ons is overkomen… dat is moeilijk”, zegt hij in een café net op de grens tussen Molenbeek en het centrum van Brussel. Hij draagt kisten en een spijkerbroek. Zijn platte pet kan de wallen op zijn bleke gezicht niet verbergen.
Toch is het juist die boodschap van schoonheid die Mohamed El Bachiri – 36, Marokkaanse Belg, moslim en zijn hele leven woonachtig in Molenbeek – zijn kinderen probeert mee te geven. Die hij ook de maatschappij wil meegeven, zelfs nadat hij zijn vrouw, hun moeder, bijna een jaar geleden verloor bij de aanslagen in de metro van Brussel.
Op 22 maart 2016 was metrobestuurder El Bachiri thuis. Hij was vrij en sliep nog. Loubna Lafquiri, zijn vrouw, nam wel de metro: naar haar werk. Toen een van haar vriendinnen hem kwam opzoeken en zei dat er een aanslag was gepleegd, of hij contact met haar had gehad, had hij direct een slecht voorgevoel. Hij zag dat Loubna na 9.10 uur niet meer online was geweest en wist genoeg. Hij weet nog dat hij het de kinderen die dag zelf heeft verteld, maar verder is het een waas.
„Ik ben volledig ingestort. Ik kan moeilijk het verschil maken tussen werkelijkheid en nachtmerrie in de dagen erna.”
Gewerkt heeft hij sindsdien niet meer.
Bekende Molenbekenaar
In het jaar dat volgde werd El Bachiri een bekende inwoner van Molenbeek, de Brusselse deelgemeente waar vooral moslimmigranten wonen en waar daders van de aanslagen in Parijs vandaan kwamen. Hij begon met schrijven, als de kinderen sliepen, als een vorm van therapie. Daarna kwam een speech in een kerk in Molenbeek waarin hij zijn antwoord gaf op terrorisme: de liefde. Die moet, zo vindt hij, het uitgangspunt zijn van alle godsdiensten, ideeën en mensen. Ook voor moslims. Het moet de oplossing zijn voor pogingen om ons „uit elkaar te drijven”. Later kwam hij bij de NOS, hij sprak op TEDx-bijeenkomsten en vlak voor Kerst las hij zijn boodschap voor bij het Belgische tv-programma De Afspraak. Het werd het bericht waaraan het land op dat moment blijkbaar behoefte had: het is nog altijd het meest bekeken filmpje van de Vlaamse televisie ooit.
Mohamed El Bachiri op een TEDx-bijeenkomst.
Vorige week kwam uit dit succes een boekje voort: Een jihad van liefde. In korte, heldere zinnen en hoofdstukken van maximaal een paar bladzijdes verkondigt schrijver David Van Reybrouck de boodschap van El Bachiri, „een eerbetoon aan zijn vrouw en een humanistische boodschap van liefde en menselijkheid”.
Het is zijn manier om de nagedachtenis van zijn vrouw te beschermen, om zin te geven aan haar dood en duidelijk te maken dat de islam niet zo hoeft te zijn als het beeld dat is ontstaan, legt El Bachiri uit. „De islam bestaat uit meerdere gedachten, meerdere stromen. Er is niet één echte, enige islam. Ik ben humanist, pacifist, en toch volledig in harmonie met mijn religie.”
Voor de meeste moslims is wat terroristen doen onnoembaar, vreselijk, onbegrijpelijk, vervolgt hij. „Over het algemeen willen moslims uiteindelijk net als iedereen in vrede leven, een familie hebben, werken, houden van anderen, van gehouden worden. Ook voor hen is er niets ergers dan een einde maken aan een leven. Dát is pas God verzoeken: de ander haten uit liefde voor God.”
Oorlogszuchtige teksten in de Koran zijn er volgens hem absoluut, maar die moeten als historische woorden uit de zevende eeuw en nooit letterlijk geïnterpreteerd worden. Zijn islam, waarin ook ruimte is voor twijfel, richt zich tot redelijke mensen, mensen met gezond verstand.
Gefascineerd door geschiedenis
El Bachiri maakte nooit zijn school af. „Ik was een slechte leerling. Ik verveelde me. Ik ben ook nooit goede vrienden geweest met wiskunde, ik werd er ziek van. En dat is nog steeds zo.” Maar dat is volgens hem geen excuus om niet nieuwsgierig te zijn. Hij is gefascineerd door geschiedenis, citeert Arabische poëten, Voltaire en Aristoteles, en vraagt en passant nog even naar de politieke situatie in Nederland. „Nieuwsgierigheid is niet iets uitzonderlijks.” Het is, vindt hij misschien wel, een menselijke plicht.
Verandering moet daarom volgens El Bachiri niet enkel komen vanuit de imam of Molenbeek, maar vanuit iets fundamentelers: openheid. Zelfs al lijken de cultuurverschillen nog zo groot, „we moeten elkaar vinden in het burgerschap”, zegt hij. „Ik hoop dat dit boek de kritische geest van jongeren ontwikkelt. We moeten de islam openen door erover te praten, door ook over andere religies te praten. In alle geloven en filosofieën, ook seculiere, zitten prachtige elementen die ons geweldige dingen kunnen brengen. Daar moeten we jongeren bekend mee maken. We moeten met elkaar in contact komen. Dat zal discussie teweegbrengen, een debat, en dat is zo belangrijk.”
Even lichten zijn ogen op. „Ik hou van discussiëren. De wereld zou zoveel saaier zijn als we allemaal hetzelfde waren. Als je niet op iemand neerkijkt, als je constructief bent, dan kan je volgens mij over alles spreken.” Dan, hoopt hij, zullen jihadistische recruteurs jongeren op straat, via internet of zelfs in radicale moskeeën niet meer kunnen verleiden tot „een ideologie van haat, bloedbaden en moord”.
Bekijk ook: De aanslagen in Brussel in beeldLiefdevolle reacties
El Bachiri zet een eerste stap door zijn ideeën over te brengen, en vooral: de liefde die hij nog altijd heeft, ondanks alles. Zelfs de terroristen noemt hij „broeders”, al zijn het dan broeders die het verkeerde pad hebben gekozen. „Het heeft geen zin om in haat te leven, ik leef van liefde”, houdt hij vol. El Bachiri kreeg op zijn beurt vele liefdevolle reacties van moslims, Belgen, en uit de rest van de wereld. Het was nooit een bewust idee om het zo groot te laten worden, het is „gewoon zo gebeurd”. Maar het doet goed.
“De ander zien glimlachen, hoop zien hebben, die wil om de ander te leren kennen. Dat voedt me. Het is hoop voor mij, voor mijn kinderen, voor onze kinderen.”
Toch is de persoon die dit zegt een ander dan hoe hij zich van binnen voelt, zegt hij. Ergens is wel woede, ook bij hem. „Misschien is het wel uit woede dat ik van liefde heb kunnen spreken.” Om zich heen merkt hij dat mensen klaar zijn om verder te gaan. „We leven in een maatschappij waar alles snel moet gaan, waar de dood wordt verborgen. Je moet doorgaan met leven en niet te veel tijd verliezen.”
Maar daar kan hij nog niet aan denken. Hij slaapt nog altijd slecht. Voetbal kan hem niet meer interesseren. En liefde voor een andere vrouw, daar wil hij nog niet aan denken. „Loubna was mijn vriendin, mijn vrouw, mijn maatje. We lachten samen, we deelden alles. Ik heb een familieleven gehad, ik heb een geweldig leven gehad met een onvervangbaar, geweldig persoon, die voor altijd in mijn hart zal zijn. Je kan omringd zijn door mensen en je toch alleen voelen.”