Een primeur voor Edo de Waart (75): voor het eerst in zijn carrière leidt de eminente dirigent een kamerkoor in een a-capellaprogramma. In Big to Basics nodigt het Nederlands Kamerkoor symfonische maestro’s uit om terug te keren naar de wortels van de westerse klassieke muziek: meerstemmige zang. Vorig jaar werd de serie geïnaugureerd door Harmut Haenchen.
Het is verleidelijk te focussen op verschillen tussen koor- en orkestdirectie. De Waart leek af en toe met een geklauwde hand om aanzwellende strijkers te vragen, en de logistiek van applaus en buiging verliep innemend onhandig. Maar dat de motetten van Bruckner vaak ‘symfonisch’ aandeden, met hun brede gebaren en getrapte dynamiek, lag vooral aan de componist. Voor De Waart stonden koordeugden als vertelkracht en verstaanbaarheid steeds voorop.
Het programma bewoog zich van polyfonie (Gesualdo’s Tres sacrae cantiones) naar Bruckners voortreffelijk gezongen bloksgewijze harmonieën, eindigend bij de laatromantische Schönberg van Friede auf Erden. Enkele Zigeunerlieder, op. 103 van Brahms, met pianiste Daria van den Bercken, zorgden vooral voor een lichte toets. Een hoogtepunt waren Schumanns 4 doppelchörige Gesänge, op. 141. Meteen al in het eerste lied, An die Sterne, toonden de zangers hun klasse. De dubbelkorigheid kreeg uitgekiend gestalte, met levendige interactie en een schitterende totaalklank. De dramatische mineurwending aan het slot van Ungewisses Licht klonk ingetogen en aangrijpend, de pingpongeffecten in slotlied Talismane stuiterden vrolijk.