Bob Ross lijkt weer helemaal terug. Niet alleen ging een fake Bob Ross-filmpje viral waarin hij de kuif van Donald Trump schilderde; ook speelt zijn karakteristieke schilderstijl een rol in de plot van de nieuwe film van Eddy Terstall en Erik Wunsch (Meet me in Venice).
Je hebt de generatie voor en na Bob Ross; mensen die de tv-programma’s van de zoetgevooisde landschapschilder camp vinden, en mensen die geen idee hebben waar je het over hebt. Bob Ross is dan ook zo’n beetje het referentiepunt voor het bepalen van de doelgroep van Alberta, een film over een rondneukende reclameman die ondanks huis en haard zijn midlifecrisis nog één keer vrij baan geeft door met pruilmeisje Alberta naar Canada te vertrekken om zich à la Bob Ross vrij te schilderen.
Deze Freek (Daniël Boissevain) is zo tragisch-lamlendig neergezet dat het vanzelf weer grappig wordt. Veel subtekst is er niet. Wat dat betreft is de film zelf ook een Bob Ross-schilderij. Met een paar razendsnelle nat-in-nat-streken heb je al effect.
Alberta zwelgt niet alleen in de grootste clichés over de mannelijke midlifecrisis die je kunt verzinnen, de film heeft ook zelfspot genoeg om er de draak mee te steken. Dat is voornamelijk te danken aan Bread en Butter, twee droogkomische Canadese mounty’s gespeeld door de Amerikaanse komieken Chip Bray en Lee M. Ross, die in Nederland in de jaren tachtig furore maakten met theatergroep Pigeon Drop.
Bread en Butter vertegenwoordigen de stem van de empathie. Met hun traditionele waarden blijken ze vrijere geesten dan Freek en zijn hippe wereldje en zetten ze de deur open voor een utopisch einde waarin de patchwork-familie zegeviert. Hiermee bewijzen Terstall en Wunsch zich wederom als uitvinders van hun eigen genre: zedenschetsen over de steeds maar weer veranderende sociale mores en familiewaarden.