Als ik met iemand medelijden heb, dan wel met de gezagsdragers die én de waarheid moeten vertellen over handhaving én het vertrouwen van de burger erin moeten bewaren. Dat gaat niet samen – en dat leidt dus tot kunstmatig optimisme (Opstelten), bars zwijgen (Bouman) of verbale acrobatiek (Van der Steur). In verkiezingstijd kan er echter een boekje worden opengedaan. Sterker, de schatkist lonkt, je mag niet ontbreken. Defensie, ouderenzorg, Groningse boosheid, kolencentrales – de miljardeneisen vliegen dezer dagen in het rond.
Vorige week gaven burgemeester Van Aartsen en OM-topman Herman Bolhaar dus een interview. Nog vrij diplomatiek, hoewel ‘vrij spel’ voor de criminaliteit beloven als er niet een miljard bij komt, toch een vrij akelige belofte was. Maar de echte klap werd uitgedeeld in het bijbehorende document ‘Naar een robuuste en toekomstgerichte politie’. Daarin worden de misère van OM, politie en lokaal bestuur op elkaar gelegd.
Mijn conclusie na lezing is dat alle aannames over criminaliteit op de helling kunnen, vooral omdat de ‘accelererende digitalisering’ niet is gemeten. Het maatschappelijk vertrouwen in politie en OM staat zelfs op het spel gezien de matige prestaties. Dat is voor een ambtelijk stuk nogal een politieke uitspraak. Het gezag ziet ‘een aanzienlijk deel’ van de criminaliteit helemaal niet – en van het deel waarvan men wel weet wordt ‘een aanzienlijk deel te mager aangepakt’ of zelfs ‘helemaal ongemoeid gelaten’. Geen korpschef of minister heeft dat ooit hardop willen constateren. Het zou tot heftige debatten en onmiddellijke eisen tot aftreden hebben geleid.
Nu behoort een deel van de constateringen tot de common wisdom in de wetenschap. Dat de politie per definitie nooit álle criminaliteit ziet, dat lang niet alle geregistreerde criminaliteit tot actie kan leiden en dat nooit alles opgehelderd kan worden. Ook de doorsnee burger beseft dat je de politie niet bij iedere verdwenen fiets moet bellen.
Maar dat de politie de aansluiting volledig lijkt te verliezen, zowel met slachtoffers als met daders in bepaalde delicttypes – en dat ook hardop zegt, dat is nieuw. Als de ‘opsporingsdruk’ tot nul nadert, ontstaat er onkwetsbaarheid en is ondermijning een feit. Dat betreft in het bijzonder digitale criminaliteit. Is bij gewone misdrijven de aangiftebereidheid zo’n 29 procent, bij het relatief veelvoorkomende hacken is dat slechts 2 procent. Bij identiteitsfraude (130.000 slachtoffers) doet 13 procent aangifte. Over wat er daarna gebeurt hoef je ook niet optimistisch te zijn – bij onlinefraude wordt 96 procent van de aangiften direct weggegooid. Geen aanknopingspunten voor de opsporing, geen capaciteit, geen expertise, geen prioriteit. De wegblijvers hebben gelijk.
En dan is er nog de handel in drugs, mensen, wapens, fraude, corruptie en milieucriminaliteit – in jargon ‘haalcriminaliteit’ genoemd omdat slachtoffers ontbreken of geen belang hebben bij aangifte. De politie moet er zelf op uit om het te zoeken. Een kwart tot de helft van alle onderzoeksvoorstellen die politie-analisten intern aan de recherche doet, wordt afgewezen. Te weinig capaciteit en/of deskundigheid. Aan hennep schijnt de politie niet meer toe te komen; over gestolen auto’s is veel kennis in huis, maar geen tijd om het uit te zoeken. „Een voorbeeld van een goudmijn die onbenut blijft.” Tot de meest genegeerde criminaliteit behoren drugsnetwerken, criminele financiering, vuurwapens, fraude, mensenhandel, milieu en cold cases. Dat cybercrime ontbreekt, komt omdat de politie daarvan zó weinig concrete zaken kent dat ze zelfs voor dit lijstje niet kwalificeren. Voor de strijd tegen mensenhandel, kinderporno en kindersekstoerisme moet helemaal worden gevreesd. „Verlies aan expertise door reorganisatie”, verdringing door andere delicten, respectievelijk een „overweldigend en sterk groeiend aanbod van meldingen”.
We zitten hier dus met de verkeerde politie – die van de vorige eeuw. Niet voldoende digitaal vaardig, gemiddeld te laag opgeleid, te veel op straat en te weinig online.