Op De Slag bij Waterloo van Jan Willem Pieneman (1824, het reusachtige schilderij hangt in het Rijksmuseum) overziet de hertog van Wellington het slagveld. Maar wat ruikt hij? In ieder geval paarden en paardenmest. Hoogstwaarschijnlijk ook: natte aarde, angstzweet, buskruit. Misschien nog een rest van het reukwater zoals dat indertijd rijkelijk werd gebruikt, van vooral bergamot, rozemarijn en citrus.
Ruiken: dat doe je niet vaak op een tentoonstelling. Honderd jaar geleden experimenteerden de surrealisten en de futuristen ermee, ze begeurden beelden, tentoonstellingsruimtes en poëzievoordrachten. Maar geur vervluchtigt, de moleculen zweven weg, wat rest zijn de tastbare kunstwerken. Die je toch anders zou ervaren als je tegelijk de geur kon ruiken die erbij hoort. Of hoorde.
Vandaar de tentoonstelling (raar woord eigenlijk, in dit verband) Aromatic Art (Re-)reconstructed: In Search of Lost Scents die is georganiseerd door de Vrije Universiteit. Preciezer: door kunstconservator Wende Wallert en ‘geurhistorica’ Caro Verbeek, die op het onderwerp gaat promoveren. Tegelijk met de opening van de tentoonstelling, gegroepeerd rond de aula op de eerste verdieping, had een wetenschappelijk symposium plaats.
Geurkunstenaars
‘De slag bij Waterloo’ heet de geur die je als eerste kan opsnuiven, hij zit in een erlenmeyer, een laboratoriumglas met een pompje eraan. Een stuk of vijftig ingrediënten bevat de geur, het geheel is geïnspireerd op het schilderij. En ja, het werkt: je ruikt het slagveld als bij een parfum: eerst de topnoten, die snel verdwijnen, dan de hartnoten en ten slotte de basis, de geur die beklijft, in dit geval vooral die van mossige aarde.
En zo gaat de expositie door, met documentatie uit de tijd van futuristen en surrealisten en, van nu, werken van geurkunstenaars als Peter de Cupere, Esther Brakenhoff en Birthe Leemeijer. Die laatste reconstrueerde de geur van de polder, L’essence de Mastenbroek, die elk jaar opnieuw wordt gemaakt en dan verkocht, een herinnering aan verdwijnend landschap. Op de tentoonstelling ligt de polderparfum als een klein plasje te geuren in een licht uitgeholde, anderhalf meter hoge sokkel.
Maangeur
De bekende pindakaasvloer van kunstenaar Wim T. Schippers is er niet, wel een opname, inclusief geuren, van diens minder bekende ‘geurprogramma’ uit 1965 : in een lege, witte ruimte stonden stoelen, tijdens een dagelijkse ‘expositie’ kon je er achtereenvolgens sinaasappel, potlood, anijs, kaneel en muskus ruiken. En er is ‘de geur van de maan’, door Sue Corke en Hagen Betzwieser gemaakt naar aanleiding van wat Apollo-astronauten ooit zeiden over de geur van maanstof. Rokerig, barbecue-achtig, maar toch onbekend. De maan zit uren later nog in je neus.