Vanuit zijn keukenraam heeft Jaring Brunia (31) zicht op een groot deel van zijn bedrijf. Kronkelende slootjes, vlak grasland dat verdwijnt in de mist. Bij de schuur een stuk of twintig melkkoeien die zich op deze frisse, waterige dag buiten wagen.
Hij is tevreden over hoe zijn boerderij in het Friese Raerd er bij ligt, zegt Brunia gezeten aan zijn lange keukentafel. Maar hij heeft veel moeten leren. Net als zijn vader houdt hij hier, op de boerderij waar hij opgroeide, melkkoeien. Hij doet het wel anders: hij werkt biologisch.
Vorig jaar werd Brunia gecertificeerd door Skal Biocontrole, de organisatie die in Nederland toezicht houdt op biologische boeren. Vanaf dat moment kon hij zijn melk voor een hogere prijs verkopen.
Biologisch boeren is in trek. Ruim 140 melkveehouders, een recordaantal, meldden zich vorig jaar bij Skal omdat ze willen ‘omschakelen’. Dat is bijna drie keer zoveel als in 2015, en in 2014 waren het er zelfs maar twintig.
Omschakelen kan een idealistische keuze zijn. Boeren willen bijvoorbeeld diervriendelijker werken. Het kan ook zijn dat ze geen zin hebben om mee te gaan in de schaalvergroting, die duidelijk is terug te zien in de melkveehouderij. Vorig jaar hadden ruim 500 melkveebedrijven meer dan 250 melkkoeien, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ter vergelijking: Brunia heeft er 68.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/11/data6593585.jpg)
Maar wat waarschijnlijk ook meespeelt zijn de problemen waar de sector mee kampt: geld en regelgeving.
Eerst het geld. Sinds het melkquotum in 2015 werd afgeschaft en boeren zoveel mogen produceren als ze maar willen, is de prijs van melk hard gedaald. Het grote aanbod drukt de prijzen.
Maar dat geldt niet voor biologische melk. In Nederland ligt de productie hiervan op dit moment onder de, stijgende, vraag. Het tekort wordt aangevuld uit onder meer Denemarken en Duitsland, maar veel producenten vinden het fijn om op een pak melk te kunnen zetten dat het uit Nederland komt.
Dan de regelgeving. Er is een kans dat Nederlandse melkveehouders vanwege Brusselse milieuregels vanaf 2018 minder mest op hun land mogen gebruiken. Vervelend voor boeren, want vaak kost het geld om van overtollige mest af te komen. En om de grasproductie toch op peil te houden, moet dan wel extra kunstmest ingekocht worden.
Ook dit maakt biologisch boeren aantrekkelijk. Als er inderdaad minder mest het land op mag, hebben bioboeren daar geen last van. Zij gebruiken toch al minder mest dan toegestaan, een van de regels van biologische landbouw. Daarnaast hebben ze minder koeien per hectare, dus ook minder mest.
Geen hobbyproject
„Kijk”, wijst Brunia aan in zijn stal, „dit zijn twee Friese Rondbonten”. Kleine, ronde koeien zijn het, bruin-wit gevlekt. Rond 1700 was dit koeienras in Nederland veel voorkomend, inmiddels zijn ze bijna verdwenen. De meeste melkveehouders hebben grotere koeien die vaak wat knokiger zijn en meer melk geven. Deze twee heeft Brunia van een hobbyfokker. Over hun „mooie ronde hoorntjes” is hij erg te spreken.
Hij wilde een bedrijf met bijzondere koeien, mét hoorns. En met weidevogels. Die zijn er ook steeds minder. Brunia zet er in het voorjaar een deel van zijn land voor onder water. Zo kunnen ze beter aan voedsel komen. En in de toekomst ziet hij nog iets voor zich: een kaasfabriekje beginnen.
Dat klinkt misschien gezellig allemaal, maar Brunia’s boerderij is beslist geen hobbyproject „Het liefst wil ik schathemeltjerijk worden.” Alleen niet door heel veel melk te produceren, maar door zich te onderscheiden – en daarom een hogere prijs te krijgen.
