Goede kunst maakt indruk. Maar als iets veel indruk maakt, is het dan ook goede kunst? Dat is wel de gedachte achter ‘The Art of Impact’, een stimuleringsprogramma van het ministerie van OCW. Het geld is op, het fonds was tijdelijk, maar deze week kon er nog een prijs uit: The Impact Award. Die ging naar Anton Dautzenberg, voor het kunstproject Quiet 500, met aandacht voor ‘de armsten uit uw regio’. Het is een parodie op de bekende Quote 500, die vol staat met miljonairs.
Het is een geslaagd kunstproject en verdient een kunstprijs, maar niet vanwege de ‘impact’ op de samenleving. Dat is een merkwaardig criterium voor goede kunst. ‘Kabouter Buttplug’, de bijnaam van het beeld van de Amerikaanse beeldhouwer Paul Mc Cartney in Rotterdam, had een enorme impact op de samenleving: protesten te over en debatten in krant en gemeenteraad. Maar is Buttplug daarom een goed kunstwerk?
Als dat zo is, weet ik er nog wel een paar.
Twee dagen nadat Dautzenberg de prijs ontving, liep een voormalig brandweerman een pizzeria in Washington DC binnen met twee vuurwapens en een mes. Twee keer loste hij een schot. Hij ging zelf onderzoeken of er in geheime ondergrondse gangen kinderen werden vastgehouden om te worden misbruikt door aan de Hillarycampagne gelinkt netwerk pedofielen. Dat nepnieuws had hij op internet gelezen.
De Washington Post heeft gereconstrueerd hoe de fictie van een paar internetgebruikers een enorme maatschappelijke impact kreeg. Maakt die impact de fictie interessante kunst? Nee. Is deze vergelijking belachelijk? Je zou zeggen van wel, omdat de verspreiders van nepnieuws hun werk niet als kunst presenteren. Maar dat is te snel gedacht; ene Avrahaum Segol bemoeide zich vanuit een buitenwijk van Tel Aviv intensief met de zaak. Via de telefoon ondervroeg hij mensen rond de pizzeria en tegen de Washington Post noemde hij, inderdaad, dit ‘onderzoek’ een ‘kunstwerk’.
Waarom? Dat blijkt uit wat verspreiders van ‘pizzagate’ aan de Post vertelden over hun motieven. Ze zochten naar traffic, ze wilden hits genereren, ofwel: ze wilden impact.
Noem ze idioot. Toch is hun redenering niet anders dan die achter ‘The Art of Impact’: mensen betrekken bij producten van de verbeelding. Wie kunnen dat het beste? Het fonds heeft zelfs een woord voor ze bedacht: ‘impactproducenten’.