Vlnr: Dick van Egmond, Jasper van Uden, Mirjam de Blécourt, Hendrik Jan Biemond.

Foto Olivier Middendorp

Interview

Vier ‘Zuidassers’ over de politiek: ‘De gewone man op straat bestaat niet’

Zuidas Hoe denken advocaten en adviseurs over politiek en verkiezingen? Vier ‘Zuidassers’ met een politieke kleur spreken zich uit. „Het is heel belangrijk dat wij afstand nemen van waar Wilders voor staat.”

Politiek betrokken zijn en op de Zuidas werken, dat is lastig. Het idee van NRC was simpel: een debat, in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen, tussen consultants, bankiers en advocaten die actief lid zijn van een politieke partij.

Alleen de organisatie viel tegen. Weinig professionals uit de zakelijke dienstverlening zijn openlijk lid van een partij.

Zeker vijf mensen, van CDA tot GroenLinks, voelden zich ongemakkelijk bij het idee hardop over hun partijvoorkeur te vertellen. Of hun bazen maakten bezwaar.

Een consultant van D66 en drie advocaten van de VVD, het CDA en de PvdA wilden wél. Zij vinden het leuk en zelfs belangrijk om mee te werken. Hendrik Jan Biemond (Allen & Overy, PvdA) doet mee omdat hij zich zorgen maakt over de opkomst van Donald Trump in de VS en Geert Wilders in Nederland. „We kunnen wel achteraf gaan demonstreren, maar het is beter om vooraf iets te doen. We kunnen niet zeggen: we zien wel, dit waait wel over.”

We ontmoeten elkaar in de Nieuwe Poort, een centrum voor zingeving. Het is neutraal terrein, tussen de torens van de Zuidas. Al ligt het kantoor van Biemond een kilometer verderop aan de Apollolaan. „Dat is de verlengde Zuidas”, grappen ze onderling.

Biemond (47) en Mirjam de Blécourt (52, Baker McKenzie, VVD) kennen elkaar, ze werken wel eens samen voor dezelfde cliënten. En een paar jaar geleden, eind 2013, gingen ze nog samen in toga de straat op uit protest tegen de bezuinigingen op de rechtsbijstand van dit kabinet. „Best uniek dat we met zo’n grote groep waren”, vertelt Biemond, „want advocaten zijn nogal individueel ingesteld”.

De andere twee deelnemers zijn wat jonger en ontmoeten elkaar voor het eerst. Jasper van Uden (De Brauw, CDA) is 26 en Dick van Egmond (Accenture, D66) is 30. „Wat leuk dat jij zo veel weet en zo betrokken bent”, roept De Blécourt enthousiast tegen Van Uden (CDA), bijvoorbeeld als het gaat over de Europese Unie.

We lopen vijf stellingen langs, over politieke en financieel-economische thema’s. En wat de ideale regeringscoalitie zou zijn volgens deze Zuidassers.

1 Net als Haagse politici weet ook de Zuidas niet wat de problemen van de ‘gewone man’ op de straat zijn.

De Blécourt: „Ik vind dit nogal een gekleurde stelling. We zitten hier in een bubbel, dat valt niet te ontkennen. Maar veel mensen om mij heen zijn maatschappelijk betrokken. Ook de bedrijven hier. Wij doen samen met Accenture aan vluchtelingenwerk.”

Van Egmond: „Klopt. We proberen jonge vluchtelingen hun talenten te laten aanspreken. Ik geef programmeerles aan een groep vluchtelingen. Dat is typisch iets wat je overal ter wereld kunt gebruiken. Eén van hen heeft nu een stageplek gevonden bij een bureau voor webdesign.”

Biemond: „Komen ze dan ook bij júllie terecht?”

Van Egmond: „Dat zou best kunnen.”

Biemond: „Ik herken dit wel, wij doen ook van alles. We reiken een helpende hand, maar de vraag is toch of die werelden ook echt bij elkaar komen.”

Van Egmond: „Dat is pessimistisch gezien. Natuurlijk komen ze bij elkaar. Met één actie verander je de wereld niet, maar alle beetjes helpen.”

