Een week of twee na de bevalling gaat plotseling de deurbel. Wie staan er voor de deur? Henk Kamp en zijn vrouw Linda. Met een grote glimlach en een groot cadeau.
Talloze vrouwelijke politici aan het Binnenhof, ongeacht welke partij, vertellen dit verhaal. Alleen het cadeau verschilt van keer tot keer. Het zoontje van PvdA’er Sharon Dijksma kreeg een handgemaakt muziekspeeldoosje. Voor de tweeling van Femke Halsema (GroenLinks) had Kamp een hobbelpaard en een schaalmodel Joint Strike Fighter – een knipoog naar haar verzet tegen de komst van het gevechtsvliegtuig.
Achter zijn attenties op kraambezoek gaat een bewuste gedachte schuil, vertelt Henk Kamp: hij wil méér vrouwen aan het Binnenhof. „Nog steeds zijn de meeste besprekingen op mijn ministerie met alleen mannen. De helft van de bevolking is vrouw! We hebben ze allemaal nodig in de politiek – en ze hebben er ook recht op. Ik wil daar op mijn manier aan bijdragen.”
Na drieëntwintig jaar in de Haagse politiek stopt Kamp (64) er dit jaar mee. Na de verkiezingen van maart 2017 is hij niet meer beschikbaar als bewindspersoon. Fysiek is hij „nog heel goed. Ik ben nooit gestrest.” Maar hij heeft straks 46 jaar gewerkt en bijna 40 jaar in de politiek gezeten. Een goed moment dus om ermee te stoppen.
In zijn lange carrière op het Binnenhof vervulde Kamp zo’n beetje alle functies, behalve die van minister-president. Hij was Kamerlid, informateur en vier keer minister: van Volkshuisvesting, Defensie, Sociale Zaken en – de laatste vier jaar – Economische Zaken.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/12/ANP-32193577.jpg)
Kamp komt over als een politicus uit een ander tijdperk. Door zijn minutieuze relatiebeheer. Maar vooral door zijn manier van politiek bedrijven: rationeel, uitsluitend op de inhoud en met een consistentie die opponenten wel eens tot waanzin drijft. Het persoonlijke verhaal inzetten om zijn politieke boodschap verkocht te krijgen, daar doet Kamp niet aan. Hij is van de feiten, cijfers en argumenten.
Henk Kamp is de meest ervaren bewindspersoon van Rutte II: toen hij vier jaar geleden aantrad had hij er al drie ministerschappen opzitten. Toch heeft hij in dit kabinet zelf ook geleerd van nieuwkomers in de Trêveszaal, zegt hij. Van Mark Rutte bijvoorbeeld, die hij „een grote sociale intelligentie” toedicht. En van vicepremier Lodewijk Asscher, die „op een afstandje overkomt als een vriendelijk baasje, maar als je echt met hem te maken hebt zeer vasthoudend is en doelgericht”.
In de ministerraad geniet Kamp de reputatie van politieke veelvraat. Hij leest álle stukken – ook die van zijn collega’s – en neemt dan vaak de rol op zich van rechts geweten van de VVD. „Het is niet de bedoeling dat je je als minister alleen bezighoudt met je eigen portefeuille – dan zou je totaal geen discussie in de ministerraad hebben.”
Misschien wel de grootste kwestie waarmee Kamp als minister van Economische Zaken te maken kreeg, was het Groningse gasdossier. Kamp besloot als eerste bewindspersoon in de geschiedenis de gasproductie substantieel te verlagen: van 54 miljard kubieke meter in 2013 naar 24 miljard kubieke meter komend jaar. Ook organiseerde hij de schadevergoeding en maakte hij een begin met de versteviging van Groningse huizen en openbare gebouwen.
Was dit voor u het heftigste onderwerp in deze kabinetsperiode?
„Jawel, maar in gelijke mate met de overgang van fossiele naar duurzame energie. Daar gaan enorme bedragen in om en er worden heel veel mensen mee geconfronteerd. Ik denk aan de windmolens op land. Het probleem van de aardbevingen speelt alleen lokaal – op het platteland van Groningen – voor een relatief kleine groep mensen. Het is wel zeer ingrijpend. Elke keer maar weer die trillingen in de grond. De mensen zijn bang dat er weer schade komt en bang voor de waarde van hun woningen en bang voor hun eigen veiligheid.”
