Hoe het kan dat zoveel nepkunst voor echt doorgaat

Kunstvervalsingen Nog nooit zijn in korte tijd zoveel kunstvervalsingen aan het licht gekomen. Geavanceerde apparatuur bleek betrouwbaarder dan het oog van kunstkenners en handelaren.

Een strafzaak die de kolommen van deze krant niet haalde: in oktober veroordeelde de rechtbank in Zwolle recreatieondernemer Kerst W. tot negen maanden gevangenisstraf wegens oplichting en valsheid in geschrifte.

De zakenman uit het Overijsselse Wanneperveen had een schilderij van Vincent van Gogh wereldwijd te koop aangeboden. Het doek, een onbekende voorstudie met een vraagprijs van 15 miljoen euro, ging vergezeld van documenten van het Van Gogh Museum.

Een kunsthandelaar uit Brabant toonde serieuze interesse. Toen hij contact opnam met het Van Gogh Museum werd duidelijk dat Kerst W. hem bedroog. In een brief aan Kerst W. waarin de museumexperts hadden aangegeven dat het schilderij niet aan Van Gogh kon worden toegeschreven, was het woordje ‘niet’ weggehaald. In een tweede vervalste brief gaf het museum zelfs aan het werk te willen kopen.

Gouden tijden

Kerst W. is een van vele oplichters die profijt proberen te trekken van de groei van de kunstmarkt. In tien jaar tijd verdubbelde de wereldwijde kunstverkoop naar ruim 60 miljard euro per jaar. In Azië, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika stonden nieuwe verzamelaars op en vele miljardairs ontdekten kunst als een alternatief beleggingsobject. Vooral de prijzen voor triple A-kunstenaars blijven maar stijgen.

Gouden tijden dus voor kunstvervalsers. Oude meesters, impressionisten, twintigste-eeuwse kunstenaars als Picasso, De Kooning en Bacon, minimalisten als Agnes Martin, maar ook Ming-vazen, Louis XV-meubels en tribal art – alle gewilde kunst trekt zwendelaars aan.

Kerst W. is niet meer dan een lompe ladelichter. Vergelijk hem met de personeelsleden van de nationale musea in Oezbekistan en het Turkse Ankara, die kunstwerken uit het depot door matige kopieën vervingen. De originelen verkochten ze op de zwarte markt, tot ze tegen de lamp liepen.

2016 was het jaar van de kunstvervalsingen. Nooit eerder raakten zoveel gerenommeerde handelaren, kunsthistorici en musea in opspraak.

Andere valsspelers gaan veel geraffineerder te werk. De vergelijking met de sportwereld is al vaak gemaakt. Zoals het jaren duurde voordat duidelijk werd dat zevenvoudig Tour de France-winnaar Lance Armstrong dopingjagers te slim af was geweest, zo is afgelopen jaar gebleken dat onbekende vervalsers de kunstwereld jarenlang hebben weten te vernachelen.

2016 was het jaar van de kunstvervalsingen. Nooit eerder raakten zoveel gerenommeerde handelaren, kunsthistorici en musea in opspraak. Ze verkochten, bejubelden of exposeerden meesterwerken die na geavanceerd technisch onderzoek moderne vervalsingen bleken te zijn.

Hoe komt een vervalsing op de markt? Bekijk de video:

Neem het schandaal rond kunsthandel Knoedler & Company, sinds 1846 een vertrouwd adres in New York. De directeur en een zakenrelatie werden vorig jaar februari veroordeeld. Voor zo’n 70 miljoen dollar had Knoedler dertig werken verkocht van Amerikaanse expressionisten als Pollock, Newman en De Kooning. Vijftien jaar ging het goed. Tot duidelijk werd dat een Chinese immigrant de meesterwerken vervaardigde vanuit de garagebox van zijn bescheiden huis in Queens. Voor zijn huisvlijt had de Chinees maximaal 9.000 dollar per schilderij ontvangen.

En zo liepen vele gevestigde namen reputatieschade op. Vier vaste deelnemers aan Tefaf Maastricht, de illustere kunstbeurs die donderdag voor de dertigste keer opent, raakten betrokken bij rechtszaken over de authenticiteit van kunst. En ook Sotheby’s en Christie’s, in kunst gespecialiseerde laboratoria en musea als het Louvre en het Metropolitan bleken echt soms niet van namaak te hebben kunnen onderscheiden.

