Op de dag dat collega Toef Jaeger in deze krant schreef dat de werkelijkheid de literatuur binnendringt en dat daarom recensenten wellicht anders moeten gaan recenseren zag ik DAD, een solovoorstelling van Nasrdin Dchar, die louter uit werkelijkheid lijkt te zijn opgetrokken.
Dchar vertelt over zijn Marokkaanse vader, die in Nederland zijn geluk kwam beproeven en werk vond in een fabriek. En hij vertelt over zelf vader worden, over opgroeien in het Brabantse Steenbergen, over de protesten tegen de vestiging van een asielzoekerscentrum in Steenbergen en over zijn zorgen over de groeiende en openlijke haat tegen ‘buitenlanders’ in Nederland. Zo komt hij bij het punt dat hij, zoals Dchar ook in werkelijkheid deed, de beweging Ieder1 aanzwengelt, een beweging die ergens vóór is, nergens tegen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/03/web_1103zatdchar_1.jpg)
Veel hiervan is zo algemeen of bekend uit de krant dat het niet erg bijzonder aandoet. Dchar is een charmante verteller, die soepel in en uit de rol van zijn vader schiet, maar diens migratieverhaal verschilt nauwelijks van dat van andere gastarbeiders. Als Dchar zijn spreekbeurt op school over Marokko naspeelt, lijkt DAD wel een cursus Marokko voor beginners. Net als de uitleg over Marokkaanse thee past het bij zijn poging het aardige en gewone van de Marokkaanse cultuur te benadrukken.
Protesten in Steenbergen
Theatraal interessant wordt het als Dchar bij de protesten in Steenbergen de demonstranten herkent. De vader van zijn jeugdvriend Mike vertelt op tv zelfs dat het misgaat met Nederland. En als Dchar Mike opbelt, geeft Mike zijn vader gelijk. Het dramatisch hoogtepunt van DAD volgt als deze vader bij Dchar zijn voicemail inspreekt. ‘Ik heb niks tegen jou of tegen jouw familie’, zegt hij. ‘Maar de narigheid komt altijd uit dezelfde hoek.’ Waarna hij warme herinneringen aan Dchar en zijn vader ophaalt.
Dchar wil niet psychologiseren of duiden. Hij geeft geen commentaar op die reacties en de gespletenheid van Mike’s vader, maar zet er zijn eigen verscheurdheid tegenover. Wil hij dat zijn kind opgroeit in een land waar hij zich zorgen moet maken hoe er naar het kind wordt gekeken? En Dchar geeft een opsomming van wel twintig negatieve benamingen voor hem, van uitkeringstrekker en banendief tot testosteronbom en loverboy. Dat zegt genoeg.
Uiteindelijk besluit Dchar toch dat de wieg van zijn kind in Nederland moet staan. Een reden geeft hij niet, maar het volgt op de voicemail en op het droogkomische verhaal van zijn vader over armoede in Marokko. Zijn reactie is: ik ga strijden voor een betere toekomst voor mijn kind, voor eenheid in diversiteit.
Voor Ieder1
Zo is DAD autobiografie, missiewerk en pamflet tegelijk, en toch ook een gehaaide, gekunstelde monoloog, zoals die alleen in het theater past en mogelijk is. Het is niet te vergelijken met wat schrijvers als Hafid Bouazza, Abdelkader Benali en Mustafa Stitou in hun boeken vertelden, en ergens ook wel. Dchar zet alleen een stap de andere kant op, die van direct contact. Daar past bij dat Dchar tot tien minuten voor aanvang voor de deur van de zaal met bezoekers op de foto gaat en zonnebloempitten in puntzakjes verkoopt. Het werk dat zijn arme vader in Marokko deed, vertelt hij later.
De laagdrempeligheid en de directheid maken dat het je niet verbaast als Dchar na een half uur in de voorstelling aan bezoekers vraagt hoe zij vinden dat het met Nederland gaat. Hij is voortdurend zo quasi zichzelf dat je het niet eens uit je rol stappen kan noemen. Die bezoekers zijn een verhaal apart: vrijdag in Rotterdam waren er naar schatting zeven of acht keer zoveel vrouwen als mannen en meerdere vrouwen met hoofddoekjes - een zeldzaamheid in een Nederlandse schouwburg.
Het is knap hoe Dchar en co-scenarist en regisseur Floris van Delft met DAD de alledaagse werkelijkheid en de actualiteit het theater binnenhalen. Het leidt tot een voorstelling die ons allemaal aangaat: alle bezorgde burgers, alle moslims, alle atheïsten, alle Steenbergers. DAD is voor Ieder1.