De gaskwestie kwam in elk geval onverwacht.
„Het dossier lag letterlijk op m’n bureau op de dag dat ik op het departement binnenkwam. Er stond: het wordt nu echt onrustig in Groningen en het is een groeiend probleem. Er is sindsdien geen week geweest dat ik er niet intensief mee bezig ben geweest.”
In de Tweede Kamer en in Groningen is er veel kritiek op hoe u het probleem hebt aangepakt. U bent pas in beweging gekomen na allerlei onderzoeken en gerechtelijke uitspraken, zeggen de critici.
„Het is juist heel snel gegaan. In 2012 was het 48 miljard kuub en nu zitten we op 24 miljard. In vier jaar tijd gehalveerd! Het probleem was dat ik bij mijn aantreden nauwelijks gegevens had. Hoeveel konden we terugschroeven zonder dat mensen ’s winters in de kou zitten? Wat was voor de Groningers de veiligste manier om de winning terug te schroeven? Zodra ik de nodige informatie had, ben ik besluiten gaan nemen.”
Het is niet de bedoeling dat je je als minister alleen bezighoudt met je eigen portefeuille.
U zou te weinig empathie voor de gedupeerden aan de dag hebben gelegd.
„Met de betrokken mensen heb ik mij op allerlei manieren verstaan. Door juist heel direct en indringend met de Groningers te spreken was ik vanaf het begin overtuigd dat er sprake was van een ernstig probleem. Ik heb me daar met hart en ziel voor ingezet.”
De Groningers zouden u eigenlijk dankbaar moeten zijn?
„Het gaat niet om Henk Kamp. Het gaat om de serieuze zorgen van de mensen in dat gebied. Die zorgen kroppen zich op en dan kijken ze wie ze erop kunnen aanspreken. Dat ben ik. De een doet dat met woorden, de ander met gebaren. De een wordt boos, de ander probeert het met argumenten.”
De PvdA is zeer te spreken over uw rol bij de transitie naar duurzame energie. Oud-leider Diederik Samsom zei laatst: „Henk Kamp heeft een hekel aan windmolens maar bouwt er wel een paar honderd – want afspraak is afspraak.”
„Afspraak is afspraak – dat klopt. Maar ik ben helemaal niet tegen windmolens. Voor de energietransitie is het hard nodig dat de prijs van windenergie flink omlaag gaat. Daar heb ik met volle overtuiging aan gewerkt en dat lijkt ook te lukken.
„Kijk, Samsom is een ingenieur en komt van Greenpeace. Bij de onderhandelingen over het regeerakkoord had hij uitgesproken ideeën over duurzame energie. Die heeft hij ook binnengehaald. Maar op dit moment scheiden zich onze wegen. De PvdA wil de CO2-uitstoot nóg verder reduceren dan bestaande Europese afspraken. Ik zie daar geen heil in. Alles wat we op CO2-gebied in Nederland extra besparen, mag in andere landen weer de lucht in. Daar schiet je dus niks mee op.”

Minister Kamp in de Kamerbankjes met Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in 2013. Foto ANP / Bart Maat
Met Geert Wilders heeft Kamp een lange geschiedenis. Toen hij in 1994 voor het eerst in de Tweede Kamer kwam, was de huidige PVV-leider medewerker van de VVD-fractie. Later voerden ze als collega-Kamerleden allebei het woord over uitkeringen, arbeidsongeschiktheid en ontslag. „Binnen de VVD was Wilders op sociaal gebied uitgesproken rechts. Sinds hij voor zichzelf is begonnen heeft hij op dit gebied juist een heel populistisch links standpunt.” Die ommezwaai vindt Kamp „niet zo fraai”. „Ik kan het beter accepteren als je een bepaalde overtuiging hebt en daar consequent naar handelt. Zoals GroenLinks en PvdA doen. Ik ben het vaak niet met ze eens maar ik snap ze wel.” Ook vindt hij Wilders „te hard en te grof. Alle leden van de Tweede Kamer doen hun best en hebben hun argumenten.” Met gevoel voor understatement: „Zij verdienen een wat neutralere bejegening.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/12/data7609950.jpg)
Is het vertrek van Wilders bij de VVD een van de sleutelmomenten geweest in uw tijd aan het Binnenhof?
