Toen Sven Kramer drie maanden geleden dreigde met een staking vanwege verlaagde bondspremies voor langebaanschaatsers, mengde bij Thomas Kennes verbijstering zich met woede. Kom op Sven, dacht de kunstschaatser, waar praat je over? Jij hebt al een zak met geld. En wat krijg ik van de diezelfde KNSB? Niets, nada, noppes. Kennes is al blij als de schaatsbond hem uitzendt naar internationale wedstrijden en dan zijn reis- en verblijfkosten betaalt.
De tweedeling binnen de KNSB is schrijnend. Waar de budgetten voor het langebaanschaatsen, ondanks een inkrimping, riant zijn, moeten de Nederlandse kunstschaatsers het doen met een incidenteel trainingskamp, maar zonder persoonlijke vergoeding. Kennes billijkt de hogere status van het langebaanschaatsen vanwege de topprestaties, maar dat hij op een houtje moet bijten doet pijn en ervaart hij als unfair.
Zonder zijn vaste vergoeding van de Stichting Kunstrijden Nederland (SKN) – een particulier fonds gerund door oud-kampioenen Joan Haanappel en Sjoukje Dijkstra – had Kennes twee jaar geleden met zijn sport moeten stoppen. Van zijn loyale ouders hoorde hij destijds: ‘Thomas, het geld is op, het kán niet meer.’ Maar stoppen is geen optie, reageerde Haanappel, de hartstochtelijke kracht achter de stichting die talentvolle kunstschaatsers naar internationaal niveau probeert te stuwen. ‘Jij bent een talent en we denken dat je iets voor het Nederlandse kunstschaatsen kunt betekenen. Dus gaan we je helpen, financieel en sportief.’
Als eenling gemotiveerd blijven
Zo liggen de verhoudingen in Nederland schaatsland, waar Kennes de beste is van de drie kunstschaatsers die nog iets voorstellen. Hij wordt op de been gehouden dankzij private ondersteuning. Gelukkig voor hem is hij goed genoeg bevonden om komende week naar de EK in Ostrava te worden uitgezonden. Kan hij verder werken aan zijn internationale niveau, dat nog (net) niet toereikend is voor deelname aan de WK en Olympische Spelen. Maar de ambitieuze Kennes, een twintigjarige student aan het Johan Cruyff College uit het Brabantse Oisterwijk, verbetert snel, al valt het zwaar als eenling gemotiveerd te blijven. Hij mist de uitdaging en inspiratie van concurrenten.
In aanloop naar een nieuw seizoen werd het solisme Kennes vorig jaar even te veel. „Niets lukte meer. Ik maakte totaal geen vorderingen. Voor mijn gevoel ging ik zelfs achteruit”, herinnert hij zich die ellendige periode. „Ik werd ook niet gepusht door mijn coach Thierry Cerez. Daar is hij niet zo van. Thierry vindt dat de motivatie vanuit jezelf moet komen. Hij ziet zichzelf als begeleider. Maar ik had op dat moment iemand nodig die achter me stond en zei: ‘Kom op, Thomas, je kunt het’.”
Gereset in Chicago
De redder was wederom Joan Haanappel, die zijn noden per telefoon aanhoorde en het mogelijk maakte dat Kennes anderhalve week later in Chicago op de baan stond bij trainer Chris Howarth, de man die de kunstrijder kent van de trainingsweken die hij periodiek in Nederland voor SKN verzorgt. Vliegkosten kwamen wel voor eigen rekening, dat is nu eenmaal de tragiek van een kunstschaatser. Maar in Chicago trof Kennes wel een goede, begripvolle coach, veel ijstijd en concurrenten aan wie hij zich kon optrekken. Gereset keerde hij een maand later terug in Nederland. Zijn conclusie: „Ik kwam terug met vaste sprongen. Na vier weken was ik weer mezelf.”
En ook nog in een verbeterde omgeving. Bij zijn Bossche Kunstrij Vereniging BKV, waar Kennes het ijs moet delen met tientallen tienermeisjes, krijgt hij sindsdien meer persoonlijke aandacht van Cerez. Maar verfrissender was zijn zomerse verblijf in Berlijn, waar Kennes te midden van topschaatsers mocht trainen bij de Duitse bondscoach Viola Striegler. Een verademing, vond Kennes, die tussen Kerst en Nieuwjaar terugkeerde naar de Duitse hoofdstad en het voornemen heeft om er in de aanloop naar volgend seizoen voor anderhalf à twee maanden opnieuw te verblijven.
In het buitenland kan hij echt beter worden, heeft Kennes ervaren. Voor internationale aansluiting is het bitter noodzakelijk de triple axel – de enige sprong die hij nog niet drievoudig uitvoert – en één of twee viervoudige sprongen onder de knie te krijgen. „Als ik niet naar het buitenland ga, zal ik opnieuw in een gat vallen. In Nederland schieten coaches tekort in wat je de techniek van tegenwoordig kunt noemen”, klaagt Kennes. „Vroeger volstond je na een achterwaartse afzet met drie krachtige draaien. Bij vier rotaties, de quadruple, is dat bijna onmogelijk, daarvoor moet je leren ‘smokkelen’. Zover zijn we in Nederland nog niet, omdat de oude generatie trainers niet met zijn tijd is meegegaan.”