Voor sommige collega’s is dat idee wennen. Laatst kwamen er wat ‘gewone’ boeren kijken bij een vriend van hem die ook biologisch werkt, vertelt Brunia. Hij was net aan het melken. „Ze zeiden: vind je dat nou leuk? Er zit bijna geen melk in.” Daar houden veel boeren niet van, zegt Brunia. „Die willen”, hij houdt zijn handen ver uit elkaar, „zúlke uiers.” Veel opbrengst dus. „Wat het kost maakt niet uit.”
Toch is er wel degelijk iets aan het veranderen, denkt Goaitske Iepema, die lesgeeft over melkveehouderij aan hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden. „Biologische boeren worden serieuzer genomen.”
Vroeger hoorde ze boeren op verjaardagen nog wel eens ietwat afkeurend bespreken wie er nú dan weer biologisch was geworden. Maar tegenwoordig zijn ze vaak juist geïnteresseerd. „Ze stappen vaker even op de fiets om te kijken hoe de gewassen er daar bijstaan.”
Maar biologisch boer word je niet zomaar. Veel dingen die ‘gewone’ melkveehouders doen, mogen bioboeren niet – en andersom. Geen kunstmest. Ook geen pesticiden. Terughoudend met antibiotica, nooit preventief. Koeien zoveel mogelijk naar buiten en alleen biologisch voer.
Minstens anderhalf jaar moet een boer zo werken voordat melk ook daadwerkelijk als biologisch (en voor een hogere prijs) verkocht mag worden. Het idee is dat grond en dieren moeten wennen. Dat betekent ook dat ze die periode extra kosten maken – biologisch produceren is duurder – maar dat ze nog geen hogere prijs kunnen rekenen. Het verschil moeten boeren zelf opbrengen.
Voor veel boeren is dit allemaal onontgonnen terrein. Ze hebben het niet van hun ouders kunnen leren. Maar er zijn andere manieren om aan kennis te komen. Dit najaar begint de hogeschool in Leeuwarden met de eerste hbo-opleiding voor biologische melkveehouderij. Naast alle bioregels is in het tweejarige programma ook aandacht voor marketing, zegt Iepema.
Betere prijzen, maar blijft dat zo?
Voor ‘gewone’ boeren is dit minder belangrijk, legt ze uit. Wie bijvoorbeeld voor de export produceert, weet niet wie zijn consumenten zijn. Maar veel bioboeren willen (en moeten) hun klanten juist wel leren kennen, omdat ze producten – zoals kaas – direct aan hen willen verkopen. „Aan dit soort exclusievere producten kun je goed verdienen,” zegt Iepema.
Van de bijna 16.500 Nederlandse melkveehouders zijn er nu een kleine 400 biologisch. Blijven de prijzen overeind als daar straks allemaal nieuwe boeren bijkomen?
Overproductie is wel degelijk een zorg van boeren en zuivelcoöperaties. Eko Holland, die het grootste deel van de Nederlandse biologische zuivel opkoopt, had daarom vorig jaar zelfs een tijdelijke ledenstop.
Toch denkt René Cruijsen, voorzitter van Eko Holland, dat er straks een markt is voor die extra biomelk. „Nog maar 10 procent van de genuttigde zuivel is biologisch.” Daar kan wel wat bij, denkt hij.
Daarnaast wil hij verder kijken dan alleen zuivel. Eiwitten uit biomelk kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden in babyvoeding, sportdrank of fris zoals Rivella. Volgens Cruijsen zit daar „veel perspectief” in.
Brunia maakt zich ook geen zorgen. „De consument wordt steeds bewuster en kritischer. Ik denk dat biologisch gangbaar aan het worden is.” Hemzelf gaat het in ieder geval goed. Voor het eerst in jaren is hij kort geleden weer eens uitgebreid op vakantie geweest, naar Sri Lanka. Even geen koeien.