„Nee. Ik vind de relevantie van Wilders’ beweging beperkt. In de politiek moet je kunnen waarmaken wat je wilt. Daar heb je mensen voor nodig, een programma en draagvlak. Ik geloof niet dat hij het kader heeft om de goede mensen neer te zetten daar waar het ertoe doet. En een programma van één A4’tje is ook geen goede basis.
„Ik mis ook de checks and balances in zijn organisatie. Bij de VVD heb je tienduizenden leden, die corrigeren als dat nodig is. Wilders heeft een beweging met maar twee leden: de ene is de Stichting Geert Wilders en de ander is Geert Wilders zelf. Hij bepaalt ook alle kandidatenlijsten. Bij de volgende raadsverkiezingen wil hij meedoen in 392 gemeenten. Daar gaat hij dan zelf alle kandidaten voor uitkiezen. Dat vind ik een rare toestand.”
Het is wel denkbaar dat de PVV bij de verkiezingen de grootste partij wordt.
„Dat verwacht ik niet. De VVD zal weer de grootste partij zijn. Het kabinetsbeleid was succesvol: de economie en de werkgelegenheid groeien, de werkloosheid daalt. En de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven is flink verbeterd.”
Intussen hebben we wel Trump gehad en Brexit.
„Ja, dat is misschien een heel goede reden om juist VVD te stemmen. Wij laten elke dag zien dat we wel dingen voor elkaar krijgen.”
Over de bestuurbaarheid van Nederland maakt Henk Kamp zich – in tegenstelling tot vele anderen in Den Haag – niet zo’n zorgen. Ook in „landen waar het nog ingewikkelder is”, zoals Denemarken en Zweden, zit er gewoon een regering. „In Italië zijn goede dingen gebeurd met een zakenkabinet. In Denemarken met een minderheidskabinet. Rutte II kon functioneren met een minderheid in de Eerste Kamer – door draagvlak met andere partijen te organiseren. Er komt straks vast weer een andere variant waardoor we een werkbare situatie krijgen.”
Welk advies geeft u mee aan de nieuwe generatie Kamerleden?
„Integer zijn. Niet alleen niet-omkoopbaar maar ook steeds hun best doen voor het algemeen belang. Je moet heel hard werken in dit vak.”
Wat is úw geheim geweest?
„Mijn vrouw heeft het vooral goed gedaan, ik niet. Ze accepteerde dat ik vaak weg was. Ik ga meestal op zondagavond naar Den Haag en kom pas op vrijdagavond terug. Ik heb er al twintig jaar een appartement. Zaterdags heb ik dan vaak nog iets van de partij. En op zondagavond zit ik weer met alle dossiers van de volgende week. Mijn vrouw noemt mij weleens schertsend haar one night stand. Je gedraagt je gewoon minder sociaal. Dat het goed is gegaan is vooral haar verdienste.”
Lodewijk Asscher wil iedere ochtend zijn kinderen naar school kunnen brengen.
„Onze kinderen zijn geboren toen wij jonge twintigers waren. De eerste zestien jaar van mijn carrière zat ik in de lokale politiek in Borculo, dus was ik ’s avonds gewoon thuis. Toen ik in 1994 naar Den Haag ging, waren ze al bijna van de middelbare school af. Dus wat Asscher nu goed doet, deed ik destijds ook.”
Asscher was uw opvolger als minister van Sociale Zaken. Toen hij begon, zeiden zijn ambtenaren: Henk Kamp zit elke ochtend al om zeven uur achter z’n bureau.
Lachend: „Dan heb ik er al een paar uur opzitten.”
Hoeveel slaap heeft u nodig?
„Een normaal mens zeven uur, geloof ik. Dat red ik bij lange na niet. Ik ga niet zeggen hoeveel ik slaap. Dat vind ik een beetje gênant.”