Hoeveel verloren finales kan een mens hebben? Die vraag kwam bij me op toen ik hoorde dat het vliegtuig met het voetbalteam van de Braziliaanse club Chapecoense was neergestort in de jungle nabij Medellín. De passagiers – het team, de staf en een grote groep journalisten – waren onderweg naar de finale van de Copa Sudamericana, het Zuid-Amerikaanse equivalent van de Europa League. Voor een Nederlander klinkt de vraag pathetisch, zelfs totaal ongepast, maar voor de Brazilianen is die dat allerminst. Zowel in letterlijke als in figuurlijke zin is deze ramp de zoveelste dreun voor het collectieve zelfbewustzijn – één die dieper resoneert dan het tragische verlies van mensenlevens.
Als metafoor voor de realiteit waarin de Braziliaan moet overleven is de crash veelzeggend. Al zo lang wordt het land gezien als grote belofte en steeds als het in de buurt van verzilvering kwam ging het mis. In 2001 werd Brazilië als BRIC-land symbool van de verschuivende economische krachten in de wereld. Tekenend voor het optimisme was de cover van The Economist in 2009, met daarop de zogenaamde raketlancering van het Cristo-beeld en de titel ‘Brazil takes off’. De economie zat in de lift, toenmalig president Lula had zowel het WK als de Olympische Spelen binnengehaald, zijn sociale beleid had miljoenen mensen uit armoede opgetild en voor de kust was één van ’s werelds grootste olievelden ontdekt.
Spoel enkele jaren voorwaarts en we zien een land aan de rand van de afgrond: de ergste recessie sinds de jaren dertig van de vorige eeuw, excessieve uitgaven aan beide sportevenementen, oplopende inflatie en werkloosheid, een falende drugsoorlog met stijgend (politie)geweld, het corruptieonderzoek naar staatsoliebedrijf Petrobas en de afzetting van arbeiderspresident Dilma Rousseff, opgevolgd door de centrumrechtse Michel Temer die het land aan een pakket bezuinigingsmaatregelen heeft onderworpen die Brussel doen verbleken.
De Braziliaanse ziel is gebroken
Tegenover die rauwe werkelijkheid staat de tijdloze joga bonito van Braziliës voetbalspelers. Godenzoon Pelé, dribbelaar Ronaldo, middenvelder Didi en andere helden als Socrates, Ronaldinho of Kaka. Brazilië is het spirituele thuisland van het voetbal en de stadions waar de bevolking zich verzamelt zijn de tempels van het spel. Hier vinden de Brazilianen de vreugde en eigenwaarde waarmee ze het dagelijks leven het hoofd kunnen bieden.
Maar naast de vele successen krijgen ze ook hier, op historische momenten, klap op klap te verduren. Zoals de WK-finale van 1950 in het, toen, gloednieuwe Maracanã-stadion van Rio de Janeiro. De bevolking was voor aanvang al in feeststemming en het goud reeds met Braziliaanse namen gegraveerd, toen Uruguay voor het grootste voetbalpubliek ooit gemeten vlak voor het einde van de wedstrijd de winnende 2-1 scoorde.
‘Ons eigen Hiroshima’, omschreef toneelschrijver Nelson Rodrigues het verlies. De Braziliaanse ziel is gebroken, het nationale witte tenue wordt nooit meer gedragen. De herkansing komt tijdens het WK van 2014, als te midden van alle economische malaise de hoop is gericht op wonderkind Neymar. Maar ons Duitserstrauma verbleekt bij de veldslag die in de halve finale wordt aangericht, waarbij Brazilië een verpletterende 7-1 nederlaag tegen Die Mannschaft lijdt.
Uit onverwachte hoek bood nu dit elftal de ingrediënten voor een nieuw sprookje: de jongens van Chapecoense uit Chapecó, een plaatsje uit het zuiden van Brazilië. Vanuit een stadion vergelijkbaar met dat van Roda JC en een strategie die nog ouderwets leunt op het kweken van eigen talent in plaats van de aankoop van sterspelers, speelde Chapecoense zich in 2014 naar de eerste divisie. Na de onwaarschijnlijke overwinning op twee sterke Argentijnse clubs waren ze nu op weg naar de finale van de Copa Sudamericana om de geschonden eer van het Braziliaanse volk te wreken. Een droom die in brokstukken is geëindigd in de regen van de Colombiaanse jungle.
Men zegt wel dat de geschiedenis van een land zit besloten in de catacomben van zijn stadions. De stadions van Brazilië belichamen een natie die zich met de ene na de andere tegenslag geconfronteerd ziet, maar tot nu toe de kracht vond na iedere klap weer op te staan. Als we nou aanstaande zondag even heel stil zijn in onze eigen stadions, de bobo’s in de skyboxen even hun mond houden, de hossende menigte op de tribunes even de ogen sluit en oren spitst, horen we uit het beton misschien het diepe zuchten van de overleden spelers van Chapecoense. Laat het ons eerbetoon zijn, aan de veerkracht van het Braziliaanse volk. Op naar de volgende finale.