Frans Hals

Hoe geraffineerd vervalsers te werk gaan, hoe ontoereikend het kennersoog kan zijn, en hoe overhaast handelaren en veilinghuizen soms genoegen nemen met rammelende herkomstgegevens, is het duidelijkst te demonstreren aan de hand van een aan Frans Hals toegeschreven portret van een onbekende man met schouderlang haar. Sinds Han van Meegeren in de jaren dertig musea en nazileider Göring bedotte met zijn Vermeer-vervalsingen zijn er niet meer zoveel kenners van oude meesters voor schut gegaan als bij deze moderne nepper.

Een miskleun die bovendien niet op zichzelf staat. In januari is een tweede schilderij afkomstig van dezelfde verzamelaar ontmaskerd als een moderne vervalsing, vier andere zijn in onderzoek, en het gerucht gaat dat nóg zo’n twintig oude meesters uit dezelfde bron op de markt zijn gekomen. Met de verkoop zou in totaal ruim 200 miljoen euro gemoeid zijn.

De oude meesters zijn afkomstig van Giuliano Ruffini, een gepensioneerde Fransman, zoon van Italiaanse immigranten. In een interview met de Franse site Roadsmag.com vertelde Ruffini in april dat de meeste van zijn schilderijen stammen uit de verzameling van zijn overleden schoonvader, de Franse industrieel André Borie.

Dat geldt overigens niet voor het portret van de man met het schouderlange haar. Dat komt volgens Ruffini uit het bezit van een overleden Spaanse graaf, een oud-ambassadeur in Nederland. Ruffini kocht het in 2000 als een schilderij door een ‘navolger van Frans Hals’ en betaalde er 7.000 of 8.000 euro voor.

Een conservator van het Prado in Madrid zag niks in het schilderij. Medewerkers van Christie’s in Parijs wel, vertelt Ruffini in het interview. Volgens het veilinghuis was het geschilderd door een leerling van Hals, en mogelijk door de meester zelf. De waarde: zeker 350.000 euro. Snel bedankte Ruffini een bevriende handelaar die het portret voor 30.000 euro van hem wilde overnemen.

Het laboratorium van het Louvre onderzocht het paneel met röntgen-, infrarood- en ultravioletapparatuur – alles in orde. Ingeschakelde Hals-deskundigen van het Mauritshuis in Den Haag en het Frans Hals Museum in Haarlem deelden de toeschrijving van het Louvre: een echte Frans Hals. Volgens de (toenmalige) conservator van het Frans Hals Museum had het portret deel uitgemaakt van een drieluik, vertelde Ruffini in het interview met Roads Magazine.

Exportvergunning

Om het schilderij in Londen verder te kunnen onderzoeken, vroeg Christie’s bij het Musée du Louvre een exportvergunning aan. De experts van het staatsmuseum reageerden echter razend enthousiast op het onbekende portret en bewerkstelligden dat de Franse minister van Cultuur een voorlopig exportverbod van dertig maanden oplegde.

Het veilinghuis belde Ruffini kort daarna opnieuw: het Louvre wilde het schilderij voor 5 miljoen euro kopen. „C’etait une bonne nouvelle!”, dat is nog eens goed nieuws, vond Ruffini. Snel tekende hij een contract met Christie’s. Bij verkoop mocht het veilinghuis 15 procent commissie inhouden.

Het Louvre wist het benodigde aankoopbedrag niet bij elkaar te krijgen. Zelfs een fundraising soiree in de Nederlandse residentie in Parijs, met vele directeuren van Nederlandse bedrijven in Frankrijk, mocht niet baten. Spreker op die bijeenkomst was Blaise Ducos, conservator bij het Louvre. Samen met zijn collega Quentin Buvelot van het Mauritshuis zou Ducos in februari 2014 nog een juichend artikel over de onbekende Hals publiceren in The Burlington Magazine. „Een zeer belangrijke uitbreiding van het oeuvre van Hals”, concludeerden de twee kunsthistorici in het Britse vakblad.

Bij Christie’s rezen gaandeweg toch vragen over de herkomst en de toeschrijving van het schilderij, verklaarde een woordvoerder oktober vorig jaar tegen The New York Times. Wat de twijfel had veroorzaakt, wilde het veilinghuis niet zeggen. Omdat Ruffini weigerde een nieuw contract te tekenen waarin hij de toeschrijving aan Hals garandeerde, besloot Christie’s de banden met hem te verbreken.

Ruffini noemde zich in het interview met Roadsmag een liefhebber, geen geleerde. Hij heeft schilderijen verkocht die zijn toegeschreven aan oude meesters als Brueghel, Van Dyck, Coreggio, Gentileschi en Coorte. Maar altijd, benadrukte hij, met de contractueel vastgelegde restrictie dat hij niet instond voor de echtheid.

