Mooie foutjes en ongelukjes vormen de humus van wat hij doet, zegt muzikant Erik de Jong, alias Spinvis. Hij lacht er zijn ‘vergissinkje’ – zijn nieuwe album is nog niet uit, zijn theatertournee al wel begonnen – op charmante wijze mee weg. Op de première van het theaterprogramma Trein/Vuur/Dageraad, tevens titel van het komende Spinvis-album, hoort zijn publiek dus veel liedjes voor het eerst.
Ja die plaat, die had natuurlijk af moeten zijn, knikt Erik de Jong in een Utrechts koffietentje. Maar het laat zich niet afdwingen, en zo’n tournee langs de theaters is twee jaar eerder al ingepland. Hoeveel tijd je ook hebt, het echte werk doe je pas als de deadline nadert, zegt hij. Het is iets psychisch. Teksten maken, inzingen, strijkers en blazers opnemen met de muzikanten, het mixen. Alles heeft zijn volgorde, zegt hij, zeker eerst op papier. „Tot bepaalde woorden niet zingbaar blijken, of er te weinig ademmomenten in de melodie zijn. Dat merk je pas als je het inzingt. Of wat ik echt ingrijpend vind: dat je ineens je liedje anders begrijpt. O, wácht. Het gaat over héél iets anders… En dan moet je terug naar de tekentafel.”
Zijn nieuwe album en tournee gaan over ouder worden. Erik de Jong uit Nieuwegein is nu 56 jaar en heeft dus „meer verleden dan toekomst”. En dat mistroostige gegeven zette de muzikant met de grijze krullen aan het denken. Of je het product bent van keuze en van toeval. Dat je veel minder vrije keuze hebt in je leven dan je denkt. Dat je weinig te zeggen hebt over het huis waar je bent geboren en getogen, de muzieksmaak van je ouders, de keuze van je scholen, de vriendjes die je maakt. Hoe je roots zijn bepaald. Als een soort bouwtekening van je leven? „Ja. Er is een marge, maar het spoor van je leven is al getrokken. En dat probeer ik te vertalen in Trein/Vuur/Dageraad.”
Wat betekenen deze woorden?
„Het zijn drie mooie woorden die ik een jaar of vier geleden zomaar in mijn telefoon zette omdat ze me inspireerden. Bij elkaar vormen ze een mooi levensgevoel. Bij een trein zie ik een constant veranderend uitzicht, net als het leven dus. Het vuur staat voor gevaar, zowel de vernietiging als de brandstof, de passie, waar het allemaal vandaan komt. En bij dageraad voel ik hoop.
„Mijn vader was wiskundige. Volgens hem waren twee punten op een lijn niets bijzonders. Zodra drie punten een rechte lijn vormen, dán is er wat aan de hand. Dat is bij woorden ook zo. Twee woorden, neem auto en wolk, is niets. Als ik auto, wolk, schaar zeg, gebeurt er iets, er ontstaat een verhaaltje. Je gaat er verbinding tussen zoeken.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/02/data9135461-66d3b2.jpg)
In hoeverre is uw leven bepaald door toeval?
„Meer dan je geneigd bent te denken. Ik herinner me nog veel kleine triviale gebeurtenissen uit mijn jeugd. Hoe ik sta op het schoolplein, in een winkel. Wat mijn vader zei. Het zijn scènes die niet belangrijk zijn, maar je bouwt je zelfbeeld op aan de hand van die herinneringen. Al zijn die niet altijd waar, je kunt je vergissen, je kunt ze oppoetsen, ze zijn soms van anderen. Mijn moeder denkt bijvoorbeeld dat ik heel goed kan schaatsen. Ik kan écht niet schaatsen. De kapperszaak tegenover mijn ouderlijk huis bleek naast het huis. Altijd al. Hoe betrouwbaar is je herinnering, wie ben je dan? Je zelfbeeld is ook maar toeval.”
Toeval is een fascinerend begrip. Het past niet zo erg in onze hoofden.
„Dat gegeven fascineert me zo. Het feit dat iedereen op een avond bij elkaar zit in de schouwburg. Al die losse draadjes, even als een spaghetti bij elkaar, tot ze allemaal weer uit elkaar schieten. Hop, allemaal weer je leven in.
„De mens is een religieus wezen. Structuur, controle, daar houden we van. Dat we elkaar maar vasthouden in het luchtledige, vergeten we graag even. Een mooie metafoor.”
In een in NRC geplaatst opiniestuk ageerde u tegen beeldspraak en metaforen. Ze versimpelen niet alleen, ze misleiden ook.
„Ja. Bij een tentoonstelling van fotograaf Anton Corbijn werd ik uitgenodigd om een stukje te schrijven over iets ‘waar je tegen bent’. Mij leek een pamflet tegen beeldspraak wel geestig bij een foto-expositie. Beeldspraak is alomtegenwoordig. We zien onszelf door de vervormende lens van beeldspraak. Na een tijdje rouwen ‘moeten we het maar verwerken’, alsof je een machine bent. De ‘strijd die je verliest’ bij kanker.
„De waarheid is natuurlijk dat mijn beeldspraak in liedjes een wereld maken. Ik ben mijn hele leven al bezig met collages. Het samenbrengen van beelden die niet per se bij elkaar horen, dáár zit een sleutel.”
