Vandaag gaat het over leugens en waarheid. Daarover zijn in de wiskunde allerlei puzzels te vinden. Soms is de vraag: hoe kom je achter de waarheid als je met een of meer leugenaars te maken hebt? En soms is de vraag: wie is de leugenaar en wie vertelt de waarheid?
Dat is ook zo in deze puzzel. Of daarover nadenken je helpt in het echt, op school? In elk geval moet je heel logisch nadenken om de puzzel op te lossen. Hij gaat zo.
Op een eiland wonen drie soorten mensen. De ridders spreken de waarheid – altijd. De jagers liegen – altijd. En de gewone mensen spreken soms de waarheid en soms niet.
Nu staan er drie mensen bij elkaar. Laten we zeggen: A, B en C. Eén is ridder, één is jager, en één is een gewone vrouw. Maar wie is wie?
„Ik ben normaal”, zegt A.
„Dat is waar”, zegt B.
„Maar ik ben niet normaal”, zegt C.
Tja, hoe pak je dat aan?
Eigenlijk weet je meteen dat A geen ridder is. Hij zou jokken als hij zei dat hij normaal was en ridders spreken altijd de waarheid. A is dus een jager of een gewoon mens die dit keer de waarheid spreekt.
Laten we doen alsof A inderdaad een normaal mens is. Dan moet B een ridder zijn. En dan moet dus C wel de jager zijn, maar dat kan niet. Hij zou de waarheid spreken als hij zei dat hij normaal was, en jagers liegen altijd.
En als A een jager is? Dan moet B een normaal mens zijn die jokt. En dan is C de ridder.
Eigenlijk best makkelijk. In het echt zijn leugenaars meestal lastiger te herkennen. Jammer genoeg.