3 miljoen dollar

Toen het Louvre de aankoopsom voor het aan Hals toegeschreven portret niet bijeen kreeg en het exportverbod in 2010 afliep, verkocht Ruffini het schilderij aan de Weiss Gallery in Londen, specialist in Noord-Europese oude meesters en vaste Tefaf-deelnemer. Eigenaar Mark Weiss betaalde 3 miljoen dollar, aanzienlijk minder dus dan het bedrag dat het Louvre eerder bereid was te betalen.

Weiss verkocht de ‘Hals’ met een spectaculaire winst. In een chique catalogus met belangrijke verkopen uit de geschiedenis van de kunsthandel, in 2014 gepubliceerd, stond het portret van de man met het schouderlange haar op het omslag. In de beschrijving stond dat het „in bijna ongerepte staat eeuwenlang bewaard is gebleven in een van de meest adellijke families van Spanje”. Dat het schilderij nooit eerder was opgemerkt, werd toegeschreven aan de Tachtigjarige Oorlog en de moeilijke banden tussen Nederland en Spanje.

Weiss verkocht het schilderij in 2011 via Sotheby’s. Dat gebeurde met een zogeheten private deal, een onderhandse verkoop. De koper was de Amerikaanse vastgoedontwikkelaar Richard Hedreen. Van de aankoopsom van 10 miljoen dollar mocht Sotheby’s voor de bemiddeling een half miljoen dollar inhouden.

Daarna bleef het lang stil. En dat zou het mogelijk ook zijn gebleven, als de Franse politie maart vorig jaar niet op een tentoonstelling in Aix-en-Provence beslag had gelegd op een schilderij van Lucas Cranach de Oude, een Duitse schilder uit de Renaissance. Na een klacht van een eerdere eigenaar van het schilderij wilde de politie de authenticiteit van de Cranach laten onderzoeken. De naam van de klager: Giuliano Ruffini.

Waarom klopte de verzamelaar van schilderijen die later vals bleken te zijn bij de politie aan? Ruffini voelde zich bedrogen door ene Michael Tordjman, een in Parijs wonende Duitse kunsthandelaar. Tordjman had Ruffini gezegd dat hij een klant had die een half miljoen voor het schilderij wilde betalen. Voor dat bedrag deed de verzamelaar het in 2012 van de hand.

Tordjman ging met het schilderij echter de boer op. Diverse kunsthandelaren en veilinghuizen bedankten. Een door Christie’s ingeschakeld laboratorium had op zes punten twijfels bij de Cranach. Maar bij de Londense kunsthandel Colnaghi, opgericht in 1760 en sinds 2001 in handen van Tefaf-bestuurder Konrad Bernheimer, had hij succes. Tordjman vertelde dat het schilderij al anderhalve eeuw in bezit van zijn familie was. Bernheimer kocht het paneel voor 3,2 miljoen euro en betaalde de Duitser op zijn verzoek in Singapore uit.

Ook Bernheimer maakte snel veel winst. De Britse kunsthandelaar verkocht het schilderij met de verzonnen herkomstgeschiedenis aan de prins van Liechtenstein. Die had er 7 miljoen euro voor over.

Woede

Ruffini hoorde bij toeval hoe de Cranach tweemaal was verkocht en welke bedragen daarmee waren gemoeid. Hij voelde zich beduveld door Tordjman en zijn bewering dat het schilderij al anderhalve eeuw familiebezit was geweest en diende een aanklacht in.

Het bericht over de inbeslagname van de Cranach zorgde voor beroering in de kunstwereld. Alle onbekende meesterwerken afkomstig van Ruffini golden opeens als verdacht. Een werk toegeschreven aan de Italiaanse oude meester Orazio Gentileschi, door de Weiss Gallery verkocht en door de Britse eigenaar aan het museum uitgeleend, werd onmiddellijk van de muur gehaald. En Sotheby’s nam contact op met Richard Hedreen, de verzamelaar uit Seattle die vijf jaar eerder via het veilinghuis het Frans Hals-portret had gekocht. Of hij zijn schilderij voor nader onderzoek wilde terugsturen.

Orion Analytical, een laboratorium uit Massachusetts, onderzocht de verflaag, iets wat het lab van het Louvre eerder had verzuimd. De uitkomst, bevestigd door een contra-expertise, leidde wereldwijd tot nieuwsberichten: de gronderingslaag bevatte twintigste-eeuwse elementen.

Sotheby’s betaalde Hedreen in oktober het aankoopbedrag van 10 miljoen dollar terug. Ruim een maand later maakte het veilinghuis bekend dat het Orion Analytical had overgenomen. Oprichter James Martin ging de nieuwe onderzoeksafdeling leiden.