Intensieve internationale contacten zijn volgens Kennes ook vereist om in beeld te komen bij de juryleden. „Je moet een naam opbouwen, de jury moet jou leuk gaan vinden. Dan werkt de goede naam van een coach ook mee. Als je bijvoorbeeld de Canadese topcoach Brian Orser naast je hebt staan, lijkt het wel of je extra punten krijgt. Of dat onrechtvaardig is? Ach, ik ben eraan gewend. Als ik naar internationale wedstrijden ga, weet ik dat niet kan concurreren met rijders uit de Verenigde Staten, Rusland of Japan. Ik kan alleen mijn best doen om zo dicht mogelijk in de buurt te komen.”
Kennes wil vooruit, meedoen aan internationale kampioenschappen, met als ultiem doel de Olympische Spelen van 2022 in Beijing. Een wonder voorbehouden komt ‘Pyeongchang’ volgend jaar te vroeg. Maar hij oriënteert zich steeds mondialer, bijvoorbeeld door dit seizoen te werken met de bekende Hongaarse choreograaf Ádám Sólya – ook aangebracht door Joan Haanappel – die zijn korte kür heeft samengesteld op het nummer Both Sides Now van John Barrowman. Op het EK hoopt hij daarmee de finale te halen. Kennes: „Toen ik het nummer hoorde kreeg ik kippenveld. Dit moet ’m worden, dacht ik. Mijn vorige korte kür, op het nummer Nothing Else Matters van Metallica, ‘pakte’ de jury niet. Deze wel, omdat ie goed in elkaar zit; het is van begin tot eind een gelikte kür.”
Maar om de stap naar olympisch niveau te maken zal er nog een tandje bij moeten, weet Kennes. „Volgend jaar wil ik de triple-axel en een triple-triple-combinatie van de Lutz en de Spot aan mijn kür toevoegen. Als dat lukt komen ook de WK en de Spelen in beeld.”
Nichterig imago
Als enige kunstschaatser in Nederland – zijn twee concurrenten verblijven in het buitenland – stuit Kennes op het nodige onbegrip en vooroordelen. „Mensen denken al gauw dat je gay bent”, zegt de man die ‘gewoon’ een vriendin heeft. „Ik snap die associatie wel, want wij zijn de balletdansers van het ijs. Nee, ik vind dat nichterige imago totaal niet vervelend. Ik haal mijn schouders erover op. Kunstschaatsen is nu eenmaal een sierlijke sport, maar om de beoefenaars meteen als homoseksueel te kwalificeren, vind ik ook weer onzin. Men zou eens moeten weten wat je er allemaal voor moet doen. Neem van mij aan: kunstschaatsen is ook een sport voor ‘echte mannen’.”
Als groter probleem ervaart Kennes in Nederland de onbekendheid van de sport en als gevolg daarvan dat eeuwige gebrek aan geld. De kunstschaatser hoort in zijn zoektocht naar sponsors steeds weer ‘nee’. Sympathieke sporter, daar niet van, maar geen interessant reclameobject. „En dat snap ik wel”, zegt Kennes. „Ik kan een sponsor ook weinig bieden. We komen vrijwel niet op televisie en reclame-uitingen op wedstrijdpakken zijn verboden.” Om er honend aan toe te voegen: „Moet je de langebaanschaatsers zien.”
Idealiter heeft Kennes voor zijn sportbeoefening 15.000 à 20.000 euro per jaar nodig. Als het niet lukt dat bedrag via sponsoring binnen te krijgen, moet ik een andere weg inslaan, redeneerde hij, om in de aanloop naar dit seizoen een Club van Honderd te beginnen.
Elf donateurs
De kunstschaatser zoekt honderd mensen die bereid zijn jaarlijks honderd euro te doneren, waardoor hij zich verzekerd weet van een financiële basis van 10.000 euro. Maar ook voor die actie loopt het niet storm. Kennes heeft elf donateurs gevonden. Een beginnetje, maar bij lange na niet genoeg.
Het valt niet mee geïnteresseerden te vinden, heeft hij ervaren. „Ik heb een goede kennis, een cafetaria-eigenaresse, die me helpt. Zij benadert bedrijven en doet de opening, waarna ik mijn verhaal vertel. Zo zijn we bijna alle winkels in Oisterwijk afgegaan. Nee, dat was niet altijd bemoedigend. Na tien keer ‘nee’ stop ik ermee, dan heb ik even geen zin meer in. Dan probeer ik het een week later met nieuw enthousiasme. Of ik wel eens aan een professionele manager heb gedacht? Eerlijk gezegd niet. Ik denk ook niet dat ik daar interessant genoeg voor ben.”