IN
‘Als consultant voor ING houd ik me bezig met de ontwikkeling van de bank in verschillende Europese en Aziatische landen. Hiervoor ben ik zo’n drie tot vier maanden per jaar op reis, om bevindingen te verzamelen die ik – eenmaal terug in Amsterdam – presenteer bij de bank. Voordat ik via een headhunter bij ING terechtkwam, deed ik soortgelijk werk. Al maakte ik toen wel langere dagen. Dan werkte ik regelmatig tot laat in de avond en moest ik in het weekend zo vaak aan de slag, dat mijn sociale leven eronder begon te lijden. Al met al werkte ik toen zo’n zeventig uur per week. Bij ING is dat op papier veertig, maar meestal komt het neer op zo’n vijftig uur.
„Over mijn salaris heb ik niet onderhandeld. Ik ging ervan uit dat het wel redelijk vast zou liggen. Bovendien verdien ik meer dan genoeg en krijg ik gratis openbaar vervoer, korting op mijn verzekeringen, een laptop en een telefoon. Bij mijn vorige baas waren de secundaire arbeidsvoorwaarden nog iets beter. Ik kreeg toen een auto van de zaak. Maar nu maak ik minder uren, dus in feite ben ik erop vooruitgegaan.
„Voorlopig zie ik mezelf nog wel bij ING werken, ik wil me verder ontwikkelen. Toen ik als 21-jarige begon, had ik bijvoorbeeld minder ervaring in het onderhandelen met oudere werknemers. Op den duur lijkt het me interessant meer bezig te zijn met de digitale innovatie van de bank.”
UIT
‘Ik heb momenteel geen huis, dus ook weinig vaste lasten. Ik slaap per week op zo’n vijf verschillende locaties en leef uit mijn koffer. Eén dag per week ben ik bij mijn ouders in Den Haag om een was te draaien, en ik logeer vaak bij mijn zus in Leiden, of bij vrienden die ik ken via couchsurfing – een online netwerk waarop je mensen kunt vinden waarbij je mag logeren. Ik kook voor de mensen bij wie ik slaap en ik betaal de rekening als we iets leuks gaan doen. Ik wil niet dat ze me als een profiteur zien.
„Elk weekend ben ik in het buitenland om pannenkoekenfeesten te organiseren, daar begon ik zo’n zeven jaar geleden mee. Ik studeerde in Hongkong, waar studenten afwisselend voor elkaar kookten. Ik kon niet echt koken, dus bakte ik altijd pannenkoeken. Terug in Amsterdam werkte ik zo veel dat ik mijn vrienden nooit meer zag. Eén keer per week een pannenkoekenfeest was de oplossing. Wat begon met een kleine groep vrienden, groeide uit tot een wekelijkse avond met honderd man. Inmiddels heb ik de feesten in 37 landen georganiseerd en krijg ik steeds vaker reiskosten en verblijf vergoed, door de hostels waar ik het feest organiseer.
„Al dat reizen ben ik ook weleens zat. Ik heb weinig vaste mensen met wie ik mijn ervaringen kan delen, dat voelt soms eenzaam. Ik ga nu wat minder weekenden weg, zodat ik ook naar de verjaardagen van familie kan.”