Toen Nicole Koijen (36) na haar opleiding tot verpleegkundige in loondienst ging bij een verzorgingstehuis in Tilburg, merkte ze al snel dat een baan van meer dan 32 uur per week geen optie was. „De zorg voor ouderen is behoorlijk pittig”, zegt ze. „Fysiek is het zwaar: wassen, aankleden, begeleiden. Je hebt vaak met gedragsproblemen te maken, waardoor het lang niet altijd van een leien dakje gaat.”
Op haar afdeling, met zwaar dementerende ouderen, werd in ploegendiensten gewerkt: ’s ochtends, overdag en ‘s avonds. Diensten duurden doorgaans zo’n zes uur, tijden waren onregelmatig. Koijen: „Fulltime werken kwam daarom neer op zeven dagen in de week paraat staan. Dat houdt geen mens vol, zo vaak wil je helemaal niet van huis zijn. Bijna iedereen werkte dus parttime, ik ook.”
Haar verhaal is geen uitzondering, zo bleek deze week opnieuw.
In het dinsdag gepubliceerde onderzoek Eerste treden op de arbeidsmarkt constateert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat jonge vrouwen in Nederland veel vaker in deeltijd werken dan jonge mannen. Van de 18 tot 25-jarigen vrouwen heeft 62 procent een deeltijdbaan, tegen 28 procent van de mannen. Mede door het moederschap is dat verschil nog groter bij vrouwen tussen 25 en 35 jaar.
Het rapport toont aan dat de achterstand van vrouwen op de arbeidsmarkt al direct na hun opleiding begint en niet, zoals vaak gedacht, wanneer ze kinderen krijgen. Nergens in Europa is het verschil in gewerkte uren tussen jonge mannen en vrouwen zo groot als in Nederland. Waarom werken we zo massaal in deeltijd? En wat is het effect daarvan op carrières?
Een van de belangrijkste verklaringen voor het feit dat veel jonge vrouwen parttime werken is volgens het SCP dat zij relatief vaak kiezen voor sectoren waarin deeltijd de norm is, zoals de kinderopvang of de zorg. „In de niet-commerciële sector (overheid, onderwijs en gezondheidszorg) en in een deel van de commerciële sector (handel) komen meer deeltijdbanen voor dan in de rest van de commerciële sector”, schrijft het SCP.
Wandelclub voor mannen
Voor een antwoord op de vraag waarom juist Nederlandse vrouwen zo vaak in deeltijd werken moet je de geschiedenis induiken, zegt Esther-Mirjam Sent, hoogleraar Economische Theorie en Economisch Beleid aan de Radboud Universiteit en Senator voor de PvdA. „Het voert terug tot de 17e eeuw: kreeg je in die tijd kinderen, dan was het gebruikelijk dat de moeder voor hen zorgde. In Zweden was dat bijvoorbeeld heel anders, daar gingen kinderen naar de voedster. Was thuisblijven begin 20ste eeuw vooral weggelegd voor dames van stand, de sociaal-democratie heeft dat later voor alle vrouwen mogelijk gemaakt.”
Onder invloed van de christen-democraten is in ons land daarnaast veel beleid gericht op het gezin in plaats van het individu. „Dat zie je aan allerlei financiële regelingen, denk aan de ‘aanrechtsubsidie’, de korting op de inkomstenbelasting die iemand zonder baan mag doorgeven aan de werkende partner. Bovendien konden we ons dit als relatief rijk land veroorloven.”
Als een land zo’n lange geschiedenis met zich meedraagt, is het lastig daar uit te breken, meent Sent. Het heeft consequenties voor wat als ‘normaal’ wordt beschouwd. „Als verwacht wordt dat de vrouw zich minder op haar carrière richt, gaan vrouwen zich naar die norm gedragen.”
Daar komt bij dat niet alle werkplekken even aantrekkelijk zijn voor vrouwen, zegt Sent. „Ik kan natuurlijk alleen uit eigen ervaring spreken, maar hier op de universiteit hebben we bijvoorbeeld een wandelclub voor alleen mannelijke hoogleraren. Dat wordt normaal gevonden, terwijl vrouwen zich buitengesloten voelen.”
Vakbond FNV Vrouw, die zich inzet voor een betere positie van vrouwen op de arbeidsmarkt, noemt het grote verschil in gewerkte uren tussen jonge mannen en vrouwen zorgelijk. Jennifer Meyer, programmamanager bij FNV Vrouw: „Wanneer zo veel jonge vrouwen zonder kinderen al in deeltijd werken, is het straks als ze wél kinderen krijgen nog gemakkelijker om te zeggen ‘ik blijf wel thuis.’” Dat is schadelijk voor hun carrièrekansen, meent Meyer. Bovendien raken ze financieel afhankelijk van hun partner.
Ook hoogleraar Sent maakt zich zorgen over de geringe economische zelfstandigheid van in deeltijd werkende vrouwen. „We weten dat een op de drie huwelijken strandt en dat vrouwen over het algemeen vaker afhankelijk zijn van de bijstand of een WW-uitkering dan mannen.” Prima als je het je kunt veroorloven parttime te werken, zegt Sent. „Maar voor veel vrouwen is parttime werken niet vrijwillig. Simpelweg omdat vooral in sectoren met veel vrouwen deeltijdwerken de norm is geworden.”
