Opinie

Zorg dat Europa deze aanval te boven komt

De grootste bedreiging van Europa komt van binnenuit: fatalisme. Als mainstream partijen het gevecht daartegen niet aandurven, moeten we zelf van de bank afkomen, meent .

Foto EPA / Sascha Ditscher


Caroline de Gruyter is Europacorrespondent en columnist van NRC. Dit is een verkorte versie van de zevende Bronislaw Geremek-lezing die zij op 14 februari aan de universiteit van Utrecht hield.

Laatst kocht ik een mooi klein boekje van de Hongaar Sándor Márai. Zo’n boekje dat je op reis in je jaszak laat verdwijnen. Handig, dacht ik. Maar toen ging ik het lezen. En ik miste prompt mijn metrostop – zo prachtig is het. In de tekst, uit 1950 maar pas ontdekt in 2013, beschrijft Márai de dag waarop Duitsland Oostenrijk binnenvalt, in 1938. Iedereen zag het aankomen. Maar niemand deed iets. Márai schrijft: „Niemand kon geloven dat de dingen waar we heimelijk bang voor waren, echt zouden gebeuren.”

Dat deed mij aan nu denken.

Maar eerst terug naar Márai. Op die dag in maart 1938 gaat hij eerst tennissen. Dan neemt hij een massage en gaat hij baantjes zwemmen (those were the days!). Daarna werkt hij aan zijn nieuwe roman, over Casanova. Ineens verschijnt een collega van hem in de deuropening. Een kaalkop met een naar hoestje. Hij zegt: „Het referendum in Oostenrijk gaat niet door. Premier Schuschnigg is afgetreden.” Hij hoest nog eens en staart gegeneerd naar het parket.

Die avond gaat Márai, ook gegeneerd, naar een toneelstuk. Als hij thuiskomt, staan er drie stoffige auto’s voor de garagedeur. Ze hoeven niet te worden gewassen, zegt een van de Oostenrijkers: „We gaan morgenochtend meteen door.” Dit zijn de eerste vluchtelingen, beseft Márai. Hij loopt de trap op. Even later valt hij in diepe slaap.

Lees ook: Na Trump moet Europa eindelijk eenheid uitstralen - maar hoe?

Er was iets enorms gebeurd. Een manier van leven, een bourgeois cultuur zou worden uitgeroeid. Miljoenen zouden alles verliezen. Omdat een verwoestende energie was losgekomen. Ça bouge, schrijft Márai. Zo omschrijft hij het: ça bouge. Niemand deed wat. Iedereen was verlamd. Als konijnen in het sterke licht van autokoplampen.

Nee, ik ga nu geen parallellen trekken met de jaren dertig. Ze liggen voor de hand. Opnieuw wordt een onzekere, bange middenklasse opgefokt door populisten. Die gebruiken alle trucs uit de beruchte doos. Ze zeggen dat ze voor ‘het volk’ spreken. Wie het niet met hen eens is, hoort niet bij het volk en is dus een verrader. Ik word steeds vaker een ‘verrader’ genoemd.

Ik focus liever op de vraag: hoe voorkomen we dat burgers weer in die val trappen van naargeestig nationalisme? Ik neem aan dat we willen dat de toekomst even vreedzaam en voorspoedig wordt als de afgelopen zeventig jaar. Dat kan. Maar daarvoor moeten we wel een keer in beweging komen.

De diagnose klopt niet

Mensen maken vaak de fout om alle problemen op Europa te schuiven. „Europa blokkeert en betuttelt ons”, zeggen ze. „Ze pakt ons macht af. We willen onze soevereiniteit terug!” Maar hoe verklaar je dat mensen in landen die géén lid zijn van de EU, dezelfde problemen hebben als wij? Of zelfs erger? Ook in Zwitserland vinden velen dat de globalisering te ver is doorgeschoten. En dat Wallstreet of de G20 meer macht heeft dan het nationale parlement. Zwitserland is een van de meest geglobaliseerde landen ter wereld, meer dan wij, maar het protest tegen globalisering kwam er eerder op gang dan bij ons. Extreem-rechts is er al twintig jaar de grootste partij.