Ik ben mijn hele leven al bezig met collages. Het samenbrengen van beelden die niet per se bij elkaar horen, dáár zit een sleutel.
Het album Trein/Vuur/Dageraad opent met de poëtische schets van de titelsong die hij ooit opnam op zijn telefoon. Zachtjes de melodie zoekend op gitaar zingt De Jong: „Tussen liefde aan de linkerkant, en rechts de eeuwigheid. En in ieder land een vaderland, een overkant en jij bent de trein het vuur de dageraad, wie je worden gaat, wie je vroeger bent geweest.” Als die atypische zangstem – zacht, hees, zeurderig monotoon soms, vaker geruststellend – klinkt, vergeet je dat het alweer vijf jaar sinds zijn vorige album was. Hij is er direct weer, met die stem die hij „zijn lot” noemt. Lang vond De Jong zijn geluid „heel lastig”. „Ik maakte altijd instrumentale muziek, speelde in bandjes waar andere mensen in zongen. Maar eigenlijk vond ik zingen het allerleukste. Ik wil dat. Wat je dus hoort, is iemand die weet dat hij niet kan zingen maar het toch gewoon doet omdat hij het moet doen.”
Het gaat om durven lelijk te zijn, verduidelijkt hij. Al klinkt dat moediger dan hij soms is. De eigenzinnigheid en originaliteit van zijn liedkunst is minstens zoveel geprezen als bekritiseerd. „Als je dit werkt doet, moet je je al snel zien te verhouden tegen kritiek. Maar ik kan me geen dikke huid veroorloven, dan zou ik niets moois meer kunnen maken. Mijn gevoeligheid is juist waar ik het vandaan haal.”
Van dichter Simon Vinkenoog leerde hij relativeren. „Na een slechte kritiek zei hij: ‘Alles in het universum heeft een plus- en een minpool. Jij bent de ene, en ik de andere, en daarom bestaat het.’ Dat was een volkomen kulantwoord. Maar het maakt dus niet uit, mooi of lelijk. Het ís.”
Het is net als geluk voelen. Dat waait ineens door je heen. Aaaah.
Live speelt Spinvis tegen een achtergrond van een door de computer geselecteerde random beeldcollage – ‘toevalskunst’. Het levert bloedstollend mooie momenten op, scherpe noten, opwindende gitaarriffjes, klein, zacht, intiem. Elk nummer heeft een ander muziekidioom. Aanvankelijk stond hem iets „kaals en elektronisch” voor ogen. „Heel abstract, gestript en gestileerd met enkele associatieve teksten.” Toch kwam hij weer uit bij gitaar en piano spelen. En teksten van de liefde en de dood.
Particuliere gedachten, overpeinzingen op zachte klanken, Spinvis heeft er patent op. Soms is hij concreet, soms zijn het flarden en ingevingen. Hoe we zeven jaar later gewoon naar Artis gaan omdat dingen daar nooit voorbij zijn. En alles er een beetje ‘jij’ is.
Er zijn momenten, zegt De Jong, dat zijn gevoeligheid groter is. Dan staan de antennes goed, is hij buitengewoon alert en lijkt alles om hem heen bruikbaar. Nee, zo’n moment is niet op te roepen. „Het is net als geluk voelen. Dat waait ineens door je heen. Aaaah.”
U bent een meester in het vangen van kleine gelukjes.
„Ik probeer in mijn teksten erg de ironie niet binnen te laten. Ik zoek de liefde. De schoonheid in het echte. Op je achttiende maak je graag alles belachelijk. Als je daar je hele leven in blijft hangen, mis je een belangrijke verdieping. Wat wél mooi en waarlijk is. Daar ben ik nu. Ik wil niet in die cynische modus blijven. Je ontzegt jezelf zoveel.”
Van wie heeft u dat?
„Mijn ouders waren links actief, ik groeide op in de jaren zeventig. Het kwam allemaal wel goed. Nu weet ik, dat ís niet zo, het komt soms niet goed, maar het positieve is gebleven. Op mijn eerste plaat liet ik een karakter zingen: ‘Een tijdje terug reed ik een fietser dood. Maar gelukkig heeft geen mens me gezien’. Dat vond ik toen punk en grappig. Maar zoiets kan ik niet meer zingen. Het is geen goede geestigheid. Té makkelijk.”
Makkelijk is niet goed?
„Als het moeilijk is, is de kans op falen groter. Als je onderuit kunt gaan, is dat niet leuk, maar als het wel lukt is de bonus groter. Succesliedjes als ‘Bagagedrager’ heb ik al gemaakt. Nóg zo’n soort liedje kan ik wel weer maken, maar dan zet je de trein stil. Ik vind eenzelfde grapje voor publiek maken al naar. Dan voel ik me een beetje vies.”
Op het album figureren weer veel personages. Waar vindt u die?
„Bij de PTT, waar ik een tijd werkte voordat ik kon leven van de muziek, zag ik veel verschillende mensen. Dat is nog steeds mijn kapitaal. Anders had ik enkel gelijkgestemden om me heen gehad. Ik stelde de mensen die ik ontmoette altijd vragen: hoe is je leven? Hoe is het gekomen? Al die geschiedenissen zitten nog in mijn hoofd.
„Ik zie liedteksten ook wel als een soort polaroidfoto. Uit de mist ontstaan langzaam de mensen op de foto. Eerst de karikatuur die langzaam milder wordt, en dan meer lagen krijgt.”