Martin boekte direct resultaat. In januari meldde Sotheby’s een tweede moderne vervalsing: een aan de zestiende-eeuwse Italiaanse schilder Parmigianino toegeschreven schilderij, dat in 2012 was geveild. Ook de herkomstgeschiedenis van dat schilderij eindigde bij Ruffini. De kunstwereld had ook dit nieuwe meesterwerk dankbaar omarmd. Het had in het Kunsthistorisch Museum in Wenen en in het Metropolitan in New York gehangen. De conservator van het laatste museum zegt nog steeds niet te kunnen geloven dat het schilderij vals is.

Net als bij de ‘Hals’ betaalde Sotheby’s het aankoopbedrag van de Parmigianino terug, in dit geval 842.500 dollar. Met een civiele procedure vordert het veilinghuis momenteel de opbrengst terug bij de inbrenger, een adellijke Luxemburger die het van Ruffini kocht.

Over de miljoenen van de ‘Frans Hals’ heeft het veilinghuis in februari een zaak aangespannen tegen Mark Weiss, de handelaar voor wie het bemiddelde. Weiss erkent de uitkomst van het onderzoek door Orion niet en weigert het ontvangen geld terug te betalen.

Gevraagd om commentaar wijzen diverse collega-kunsthandelaren op de gevaren van de omgang met de superrijken. Enigszins besmuikt tonen ze vervolgens op hun telefoon of tablet de Instagram-pagina’s van Mark Weiss. Daarop staan vele foto’s van het grote jacht dat de Britse handelaar kocht na de verkoop van het aan Gentileschi toegeschreven schilderij van Ruffini. De boot heet de Gentileschi.

Inval

Hoe het met de andere hoofdrolspelers in dit verhaal afliep? De Franse politie heeft op het Italiaanse landgoed van Giuliano Ruffini een inval gedaan. Daarbij zijn twee schilderijen in beslag genomen. Er zijn geen aanklachten tegen de verzamelaar ingediend. In een e-mail aan The New York Times schreef Ruffini’s advocaat Philippe Scarzella dat de politie hoopte een vervalsingsatelier op te rollen.

Volgens Scarzella had zijn cliënt nooit reden gehad om aan de echtheid van zijn schilderijen te twijfelen: „Hij vertrouwde erop dat de experts, de kunsthandelaren en de musea hun toeschrijvingen goed hadden onderbouwd.” Dat sommige kenners daar nu anders over denken is niet de verantwoordelijkheid van Ruffini, zegt Scarzella.

Tefaf-bestuurslid Konrad Bernheimer heeft zijn kunsthandel Colnaghi laten fuseren met die van de Spaanse handelaren Jorge Coll and Nicolás Cortés. Net als Mark Weiss van de Weiss Gallery doet hij gewoon mee aan de komende beurs in Maastricht. De experts van het Mauritshuis en het Louvre hebben de onbekende maker van de ‘Frans Hals’ „een zeer getalenteerde vervalser” genoemd en opgeroepen „tot nog meer waakzaamheid bij het toeschrijven van schilderijen”.

De prins van Liechtenstein verspreidde in november een onderzoeksrapport over zijn vermeende Cranach. De herkomstgeschiedenis van zijn schilderij gaat niet verder terug dan 1973 en diverse kenners hebben zich sceptisch over de echtheid uitgelaten.

Dat de prins kosten noch moeite spaarde om aan te tonen dat zijn schilderij géén moderne vervalsing is, ligt in lijn met een conclusie uit de betoverende documentaire over de Duitse meestervervalser Wolfgang Beltracchi, Die Künst der Fälschung (2014). Alle betrokkenen bij kunstvervalsing, zelfs de gedupeerde kopers, zijn erbij gebaat dat het bedrog onopgemerkt blijft, legde een bekende Duitse kunstcriticus in de film uit.

Beltracchi, die in 2011 tot zes jaar gevangenisstraf werd veroordeeld voor in totaal veertien falsificaties van Max Ernst, Fernand Léger en Kees van Dongen, heeft toegegeven nog vele honderden andere vervalsingen te hebben gemaakt en verkocht. In de documentaire pocht hij zijn hand niet om te draaien voor oude meesters. Grijnzend zegt hij: „Een Leonardo, het is best te doen.”

Hoe overtuigend Beltracchi’s vervalsingen zijn, bleek deze week nog eens. In de catalogus van een veiling met impressionistische kunst bij Sotheby’s, op 2 maart in Londen, stond bij een schilderij van de fauvistische Franse schilder Achille-Émile Othon Friesz (richtprijs 500.000 tot 700.000 pond) een vervalste Friesz van de hand van Beltracchi afgebeeld. Een foutje, aldus het veilinghuis.