Interview

‘Jawel, ik doe ook echte sterrenkunde’

Frans Snik Astronoom

Frans Snik houdt zich bezig met verre exoplaneten, maar bouwt ook telescopen van lego. En hij meet fijnstof met ‘burgerwetenschappers’.

Frans Snik: „Exoplaneten zijn moeilijk te zien. Je probeert een vuurvliegje naast een vuurtoren te zien. Dat probeer ik.”
Frans Snik: „Exoplaneten zijn moeilijk te zien. Je probeert een vuurvliegje naast een vuurtoren te zien. Dat probeer ik.” Foto Roger Cremers

We lopen met de fotograaf op het dak van de Oude Sterrewacht in Leiden rond om de foto bij dit artikel te maken. Frans Snik wijst naar de zonnekijker, op een dak verderop. „Daar wordt vandaag apparatuur voor geïnstalleerd”, zegt Snik, „voor metingen tijdens een studentenpracticum.” De zonnekijker projecteert een beeld van de zon op een scherm in de kelder van het gebouw. Het practicum was dringend aan uitbreiding toe, al was het alleen maar om de toegenomen studentenaantallen op te vangen: dit jaar zijn er 125 eerstejaarsstudenten sterrenkunde.

Frans Snik (1979) is sinds 2012 astronoom aan de Sterrewacht Leiden. Hij is een van de tien net benoemde nieuwe leden van De Jonge Akademie, de afdeling van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen voor jonge beloftevolle onderzoekers. Ze blijven vijf jaar lid. Snik is betrokken bij onderzoek aan exoplanten. Hij doet daarvoor mee aan de ontwikkeling van de optische instrumenten METIS en EPICS voor de reuzentelescoop E-ELT (European Extremely Large Telescope). Die is in aanbouw in de Chileense Atacamawoestijn.

Mediabekendheid kreeg Snik met iSpex, een burgerwetenschaps- of citizen science-project waarbij deelnemers fijnstofconcentraties in de atmosfeer meten. Ze gebruiken daarvoor een opzetstukje op hun mobiele telefoon. Snik: „Dat is een minispectroscoop en polarisatiemeter, afgeleid van technologie die we ontwikkelen voor satellieten. Uit die metingen met al die telefoons kun je afleiden hoeveel fijnstof er op dat moment in de lucht zit.”

Hoe is het afgelopen met iSpex?

„We hebben hier in Nederland drie meetdagen gehad, met in totaal bijna tienduizend metingen. We hebben laten zien dat dat goed werkt, en dat het nuttige gegevens oplevert.

„In de sterrenkunde was burgerwetenschap, bijvoorbeeld om sterrenstelsels te classificeren, al gemeengoed. Maar een van de leukste gevolgen is dat projectpartner RIVM, toch een chique officiële overheidsinstantie, helemaal om is. Ze zijn voor citizen science. Dit najaar hebben ze honderd fijnstofmeetkastjes bij mensen thuis geïnstalleerd, die ze ook gebruiken in hun meetnetwerk.”

En hoe nu verder?

„Inmiddels hebben we iSpex in verschillende Europese steden herhaald, maar als je het stelselmatig wilt inzetten, zal de organisatie ook uitgebreider en professioneler moeten worden.

„Een van de dingen waar we daarnaast over nadenken is een soort incubator voor citizen science. Dan sluit je wetenschappers een week op met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, onderwijsexperts, en mensen die apps en sensoren kunnen knutselen, om totaal nieuwe projecten te starten.

„Daarbij steunen we op wat we geleerd hebben bij iSpex, en we hopen het te ondersteunen met wat seed funding. Deze zomer willen we beginnen met atmosfeermetingen, daarna misschien met taalkunde.”

Je bouwt ook legomodellen van reuzentelescopen, en je hebt met ontwerper Daan Roosegaarde een regenboog op station Amsterdam Centraal geprojecteerd. Doe je ook nog echte sterrenkunde?

„Haha, jawel. We kennen uit indirecte waarnemingen inmiddels duizenden exoplaneten, planeten buiten ons zonnestelsel. Vaak ook binnen de ‘leefbare zone’, waar vloeibaar water kan bestaan. Maar de exoplaneten zelf direct zien is lastig. Het is alsof je een vuurvliegje probeert te zien naast een vuurtoren. Dat probeer ik nu te doen.

„Eén methode is de ‘coronagraaf’, waarbij je eigenlijk gewoon de ster zelf afdekt met een plaatje. Maar bij grote telescopen is dat lastig: de telescoop trilt altijd een beetje zodat er sterlicht naast het plaatje valt.

„Daarnaast geeft een ster niet een puntje licht, maar een ‘airypatroon’, een ringenpatroon veroorzaakt doordat het licht bestaat uit golven. Het airypatroon vlak naast de ster is veel helderder dan het licht van de exoplaneet. Dat scheelt minstens een factor tienduizend.

„Een paar jaar geleden kreeg ik een mooi idee, waarbij je het airypatroon plaatselijk opheft. Daarvoor zet je een glaasje in het lichtpad met daarop een geprint patroon van vloeibare kristallen, waardoor het airypatroon net naast de ster plaatselijk weggewerkt wordt.

„Dat blijkt te werken: met zo’n Vector Apodizing Phase Plate kun je vlak naast de ster kijken. Het is nu de krachtigste coronagraaf ter wereld, dus alle telescopen willen de techniek hebben. Zo tegen 2030 zou je met de E-ELT op die manier exoplaneten moeten kunnen bekijken.”

Wat wil je dan eigenlijk zien?

„De grote vraag is natuurlijk: zijn wij alleen? Je wilt bijvoorbeeld vloeibaar water detecteren, dat is in ieder geval nodig voor al het leven dat wij kennen. En zuurstof in de atmosfeer, dat zou ook een sterke aanwijzing zijn. Zo zijn er nog wel meer tekens van leven te bedenken.”

Heb je nog meer plannen?

„De ivoren toren bestaat bij ons niet echt meer, maar wetenschappers horen natuurlijk nog wel een beetje bij de elite. Ik denk dat wetenschappers een betere dialoog met de maatschappij moeten hebben, en het moet niet alleen eenrichtingsverkeer zijn.

„Citizen science is daar wat mij betreft een goed vehikel voor. Luchtkwaliteit bijvoorbeeld, raakt iedereen. Ook, of juist, mensen in slechte wijken, dat hebben we bij iSpex gemerkt.

„Een van mijn plannen is ook om pabostudenten te koppelen aan sterrenkundigen. Die kunnen dan elkaars vak leren kennen, en vervolgens met zijn tweeën een basisschool overnemen. Dan kunnen kinderen de vragen stellen die ze bij docenten niet kwijt kunnen.

„Dat werkt ook, merk ik als ambassadeur van de weekendschool. Daar solliciteren kinderen uit achterstandswijken zelf om op zondag extra dingen te leren en hun blik te verbreden.

„Dat zijn niet alleen de kinderen van Henk en Ingrid, maar ook die van Fatima en Mohammed, kinderen voor wie het niet vanzelfsprekend is dat ze zich ontwikkelen tot wat ze zouden kunnen zijn.”

Is dat een taak van wetenschappers?

„Ik denk eigenlijk voor iedereen. Als er iets is wat polarisatie in de maatschappij tegenhoudt… Ik klink nu opeens wel heel erg idealistisch, hè?”