Nog niet breed geaccepteerd
Kun je carrière maken als je deeltijd werkt? Ja, ook met een dag minder moet dat best mogelijk zijn, meent Sent. „In de top van het bedrijfsleven zie je vaak dat men ook maar deels tijd aan hoofdtaken besteedt. De rest wordt opgevuld met commissariaten en adviesfuncties.”
Toch is toegeven dat je dat je 32 uur werken wel oké vindt, nog niet breed geaccepteerd. Eigenlijk zouden ook mannen massaal in deeltijd moeten gaan werken, zegt Sent. „Als dat de standaard is, wordt het gemakkelijker de taken thuis te verdelen. Om te beginnen zouden vaders veel meer ouderschapsverlof moeten krijgen.”
Meyer van FNV Vrouw vindt bewustwording belangrijk: „Vrouwen moeten inzien dat zij zelf hun broek moeten kunnen ophouden.” De vakbond wil moeders hier bijvoorbeeld op wijzen, zodat ze dit meenemen in de opvoeding. „En misschien moeten we ook mannen anders aanspreken. Laten we het bijvoorbeeld niet meer hebben over een papadag.”
Sent adviseert jonge vrouwen goed na te denken over wat nodig is om zelfstandig te blijven. „Werk is niet alles, geld is niet alles, er zijn allerlei waardevolle zaken in het leven. Maar zorg in ieder geval dat je op eigen benen kunt staan.”
Stefanie Rondags (33), wetenschapsjournalist en consultant

Foto’s Merlin Daleman
„Fulltime werken vind ik achterhaald. Het idee dat je per se van negen tot vijf ergens op een kantoor moet zitten omdat je dan productief zou zijn, daar geloof ik niet in. Daar is iedereen anders in. Sinds ikin 2007 ben afgestudeerd heb ik bijna altijd parttime gewerkt. Ik solliciteerde bewust op parttimebanen en als een bepaalde functie fulltime was, vroeg ik of het ook minder uren kon of deels vanuit huis. Voor mij is 24 uur ideaal. Ik vind het belangrijk dat ik goed kan rondkomen, maar ik hoef niet veel meer dan dat.
Ik wil leuke dingen kunnen doen, naast mijn werk opleidingen en cursussen kunnen volgen. Met mijn werkgevers heb ik nooit problemen gehad. Misschien ligt dat aan mijn vakgebied: ik ben gepromoveerd in de diabetespsychologie en werkte voornamelijk in de zorg- en onderzoekssector.
„Ik denk dat vrouwen meer zicht hebben op wat écht belangrijk is in het leven: verbinding met anderen, tevreden zijn met wat je hebt en wie je bent en doen waar je blij van wordt. Dat zie ik ook om me heen. Ik volg regelmatig programma’s op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en spiritualiteit en daar kom ik voornamelijk vrouwen tegen. Geld verdienen en status vinden ze minder belangrijk dan werken aan zichzelf.
„Succes en werktijden hebben voor mij weinig met elkaar te maken. Ik weet dat er bedrijfstakken zijn waar je altijd aanwezig moet zijn. Dat zou niets voor mij zijn. Ik ben geen ochtendmens, dus ik werk altijd in de middags of ’s avonds. Ik heb geen doordeweeks en geen weekend, ik werk als ik productief ben. Het merendeel van mijn tijd doorbrengen op kantoor? Nee, bedankt. Ik leef maar één keer.”
Lonneke van Tuil (30), werkt in de kinderopvang
„Ik werk bij een buitenschoolse opvang in Eindhoven, met een vast contract voor 20 uur in de week. Mijn vriend en ik wonen samen, zonder kinderen, we kunnen gemakkelijk rondkomen. Mocht het ooit stuklopen, dan zou ik het in mijn eentje trouwens ook redden.
„Toch zou ik heel graag meer willen werken, het liefst fulltime. Dat heb ik al meerdere keren aangekaart op mijn werk, maar er is simpelweg niet meer werk te verdelen. Dat is het nadeel van maatschappelijk werk: als je ergens solliciteert, zijn er vaak nog 330 nog gegadigden. Hoewel de markt nu weer wat aantrekt, haalden veel ouders hun kinderen tijdens de crisis bijvoorbeeld van de crèche. Kijk ik nu weleens naar vacatures voor 32 uur buiten de kinderopvang, dan zijn die allemaal tijdelijk. Over een contract van 20 uur ga je dus niet zeuren, ik ben al lang blij dat ik een vast contract heb weten te bemachtigen. Veel studiegenoten lukte dat niet. Bovendien werk ik graag in de kinderopvang.
„Mijn collega’s, de meesten vrouw, werken ook allemaal in deeltijd – handig voor de werkgever. Is er iemand ziek of op vakantie, dan kan er gemakkelijker worden geschoven met werkkrachten. Vier dagen in de week dien ik beschikbaar te zijn. Daarnaast probeer ik nu zoveel mogelijk vrijwilligerswerk te doen, om aan mijn cv en netwerk te blijven bouwen.
„Toen ik begon aan mijn hbo-opleiding culturele en maatschappelijke vorming wist ik stiekem al wel dat dit een moeilijke markt was, maar maatschappelijk welzijnswerk is toch echt wat ik het liefst doe. In deze sector wil ik carrière maken.”