Lees ook: De anderen globaliseren vrolijk door

Waarom gooien de Britten, die in Europa bijna nergens meer aan meededen, als eerste de EU-deur achter zich dicht? Komt de winst van Donald Trump, die put uit hetzelfde ongenoegen dat Europeanen hebben, ook door het ‘monster in Brussel’?

Welnee. De diagnose klopt niet. Het probleem is de globalisering. Niet Europa.

De globalisering heeft winnaars en verliezers. Als velen vinden dat ze aan het kortste eind trekken, moeten we daar wat aan doen. Maar terugtrekken is geen optie. De globalisering gaat zonder ons ook door – harder en wilder. Globalisering is waar Europa geld mee verdient. Het zorgt voor ons inkomen, we betalen er deels onze ziekenzorg mee. Als we ons terugtrekken, raken we een flink deel van die welvaart kwijt. Dat zou dom zijn. Als een landje als Nederland Google of Amazon vertelt dat ze onze regels schenden, hoort niemand het. Als de EU het zegt, passen die giganten hun gedrag aan. Daarom is het beter dat we blijven meedoen, de krachten bundelen en met één stem spreken. Alleen dan kunnen we de globalisering onze kant op buigen.

Toch doen onze politici niet anders dan op Brussel hakken. De populisten begonnen, nu doen alle mainstream partijen mee. Want Europa ‘verkoopt niet’. Jean-Claude Juncker zei, toen hij nog Luxemburgs premier was: „Europese leiders weten wat ze moeten doen. Maar als ze het doen, winnen ze in eigen land de verkiezingen niet.” De Britten hebben decennialang van hun leiders te horen gekregen dat wat er in Brussel gebeurt, een „slap in the face of our great nation” is. Niet zo verbazend dat zij er langzaamaan in zijn gaan geloven.

Wie niet wil dat Europa met dit soort marketingargumenten om zeep wordt geholpen, moet in actie komen en niet thuis – zoals de konijnen in het licht van de koplampen – achter zijn scherm blijven zitten. Met ‘likes’ alleen redden we Europa niet.

Operatie Libero

Het kan anders. De Zwitsers stemden zondag vóór makkelijker naturalisatie van derde-generatie immigranten. Dat was tweemaal eerder afgekeurd omdat extreem-rechts een keiharde ‘nee’-campagne voerde. Ditmaal vocht een groep studenten, Operatie Libero, terug met een ja-campagne over Vanja en Vania: jonge vrouwen, geboren en getogen in Zwitserland, maar de een mag stemmen en de ander niet.

Operatie Libero werd vorig jaar opgericht voor een referendum over automatisch uitzetting van criminele buitenlanders, zonder tussenkomst van een rechter. Dat is een schending van het internationaal recht. Mainstream partijen durfden het gevecht niet aan: wie verdedigt er anno 2016 criminele buitenlanders? Dus deden de studenten het. Met trollen op internet, teams op straat, optredens op tv. Het was een hoop werk. Maar eindelijk hoorden burgers de andere kant van het verhaal eens. In de peilingen lagen de studenten eerst ver achter. Uiteindelijk wonnen ze. Dat was heel motiverend. Nu begint er een front te komen tegen extreem-rechts.

Emmanuel Macron doet iets dergelijks in Frankrijk. Hij praat niet over een glorieus soeverein verleden, maar probeert mensen perspectief te geven. Hij zegt: „Europa heeft ons veel goeds gebracht. Laten we de baby niet met het badwater weggooien, maar repareren wat niet werkt. Al onze problemen zijn grensoverschrijdend – terrorisme, dataprotectie, immigratie, klimaatverandering. Eén land alleen kan ze onmogelijk alleen oplossen.”

De presidentskandidaat in Oostenrijk die dit soort dingen zei, Alexander van der Bellen, werd door de populisten uitgemaakt voor seniel, kankerlijder, communist en spion. Maar heel veel mensen zetten zich voor hem in. En hij werd president.

