„Dus als ik tegen mijn collega zeg, ik ben in de Japanse tuin, dan weet hij waar ik ben. Of ik ben even in Finland of Oostenrijk, een den omzagen.” Met deze woorden geeft Nico van der Ree, sinds 1971 tuinman van het Amsterdamse Amstelpark, aan hoe veelzijdig het park is langs de oever van de Amstel. Er zijn in dit Floriadepark uit 1972 ook nog een Japanse en Franse tuin, een kloostertuin, een rosarium met 166 soorten rozen en een oneindigheid aan tuinsoorten meer.
Sinds 2016 is Van der Ree met pensioen, maar zijn enthousiasme voor tuinen en parken en vooral zijn hovenierskennis leven volop. Park- en landschapskunstenares Irene Fortuyn wijdt op uitnodiging van Zone2Source in het Glazen Huis, een expositieruimte in het hart van het park, een tentoonstelling aan het onderschatte beroep van de tuinier, De Tuin en de Tuinman. „Voor veel mensen zijn tuinmannen anoniem”, zegt Fortuyn. „Een tuinman spreek je niet snel aan. Vaak zijn mannen die werken in het groen daar geplaatst door de reclassering. Hierdoor hebben ze een wat eng imago. Dat wil ik doorbreken in deze ode aan de hovenier.”
Fortuyn wil de „stem van tuinbazen en hun onmetelijke bron van kennis” opnieuw waarderen. Aan de basis van de expositie ligt een film van anderhalf uur die ze opnam met Van der Ree die tuinman Klaas Noordhuis, de levenspartner van wijlen dichter C.O. Jellema, rondleidt door het Amstelpark. Dat levert een stroom aan kennis en herinneringen op met mooie terzijdes, zoals deze: „Vroeger heette dat een voetbalveld, nu noemen we het evenemententerrein.”
Net als in eerdere kunstwerken, zoals bijvoorbeeld Uitzicht van Nederland, gaat Fortuyn op zoek naar kennis van mensen „die met hun voeten in het land, in de modder staan”. Ze noemt dat „doorgeefkennis”. Fortuyn: „Al sinds mijn eerste expositie in het Stedelijk Museum vroeg ik me af waarom kunst getoond wordt in een mausoleum, in een tempel. Ik wilde naar buiten. Voor mij is een tuin het symbool van het Nederlandse landschap, een sculptuur door mensenhand gemaakt. Net als ons land moeten tuinen doorlopend onderhouden worden. Een willekeurige parkbezoeker vergeet dat weleens. Die kijkt niet achter de schermen waar tuinlieden wieden en snoeien, onderhoud plegen, schoffelen. In het Amstelpark met zijn 38 hectare werken tien tuinmannen. Als zij het park niet in stand houden, dan neemt de wilde natuur het over. Zij zijn de zorgdragers van het openbare groen.”
Onwezenlijk idee
Op de vloer van het Glazen Huis liggen takken. Het lijken zomaar wat afgewaaide takken uit het park, maar buigt u zich eens voorover en raak ze aan: ze zijn van brons. Choices heet het kunstwerk. Elke tak splitst zich in twee takken die weer in twee takken uiteengaan, enzovoort. Tuingereedschap als een riek, bezems, schep en een houten hooihark prijken als kunstvoorwerpen tegen de muur. Kuipplanten staan er ’s winters veilig, als in een oranjerie. Op monitoren spreken kenners over de poëzie van een tuin, geïnspireerd door woorden als bloeien, pergola, vlinders, zaaien, zomer en zeepkruid.
Doorgeefkennis van tuinlieden is noodzakelijk. „Medewerkers van projectbureaus beslissen over ons landschap vanachter tekentafels en via computermodellen”, aldus Fortuyn. „Dat geldt ook voor gemeentelijke beleidsmakers. Deze mensen kennen het woord ‘wieden’ niet eens en om te bezuinigen wil de parkmanager preventief snoeien. Dat betekent drie jaar van tevoren, dat bespaart kosten. Maar voor een tuinman is dat een onwezenlijk idee: een boom verdient elk seizoen aandacht. In ambtelijke taal bestaan bomen niet, het zijn objecten met een onderhoudscode, bijvoorbeeld C4. Dit bewijst hoe belangrijk taal en kennis van tuinmannen zijn.”