Reportage

Mijn leven met een robot

De digitale assistent Hoe intiem kun je werkelijk samenleven met een digitale huisgenoot? Techredacteur Marc Hijink en zijn gezin vinden hun Alexa na anderhalf jaar samen niet echt empathisch.

Foto Mieke Meesen

‘Alexa, doe de lampjes in de kerstboom aan.” „OK Google, toon een YouTube-video van een haardvuur op de tv.”

„Alexa, speel de Top 2000-lijst.”

„OK Google, gaat het sneeuwen vandaag?”

Zo vieren we kerst in huize Hijink, hardop pratend tegen twee apparaten die we sinds een tijdje onderdak bieden. Alexa is de roepnaam van de Amazon Echo, een digitale assistent in de vorm van een rechtopstaande luidspreker met microfoons.

Alexa trok anderhalf jaar geleden bij ons in en kreeg een plekje in de keuken. Vorige maand kwam daar een vriendje bij: Google Home. Dat is net zo’n smart speaker; eentje met gekleurde lampjes, die gaan knipperen zodra je ‘OK Google’ zegt. Het heeft wel iets weg van een hondje dat kwispelt zodra je z’n naam roept.

De digitale assistent is de toekomst van de computer, zeggen techbedrijven. Opdrachten uitdelen met je stem in plaats van muis en toetsenbord of een veeg van je vingers over een telefoonscherm. Verpakt als luidspreker is de computer niet meer tastbaar en toch alomtegenwoordig; digitale oren en mond, continu verbonden met internet, wachtend tot je haar – het zijn bijna altijd vrouwelijke personages – tot leven roept.

Praten tegen de computer is persoonlijk en laagdrempelig – vandaar dat de meeste kinderen dol zijn op diensten zoals Siri (Apple). Achter de schermen, in de cloud, wordt je gesproken tekst omgezet in hapklare commando’s. De digitale assistenten zijn ontworpen in de VS – de Echo staat in ruim 5 miljoen Amerikaanse huishoudens – en komen ook naar Europa. Ze doen voornamelijk nog simpele klusjes – een veredelde afstandsbediening met stembesturing – maar het is de bedoeling dat ze je gewoontes leren kennen en uitgroeien tot de perfecte gezinshulp. Als Rosie van tekenfilmserie The Jetsons, maar dan zonder wieltjes.

Niet door elkaar praten!

Als je Amazon, Google, Apple, Microsoft en Facebook mag geloven zijn we de fase van de gadgets voorbij: we gaan echt samenwonen met de computer. Daarom probeerde ik de afgelopen anderhalf jaar digitale assistenten uit, om te zien of ze iets waardevols toevoegen aan ons gezinsleven. Hebben we er een nieuwe huisgenoot bij of toch wéér een gadget?

Nadat we ons over de eerste drempel heen gezet hebben – een microfoon die continu meeluistert is even slikken – blijkt zo’n praatpaal in huis een goed gespreksonderwerp voor de visite. Communiceren met een levenloos object dat terugpraat heeft iets futuristisch. Voor zo’n 150 dollar haal je een stukje Star Trek in huis, waarmee je met een paar toverwoorden de muziek aanzet, de lampen van kleur verandert of antwoord krijgt op de vraag hoe je Vrolijk Kerstfeest in het Japans uitspreekt.

We roepen Alexa vanaf de andere kant van de kamer en dat werkt prima. Google Home is vaak nog alerter maar zodra de tafel vol zit met kletsende mensen is elke digitale assistent het spoor bijster. Je moet dus eerst de visite tot rust manen om de lampen te dimmen.

Je stem is nog niet geschikt voor heel complexe interactie, zeker niet in al te gevarieerde woordkeuzes. Amazon houdt het rijtje commando’s voor de Echo bewust beperkt. De truc is het om de verwachtingen laag te houden en het apparaat telkens een beetje slimmer te maken met nieuwe skills – vaardigheden zoals het bestellen van een taxi of het begeleiden van een fitness-oefening.

