Vorige week was ik voor de krant in de Burgen, Rotterdam-Zuid. Een lustoord voor de middenklasse waar autochtonen en niet-witten in alle rust naast elkaar wonen en waar de politie zelden hoeft op te treden. Ab Klink, oud-minister, lid van de raad van bestuur van een zorgverzekeraar, heeft in Zuidwijk gewoond toen het nog een achterbuurt was, zegt hij. Dat was begin jaren tachtig, in zijn studietijd. Toen hij in de portiekflat kwam wonen, kreeg hij van de huisoudste, een oudere Rotterdammer, de opdracht bij toerbeurt de gemeenschappelijke kelder schoon te maken. Na een half jaar bleek dat de helft van de bewoners zich aan hun taak hield, maar de rest niet – de niet-witte bewoners. „De flat verloederde”, zegt Klink. „Het irriteerde me, maar het irriteerde mijn benedenbuurman nog veel erger.” Die had „de buitenlanders” al vaker op hun nalatigheid aangesproken.
De woningbouwcorporatie bemoeide zich ermee. „Ik dacht, nu is het snel opgelost.” Dat klopte, maar anders dan Klink dacht: de corporatie ging de kelders voortaan zelf schoonmaken.
Dat, zegt hij, illustreert precies wat er in Nederland verkeerd is gegaan. „De vereniging had moeten zeggen: poetsen, anders vervalt je huurcontract. Zo creëer je betrokkenheid.”
Ik denk even aan de vissenkom van mijn dochter, die ik ten slotte maar heb schoongemaakt om de vis te redden. De gemeenschappelijke kelder was weer schoon, maar de wrok was ontkiemd in de flat. Die wrok, zegt Ab Klink, heeft zich verplaatst van de achterstandsbuurten naar heel Nederland. Niet bij iedereen, maar wel bij velen.
Ik zie tijdens buurtonderzoeken vooral bewoners die bang zijn te verliezen wat ze hebben. Of ze nu in Zuidwijk wonen, in Soest of in Landgraaf. Dat heeft de Amerikaanse schrijfster Barbara Ehrenreich mooi beschreven als The Fear of Falling, zegt Klink. „En degenen die antwoorden zouden moeten formuleren, de politici, geven geen richting meer. Die laten zich meedrijven op de stroom van polarisatie.”
Hier veert in de zorgverzekeraar van nu, de CDA-politicus van weleer even op, de man die de politiek verliet toen zijn partij met gedoogsteun van de PVV een kabinet ging vormen. Volgens hem denkt de meerderheid van de bevolking in wezen genuanceerd. Zolang de woningbouwcorporatie alle bewoners maar aanspreekt op hun plichten en zo basale rust garandeert.
Hij bespeurt het begin van een kentering: van one-issuepartijen naar het politieke midden van het CDA. In de peilingen hangt de partij rond de 16 zetels. Nog ver achter de PVV, maar stijgend waar VVD en PvdA dalen.