Eerst verantwoordelijke leiders

Dit is in alle landen mogelijk, als burgers van de bank af komen. Europa wordt van alle kanten bedreigd. Maar de grootste bedreiging kom van binnenuit: fatalisme. De econoom Albert Hirschman had er een mooi woord voor: fracasomania. Hij zag hetzelfde in de jaren zeventig in Latijns-Amerika. Het probleem, zei hij, is niet dat alles tegenzit, maar de perceptie dat alles tegenzit. Europeanen lijden ook aan fracasomania. Als we er wat aan doen, kunnen we de Europese motor opnieuw starten.

Lees ook: Ben je voor of tegen Europa? Dat is een absurde, idiote vraag

Mijn idee voor de toekomst is dit. Eerst kiezen we verantwoordelijke leiders. Dat is dé opdracht voor 2017. Verantwoordelijke leiders zijn leiders die niet Brussel en buitenlanders de schuld geven van alle problemen. Ze geven zichzélf de schuld dat ze zo’n puinhoop van de EU gemaakt hebben. Zij waren degenen die wel Schengen wilden, maar geen sterke grenswacht: te duur, te machtig. Zij introduceerden de euro, maar weigerden hem politieke ruggensteun te geven met eurobonds en een sterk Europees noodfonds. Met die regelingen hadden we nu geen Griekse crisis meer gehad. Als onze leiders deze fouten herstellen, wordt Europa een stuk sterker. Daar is niets moeilijks aan. Alles wat je ervoor nodig hebt, is politieke wil.

Het probleem van de EU is dat niemand haar een succes laat zijn. Landen geven haar taken, maar geen macht en middelen om die goed te doen. De euro is halfbakken. Schengen en de bankenunie ook. Buitenlandpolitiek is nog niet eens een kwart gebakken. Ieder land rukt aan het stuur. Het resultaat? Vreselijk. En gênant.

Duidelijke taken en macht

Als we willen dat Europa floreert, moet dat anders. We hebben duidelijke verantwoordelijkheden nodig. Europa was een sterk handelsblok. Ook Europese mededinging en landbouwpolitiek waren succesvol. Waarom? Omdat landen Brussel namens hen lieten spreken. Er zat er uiteindelijk maar één aan het stuur. Zo werd Europa een economische gigant, die wereldwijd de regels naar haar hand zette.

De euro, Schengen en buitenlandpolitiek dateren van later. In de jaren negentig hielden regeringen veel besluitvorming in eigen hand. Ze hielden de EU financieel kort. Brussel kon haar werk niet goed doen. Toen het misging, gaf iedereen elkaar de schuld. Als iedereen een beetje verantwoordelijk is, is niemand verantwoordelijk.

Lees ook: Luuk van Middelaar: ‘Europa moet leren bescherming te bieden’

Als wij willen dat mensen Europa weer zien zitten, moeten we zorgen dat ze weer succes kan boeken. Dat kan alleen als we de EU duidelijke taken geven, en de macht om die uit te voeren. Geen gedeelde verantwoordelijkheden meer. Wil je Schengen houden? Dan moet er een sterk Frontex zijn en een Europese asiel- en migratiepolitiek. Wil je de euro houden? Oké, maar dan stoppen we met onzinnige bilaterale leningen die voor elke tranche langs twintig parlementen moeten. Hebben we nog een Europese industriepolitiek nodig? Nee? Laat hoofdsteden dat zelf maar weer doen.

Misschien dat de EU uiteindelijk minder taken overhoudt. Maar wat ze doet, kan ze dan eindelijk weer goed doen.

Sommigen willen de EU ‘op ijs’ zetten. Wat een slecht idee. ‘Op ijs’ betekent dat het niet beweegt. Dat het nergens heengaat. Als burgers iets willen, is het perspectief op de toekomst. Vertrouwen in de toekomst is de doodklap voor de fracasomania die het hart van het Europese project lam legt. Alleen dat kan een eind maken aan de politieke verlamming die zoveel Europeanen voelen. Het zal positieve politieke energie losmaken. Zodat mensen eindelijk weer kunnen zeggen: „Europa, ça bouge!”