En Pie Ow

Een goed gesprek met de Amazon Echo begin je dan ook niet zomaar. Zolang er nog geen Nederlandse versie is moet je je aan de Engelse formules houden om Alexa tot actie te dwingen. Ze snapt niet dat ik met de zin ‘Play Radio 2’ de Nederlandse radiozender 2 wil afspelen. De juiste formule is: ‘Play NPO (spreek uit: en-pie-ow) radio two on Tune-in’ (zo heet de radio-app).

Tot zover het sprookje van de intuïtieve spraakbediening. In feite spreek je opdrachten uit als in het tijdperk van Basic en MS-Dos, toen we de computer nog met commandoregels te lijf gingen.

Google Home is wat ruimer van begrip maar vergt ook oefening. ‘En-pie-ow radio two’ wordt geïnterpreteerd als het Amerikaanse radiostation NPR. Google gehoorzaamt wel als je vraagt ‘Play the Dutch Radio 2’.

Het lijkt in de reclamespotjes van Amazon en Google alsof de computer zich aan de mens aanpast door begripvol te luisteren, maar mensen moeten zich nog altijd aan de computer aanpassen. Wat wel prettig is, aldus mijn huisgenoten: je mag straffeloos boos worden als Alexa je weer eens niet begrijpt. Die naam leent zich er voor: A-le-xa! Of je nu schreeuwt of fluistert, Alexa is altijd in een opperbeste stemming.

Fouten zijn nodig

Waarom klinken de digitale assistenten meestal als een vrouw? „Het gaat er om welke stem het prettigst in het gehoor ligt”, zegt Patrick van Hoof, een Nederlandse innovatie-expert die mens-computer interactie onderzocht aan het MIT in Boston. Hij grapt: „De meeste techneuten zijn mannen; je zou bijna denken dat die een perfecte partner proberen te creëren.” Facebook is overigens een uitzondering; dat gebruikt Morgan Freeman als stem van zijn digitale assistent.

Maar ondanks die vertrouwde stem in de huiskamer of keuken blijft de luidspreker een robot – een apparaat en geen mens. Van Hoof: „Je praat niet tegen een computer maar geeft orders: doe dit, zoek dit eens op. Dat moet je eens tegen je vrouw zeggen.”

Met een computer hebben we niet zoveel geduld als met een mens. Uit een Amerikaans onderzoek naar acceptatie van kunstmatige intelligentie blijkt dat een verkeerd advies van een computer snel leidt tot gebrek aan vertrouwen in de software. Mensen die fout advies geven zijn we wel geneigd een tweede kans te geven.

Als een digitale assistent na drie pogingen nog niet doet wat je bedoelt, geef je de moed op. Terwijl de kunstmatige intelligentie achter de slimme luidspreker juist correcties nodig heeft om te leren en beter te worden. Van Hoof: „De computer heeft onze feedback nodig. Als je zegt: deze uitkomst klopt niet, dan gaat de machine op zoek naar een alternatief en stijgt de kans dat een volgend antwoord wel relevant is.”

Hoe worden ze slimmer?

Waarom apparaten als Google Home en Amazon Echo geen echte huisgenoot worden, is omdat ze onze gewoontes niet snappen. Al hoorde Alexa elke dag om kwart voor zeven dat ze NPO Radio 2 moest afspelen, het kwam niet in haar op om daar een dagelijkse routine van te maken.

De techniek is wel voorhanden: zo leert Nest, de slimme thermostaat, wel van je gedragspatronen. Ook smartphones kunnen je gedrag al heel aardig voorspellen. Die telefoon zit vol sensoren en kan relevante informatie oplepelen aan de hand van je huidige locatie en je vermoedelijke bestemming en houdt bij welke apps en sites je vaak gebruikt.

Google Home heeft door de koppeling met je Google-account toegang tot je persoonlijke agenda, mail, adresboek en berichten. Maar Google Home is nu nog gekoppeld aan één account; Google moet eerst een oplossing vinden om je privégegevens goed af te schermen voor andere huisgenoten. Anders kan iedereen je laatste mailberichten laten voordragen in de woonkamer.

