‘Hoe is het om een vleermuis te zijn?’, zo luidt misschien wel de bekendste natuurfilosofische vraag. Een deel van het antwoord is er nu: je zou je ruziezoekerig voelen. Vleermuizen besteden een onbehoorlijke hoeveelheid spreektijd aan gekibbel. Israëlische zoölogen geven na veel analyseerarbeid aan: fladderend boven het alledaagse stellen vleermuizen zich aards op (Scientific Reports, December).
Dat geldt in elk geval voor de nijlroezetten (Rousettus aegyptiacus), vruchtenetende vleermuizen van Afrika en het Oostelijke Middellandse Zeegebied. Zij laten op voedseltocht veel en gevarieerd van zich horen. Naïeve luisteraars dachten dat het om beleefd uitwisselen van informatie en coördineren van acties ging. Maar nee. Ruim de helft van de uitingen staat voor dreigen en schelden, rond kwesties als ‘uit de weg’en ‘kijk ’s een beetje uit’.
En op de rustplaats? Ook geen fijn gekeuvel. Maar gekat. ‘Opzij, haal die vleugel uit m’n smoel’ of ‘blijf van me af, ik heb geen zin.’ Dit zijn vrije vertalingen van de overwegend zeer geïrriteerde geluiden in allerlei gradaties, in hun context geanalyseerd. De filosofie heeft toch weer een illusie over geheimzinnigheid minder.