Afgelopen woensdag werd Joeri Averbach 95 jaar. Hij is de oudste nog levende grootmeester, de laatste mohikaan van de topschakers van de jaren ’50. Hij was in 1922 geboren in Kaloega, niet ver van Moskou. Als je bedenkt welke rampen een Rus die in 1922 werd geboren heeft gezien, verbaast het niet dat hij zichzelf niet een christen noemde zoals zijn moeder, of een joodse atheïst zoals zijn vader, maar een fatalist.
Als schaker was hij een duizendpoot. In 1953 speelde hij in het formidabele kandidatentoernooi in Zürich en een jaar later werd hij kampioen van de Sovjet-Unie met anderhalve punt voorsprong op de achtervolgers, waaronder Kortchnoi, Taimanov en Petrosian. Hij was hoofdredacteur van het maandblad Schaken in de Sovjet-Unie, dat ik in de jaren ’60 kocht bij de communistische boekhandel Pegasus in de Amsterdamse Leidsestraat; overal ter wereld wilde iedere ambitieuze schaker dat blad hebben. Later las ik dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst vanuit een pand aan de overkant van de straat de klanten van Pegasus in de gaten hield. Misschien had ik met een schaaktijdschrift naar hun camera moeten zwaaien om mijn politieke onschuld te betuigen.
Averbach schreef een reeks belangrijke eindspelboeken, hij schreef over de schaakgeschiedenis en hij was ook schaakbestuurder. In zijn memoires beschreef hij een vergadering van de FIDE in 1975 waar hij als president van de Sovjetschaakbond in conflict moest komen met FIDE-president Euwe. Vooraf ging hij naar Euwe en zei: „Max, ik moet je vanmiddag hard aanvallen. Je begrijpt het toch?” Euwe glimlachte en zei: „Natuurlijk Joeri, ik voel met je mee.” Zo ging het vaker. Die twee hadden in Zürich 1953 als WK-kandidaten tegen elkaar gespeeld en ze maakten het elkaar niet moeilijker dan strikt noodzakelijk was.
David Bronstein - Joeri Averbach, kampioenschap Sovjet-Unie, Tbilisi 1959
1. e4 c5 2. Pf3 Pc6 3. d4 cxd4 4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 d6 6. Lg5 e6 7. Dd2 Le7 8 .0-0-0 0-0 9. Pb3 Db6 10. f3 Td8 11. Te1 Het standaardplan voor wit was ook toen al 11. Le3 gevolgd door een bestorming met g- en h-pion. 11...Dc7 12. g4 a6 13. Lh4 Een merkwaardige zet. De loper staat hier slecht. 13...b5 Niet 13...Pxe4 wegens 14. Txe4 Lxh4 15. g5 met voordeel voor wit. 14. g5 Pd7 15. f4 Pb6 16. Df2 b4 17. Pe2 a5 Zwarts aanval komt veel sneller dan die van wit, die tijd heeft verloren. 18. Pbd4 g6 19. Pxc6 Dxc6 20. Pd4 Dc5 21. f5 e5 22. Pf3 Er was een uitweg met het pionoffer 22. Pb5. Na 22...Lxg5+ 23. Kb1 Dxf2 24. Lxf2 Tb8 25. Pc7 zou wit volgens Averbach genoeg compensatie voor de geofferde pion hebben. 22...Dc7 23. Ld3 Lf8 24. Lg3 a4 25. Dd2 b3 26. Kb1 Pc4 27. Lxc4 Wit mag kiezen of hij in het middenspel verliest of in het eindspel na 27. Dc3 Pa3+ 28. Ka1 Dxc3. 27...Dxc4 28. f6 Lb7 29. De2 Tdc8 30. cxb3 axb3 31. a3 Na 31. Dxc4 Txc4 32. Pd2 Td4 33. Pxb3 Lxe4+ moet wit een kwaliteit geven om niet mat te gaan. 31...Da4 32. Pd2 Tc2 33. Dd3
Zie diagram
33...Txb2+ Bijna alles won. 34. Kxb2 Dxa3+ 35. Kc3 Tc8+ 36. Pc4 d5 37. exd5 Om er van af te zijn. 37...Lb4 mat.