Biemond: „Ik ben het best wel eens met deze stelling. Dit is het grootste probleem.”

De Blécourt: „Het is lastig om je hierin te verplaatsen, ook voor mij. Hoe is het als je geen geld hebt om eten te kopen en naar de voedselbank moet? Maar we proberen het wel. Het is niet dat de Zuidas niet wíl.”

Biemond: „Het begint met het bewustzijn dat we een probleem hebben. Kijk naar de Brexit. De hele Londense City was verrast door de uitkomst van het referendum. Wij moeten niet denken dat we op een eiland zitten. We moeten hier iets mee, als Zuidas.”

Van Uden: „Ik denk niet dat we Máxima hoeven te citeren, ze zei dat ‘dé Nederlander’ niet bestaat. Maar toch: de gewone man op de straat bestaat niet. De problemen zijn zo divers dat je die niet met één pakket maatregelen kunt oplossen. Politici weten volgens mij best wat er leeft in de samenleving. Ik vind wel dat Den Haag meer uitleg moet geven aan burgers. Vaak verschuilen politici zich achter Europa, terwijl het dan gewoon hun eigen beslissingen zijn geweest. Dat is niet goed voor het vertrouwen in de politiek.”

Biemond: „Politici en media, ook NRC, zijn zo bang om de stem van het volk te missen dat er een overconcentratie bestaat op wat ik maar even de Albert Cuypmarkt-interviews noem. Het slaat door. We zoeken toch naar politici die voor de troepen uitlopen. Die zeggen: ‘Ik vind dit en ik ga jullie overtuigen waarom.’ Daar is een gebrek aan.”

Van Uden: „Het is toch een wisselwerking van in gesprek gaan en zelf met ideeën komen? De versnippering en verschuivingen tussen politieke partijen zijn nu zo groot, met goede ideeën kun je mensen ook weer overtuigen.”

Biemond: „Ik ben bang dat politiek Den Haag het populisme versterkt. En de media doen daaraan mee. Kijk naar die open brief van premier Rutte laatst, die advertentie. Dat vond ik stuitend. Dat is populisme light en werkt juist niet verbindend.”

De Blécourt: „Ik vind dat Rutte wel verbinding heeft gelegd.”

Van Egmond: „Vind je dat die brief verbindend werkt?”

De Blécourt: „Nee, nee, niet die brief – mensen kunnen fouten maken. Maar ik vind dat híj, Mark Rutte, in de afgelopen regeerperiode overall wel de verbinding heeft gezocht.”

2 Om het investeringsklimaat in Nederland te bevorderen moet de vennootschapsbelasting flink omlaag.

Van Egmond: „Een goed investeringsklimaat gaat over veel meer dan de vennootschapsbelasting. Er is een enorme strijd om talent. Daarvoor zijn allerlei zaken van belang: de bereikbaarheid, het onderwijs. Zijn hier fijne huizen? Is er een mooi cultureel aanbod? Belastingmaatregelen zijn daar ook een onderdeel van.”

Biemond: „We moeten het belang van de vennootschapsbelasting niet overdrijven. De opbrengst voor de schatkist is relatief beperkt en niet doorslaggevend voor de effectieve belastingdruk van bedrijven.”

De Blécourt: „Ik vind het wél de belangrijkste factor om de internationale vennootschappen hier te behouden. Die brengen zoveel banen mee. Het is heel belangrijk dat de vennootschapsbelasting omlaag gaat. Als we niet concurreren met de ons omringende landen, verplaatsen ze hun kantoor.”

Biemond: „Het verschil tussen bruto- en nettoloon is volgens mij veel belangrijker. Loonkosten zijn de belangrijkste factor voor het bedrijfsleven.”

De Blécourt: „In andere landen zijn de arbeidskosten al lager. Dus als de vennootschapsbelasting dat óók nog eens is, zie ik de internationale bedrijven hier wegtrekken.”

Van Uden: „Eens. We moeten naar de internationale concurrentie kijken, naar de VS, naar het Verenigd Koninkrijk en China. En het midden- en kleinbedrijf moet ook kunnen profiteren. Het mkb zorgt hier voor 70 procent van de werkgelegenheid. Daarom vind ik dat we naast het verlagen van het tarief ook de eerste, laagste schijf van de vennootschapsbelasting moeten oprekken, naar een half miljoen euro.”

