Fossielenverzamelaars die onze opgespoten stranden afzoeken, gaan voor mammoetkiezen, reuzenhertgeweien en hyenakeutels. Losse vogelbotjes eindigen doorgaans ongesorteerd en naamloos in een schoenendoos. Ze zijn moeilijk te determineren.
Daarvoor komt conservator Bram Langeveld langs. Sinds hij in zo’n partijtje bij elkaar geraapte botjes unieke skeletdelen van de uitgestorven reuzenalk ontdekte, heeft hij de smaak te pakken. Hij pikte er zelfs vleugelbotten van het moerassneeuwhoen (Lagopus lagopus) uit.
In het decembernummer van Cranium schrijft hij samen met de vinders van de fossielen over „Oehoes uit de Noordzee”: de ontdekking van twee pootbotjes van de grootste Europese uil (Bubo bubo) in opgezogen zand en schelpen afkomstig uit de zuidelijke Noordzee. De fossilisatie wijst op een ouderdom van rond de 10.000 jaar, terwijl oehoeresten gevonden tussen nederzettingsafval uit binnenlandse archeologische opgravingen hooguit 7.000 jaar oud zijn. Het toen droogliggende Noordzeebekken herbergde dus ook oehoes.
Bijzonder tussen de andere botjes uit zee is het enkele honderden jaren oude loopbeen van een kalkoen: die vogel is destijds lekker afgekloven en overboord gekieperd.