Maar liefst 81 politieke partijen hebben zich geregistreerd bij de Kiesraad om mee te doen aan de Tweede Kamerverkiezingen in maart. De deadline was vorige week maandag. Sylvana Simons was ook nog op tijd met haar nieuwe partij, Artikel 1.
Het ligt vast aan zijn optimistische natuur, zegt hoogleraar staatsrecht Wim Voermans, maar hij vindt het prachtig. „Fantastisch, al die partijen die iets willen met het land. Democratie leeft als nooit te voren.” En géén van die partijen, zocht hij uit, wil de Nederlandse rechtsstaat overhoop gooien.
Dus nee, Wim Voermans begrijpt niet waarom in 2016 zo’n beetje officieel is uitgeroepen dat de democratische rechtsstaat in crisis verkeert. Met al die nieuwe partijen die over elkaar buitelen, de instituties die voor rotte vis worden uitgemaakt – de „neprechtbank” van Geert Wilders. En áls het volk dan inspraak krijgt, met het referendum over het Oekraïneverdrag, in april? Dan komt het kabinet met een inlegvel bij dat verdrag en wekt het alsnog de indruk dat het niet echt luistert naar de nee-stem.
Allemaal zwartkijkerij, vindt Voermans. De rechtsstaat kan wel tegen een stootje, het vertrouwen in de instituties is in Nederland hoog in vergelijking met andere landen. En internationaal gaan ze juist veel meer ontspannen met referenda om, zegt hij: „We zijn in Nederland helemaal niet aan burgerraadplegingen gewend. Wie weet, horen referenda over een paar decennia ook hier bij de normale huisraad van de democratie.”
Als je iets meer afstand neemt, vertelt hoogleraar vaderlandse geschiedenis Henk te Velde, kun je de Nederlandse democratie en het debat daarover als een soort slinger heen en weer zien bewegen. Zo was er in de jaren negentig amper debat, alleen nog maar bestuur. Nu gaat die slinger juist de kant van het debat op. „Als je het positief bekijkt, kun je zeggen: we hebben nu tenminste weer volop discussie over politiek.”
In de jaren 90 was er amper debat. Nu gaat de slinger weer de andere kant op
Populistische partijen, waar Te Velde in elk geval de PVV maar ook nieuwe partijen als Denk onder schaart, hebben een blinde vlek van de Nederlandse politiek blootgelegd: „Politici hebben een natuurlijke neiging naar overleg in plaats van debat. Politiseren gaat hier niet vanzelf.” Daar zijn al die nieuwe stemmen dus in elk geval goed voor. Het interessante is ook nog, zegt Te Velde, dat populistische partijen niet anti-politiek zijn, maar juist hoge verwachtingen van de politiek hebben: grenzen kunnen dicht, Nederland kan uit de euro, aanslagen kun je tegenhouden, als je maar wíl.
De wandelende stemkastjes
De discussie over de vormgeving van de democratie zélf heeft dit jaar „aan kracht gewonnen”, zegt Alex Brenninkmeijer, hoogleraar institutionele aspecten van de rechtsstaat. Want vind je democratie heel simpel: wat de meerderheid vindt, dat gaan we doen? Zoals GeenPeil, dat Tweede Kamerleden als wandelende stemkastjes wil gaan gebruiken. En het Forum voor Democratie, dat denkt dat bindende referenda werken om mensen weer het gevoel te geven dat ze iets te zeggen hebben. Of is democratie toch ook: rekening houden met minderheden? Die vragen zijn nu helemaal actueel.
Niet dat oud-Ombudsman Brenninkmeijer het mákkelijk vindt om zonnig naar de ontwikkelingen van de democratische rechtsstaat te kijken. Je kunt het als positief beschouwen, zegt hij, dat de „schrik erin zit” in Den Haag. In zijn tijd als Ombudsman, vertelt Brenninkmeijer, besprak hij het probleem dat hij zag met het draagvlak van de politiek eens met Atzo Nicolaï. Die was toen minister voor Bestuurlijke Vernieuwing. „Onzin, vond hij. ‘We gaan gewoon zo door.’ Inmiddels is het bewustzijn ontstaan dat het níét maar door kan gaan.”
Het debat is levendig. En ja, soms ronduit vervelend
Ook de groeiende betrokkenheid van burgers vindt Brenninkmeijer mooi. „Het debat is levendig. En ja, soms ronduit vervelend.” De sociale media kunnen de boosheid van mensen als een groot, ontembaar beest verspreiden. Maar dat kan óók met mooie berichten. Kijk naar de nagellakactie van het jongetje Tijn, vorige week bij Serious Request.
Het effect van al die luide stemmen is nog onduidelijk. Geef het wat tijd, zegt hoogleraar Henk te Velde. Pas over twintig jaar kunnen we volgens hem zien wat deze tijd voor de democratie heeft gedaan: „Was dit een correctiemechanisme en hebben we vormen gevonden om van democratie méér te maken dan alleen bestuur? Of zijn we vooral in een onprettiger land terechtgekomen?”
Wake up call
De vraag is, zegt Alex Brenninkmeijer, wat politici gaan dóén met deze wake up call. De initiatieven die er al zijn, denk aan de ‘burgertop’ G1000 waar burgers meedenken over beleid, of het referendum, zijn niet genoeg om burgers het gevoel te geven dat het bestuur luistert.
De komende verkiezingen maken het politici extra lastig om hier een oplossing voor te bieden. Ze worden minder snel geloofd. Wat ze nu verzinnen, is vast alleen om de kiezer te paaien. Wie tijdens het spel gaat discussiëren over de regels, zegt Brenninkmeijer, „wordt meestal als slechte verliezer gezien”. Dus proberen alle politici vooral om het spel zo goed mogelijk te spelen.
Al met al vergelijkt Brenninkmeijer de staat van de Nederlandse democratie anno 2016 met een fikse griep. „Je voelt je vreselijk ellendig. Maar als het systeem goed werkt, word je weer gezond. En dat het systeem werkt, dat vertrouwen heb ik wel.”