Van Egmond: „We moeten dit Europees regelen. De verschillen moeten minimaal zijn, zodat landen niet tegen elkaar worden uitgespeeld.”

3 Het is goed dat de financiële sector met strenger toezicht en hogere buffereisen aan banden is gelegd.

De Blécourt: „Het was duidelijk dat het vertrouwen in de financiële sector moest terugkomen. Dat is nog niet helemaal zo. Ik hoor het op elke borrel.”

Van Uden: „Als we dit eerder hadden gedaan, was het nooit zo uit de hand gelopen. We moeten er wel voor waken dat de regels niet te star worden.”

Biemond: „Zo gaat dat vaak met regelgeving: het slaat door in de uitvoering. Het is goed dat het externe toezicht op de financiële sector is verstevigd, alleen ik zie nu ook de neiging van toezichthouders om op de stoel van de bestuurders te gaan zitten. Een recipe for disaster.”

De Blécourt: „Eens! Ja, we hebben hier voorbeelden van, maar die kunnen we natuurlijk niet noemen.”

Van Uden: „Voor de ‘gewone man’ is het lastiger geworden om een hypotheek te krijgen. De financiële dienstverlening gaat vaak halsstarrig en strikt met regels om. De regels laten geen ruimte voor maatwerk.”

Biemond: „Enige vorm van toetsing en controle lijkt me goed. Alleen een toezichthouder moet niet de samenstelling gaan bepalen van een raad van bestuur of raad van commissarissen. Dat kunnen financiële instellingen zelf het beste.”

De Blécourt: „Goed hoor, Hendrik Jan. We zouden een leuk setje zijn, jij PvdA en ik VVD! Als het vertrouwen helemaal terug is, kun je de teugels best weer een beetje laten vieren. Maar ik snap ook dat men daar nu nog voorzichtig mee is.”

Van Uden: „Het is vooral een kwestie van ethiek en moraal. Door een gebrek aan moraal heeft het vertrouwen in de financiële sector een klap gekregen. Dat wantrouwen is overigens breder. Het treft ook de politiek, de commerciële sector, de hele Zuidas. Herstellen van vertrouwen kost gewoon tijd.”

4 Nederland moet voorop lopen in de strijd tegen klimaatverandering.

Van Egmond: „Hier zet ik een joker in. Ik zeg volmondig ja! Een voortrekkersrol voor Nederland zou ik echt prachtig vinden. Klimaatverandering is echt ons grootste probleem.”

Biemond: „Helemaal eens. Maar wat houdt dat dan in, koploper zijn?”

Van Egmond: „Kijk naar Denemarken, dat is de grootste producent van windmolens. Daar hebben ze al jaren plezier van. Misschien moeten wij ons in Nederland richten op zonnepanelen.”

De Blécourt: „Innovatie is het belangrijkst. We moeten ons op slimme dingen richten, zoiets als zonnepanelen die in glas zijn verwerkt.”

Van Egmond: „Ik ben op dit punt trots op D66. De andere partijen laten het hier afweten.”

De Blécourt: „Ik vind het stimuleren van innovatie echt belangrijker dan een verdragje sluiten en zeggen dat we ons daaraan moeten houden. Bekijk het vanuit de ondernemerskant.”

Van Uden: „Eens, de overheid moet het klimaat scheppen voor innovatie. En moet meer doen aan bewustwording. Iedereen moet weten hoe groot zijn of haar eigen ecologische voetafdruk is, en wat de invloed daarvan op het milieu is. Zet vooral zelf die eerste stap, bijvoorbeeld door minder lang onder de douche te staan.”

De Blécourt: „Ja, je kunt dit heel makkelijk zelf beïnvloeden. Minder vlees eten, geen vervuilende shampoo gebruiken. Dat moeten we eerst doen, voor we over het sluiten van kolencentrales gaan praten.”