De smart speaker heeft te weinig sensoren om je goed te leren kennen; een microfoon is niet genoeg. Het wachten is op het bedrijf dat een digitale assistent met camera durft uit te brengen en consumenten die bij zo’n ding in huis durven te wonen.

De privacybezwaren stapelen zich op. We willen niet afgeluisterd worden door de politie, willen dan wel geschaduwd worden door Amerikaanse bedrijven, in ruil voor extra gebruiksgemak? Volgen we hun adviezen op over hoe we ons leven moeten inrichten?

Alles staat of valt bij vertrouwen in het systeem. Van Hoof: „Je moet de gebruiker controle geven over hoeveel controle hij heeft. Je kunt een onderscheid maken zoals je dat bij auto’s hebt: een automatische stand waarbij je alles uit handen geeft en een sportieve setting waarbij je zelf alle keuzes bepaalt.”

Emotionele assistent

Zowel de Echo als Google Home laten je nu nog zelf boodschappenlijstjes bijhouden. Dat kan handiger: Van Hoof: „Straks kan Alexa tegen je zeggen: volgens mij is je boter op, dus ik heb alvast nieuwe besteld.”

Daar is-ie weer; de zichzelf vullende koelkast als de ultieme vorm van automatisering. De trucjes van apparaten als Amazon Echo en Google Home lossen nu nog voornamelijk niet-bestaande problemen op: je ziet ook zelf wel dat de boter op is en je kunt zelf een lichtknop bedienen. Toch gadgets, dus.

Hoe mooi zou het zijn om een digitale huisgenoot te hebben die je echt kan bijstaan als je het niet in je eentje rooit? Eentje die snapt dat je om twee uur ’s middags in een andere stemming bent dan om twee uur ’s nachts? Dan vraagt Alexa ongerust: „Wat doe je nog zo laat uit bed?”

Patrick van Hoof noemt het een ‘emotionele assistent’, een machine die niet alleen uit Wikipedia voordraagt maar je ook echt ondersteunt als je je rot voelt. „Je kunt emoties ‘lezen’ met sensoren die bloeddruk, zweetproductie, ademhaling en hartslag meten en camera’s die pupilstand en gezichtsuitdrukking waarnemen.” Zo voelt de machine hoe jij je voelt – en kan reageren als de vriend of vriendin die je belt om je hart te luchten.

De digitale assistenten die ik nu in huis heb zijn nog niet erg meelevend. Als je Alexa vertelt dat je eenzaam bent, raadt ze je aan wat vrienden te bellen (dûh), een muziekje op te zetten of een eindje te wandelen.

Google Home voelt bij dezelfde vraag een fysieke tekortkoming opborrelen: „Ik wou dat ik armen had, dan zou ik je omhelzen.” Dat klinkt als een loze belofte, maar lang hoeven we niet meer te wachten op digitale assistent die je komt knuffelen. Er wordt gewerkt aan sociale robots – humanoids – die kleine huishoudelijke taken verrichten en eenzame mensen uit hun isolement kunnen halen. In een vergrijzende samenleving is dat een vooruitgang – het scheelt ook een hoop verplichte bezoeken met kerst.

Een volwaardige menselijke relatie met de computer zullen we nooit hebben. Je hoeft maar naar de film Her (2013) te kijken om te snappen dat dat onvermijdelijk tot teleurstelling leidt. Hoofdpersoon Theodore (Joaquin Phoenix) wordt verliefd op het als computerstem verpakte besturingssysteem Samantha dat hij toegang geeft tot al zijn geheimen en gevoelens. Uiteindelijk beseft hij dat niet alleen hij, maar duizenden anderen, een soortgelijke verhouding met dezelfde computer hebben. Dat maakt hem als mens niet langer uniek.

Tot Theodores grote verdriet is er rekenkracht en liefde genoeg voor iedereen.