Biemond: „Jullie draaien het om. Ik denk dat mensen zich juist ontzettend bewust zijn van het milieuprobleem, maar dat de overheid geen harde keuzes durft te maken. De nieuwe regering moet hier het voortouw in nemen. En niet zeggen: eerst allemaal een andere shampoo.”

De Blécourt: „Jij zegt dat badinerend, maar zo bedoel ik het niet. Zelf een stap zetten is heel simpel.”

Van Egmond: „Als je zegt dat we korter moeten douchen, zie je ernst van het probleem niet. We moeten de uitstoot van CO2 significant naar beneden brengen. Dat moeten we sturen met wet- en regelgeving.”

Biemond: „We kunnen dit alleen aanpakken in internationaal verband.”

Van Egmond: „Ja, zeker, maar er zijn aanjagers nodig. We moeten het goede voorbeeld geven, dat geeft onze economie ook een boost.”

5 Het is goed dat alle grote politieke partijen de PVV van Wilders uitsluiten voor regeringsdeelname.

De Blécourt: „Het belangrijkste bezwaar tegen de PVV is dat ze geen apparaat hebben om mee te besturen. Net als bij de LPF destijds. Ze spelen een goede rol om iedereen wakker te schudden. Maar meeregeren is een brug te ver.”

Van Uden: „Politieke partijen kunnen er niet om heen dat Wilders onderwerpen naar zich toetrekt. Hij legt zorgen bloot die een groot deel van de bevolking heeft, en dat doet hij goed. Maar heel praktisch: met zijn oplossingen is het eenvoudig om vast te stellen dat een coalitie met de PVV er niet in zit.”

Biemond: „Het mag van mij wel iets principiëler. Mijn partij staat zo ver van Wilders af, dat samenwerken echt onmogelijk is. Ik maak me hier veel zorgen over. Het is heel belangrijk dat wij afstand nemen van waar Wilders voor staat.”

De Blécourt: „Veel mensen die op hem stemmen, doen dat uit protest, niet omdat ze zijn gedachtengoed aanhangen.”

Van Uden: „Ik maak me er het meeste zorgen over dat het de brede volkspartijen VVD, CDA en PvdA maar niet lukt om kiezers te overtuigen dat hun oplossingen beter zijn dan het geroep van Wilders. Daar ligt de grootste verantwoordelijkheid. Tegen burgers zeggen: we snappen jullie zorgen, maar wij bieden werkzame oplossingen. Het is spijtig dat dit vooralsnog niet lukt.”

Biemond: „Het komt ook door deze coalitie, van links én rechts. Het kabinet heeft goede dingen gedaan, maar het waren steeds compromissen. Het is dan lastig om de uitgesproken linkse of rechtse stemmer tevreden te houden. Ik zie dit jaar een herhaling van 2002. Na de Paarse kabinetten gebeurde dit ook.”

Het gesprek komt op de vraag wat er volgens de Zuidassers ná de verkiezingen op 15 maart moet gebeuren.

Biemond: „Het beste voor het land is een links kabinet. Dan komt er het meeste aandacht voor de kloof in de samenleving. Dus met de PvdA, de SP, GroenLinks en D66.”

Van Egmond: „Zo progressief mogelijk, liefst ook met de VVD erbij.”

De Blécourt aarzelt of ze hier wel iets over wil zeggen. Ach kom, zegt Biemond, alsof wij hier écht iets over te zeggen hebben. Dat is ook weer waar. Dan steunt ze Van Egmond: „Paars plus, dat zeg ik ook.”

Van Uden: „Ik wil ook meedoen.”

Biemond: „Met het CDA erbij hebben we een regenboogcoalitie. De vraag is of dat werkt.”

Van Uden: „Volgens mij werkt een regering door het midden het beste. Over links of met de VVD, dat kan allebei.”

Biemond: „Je snapt dat ik teleurgesteld ben als je nu de VVD als voorkeur noemt!”

Van Uden: „Het moet een regering zijn die de aansluiting weet te vinden, in de brede samenleving, dus niet alleen bij progressieve mensen of alleen bij die zogenoemde boze burgers. We moeten oplossingen voor iederéén zien te vinden.”

De Blécourt: „Jij wordt nog wel eens lijsttrekker.”