De Romeinen hebben in Nederland grote delen van het kustgebied doelbewust bezet en ingericht. Ze bouwden onder meer grotere en kleinere forten, als een vorm van grenscontrole en kustverdediging.
Dit zijn de belangrijkste eerste resultaten van onderzoek door de Romeinse Kustwacht, een informele groep van vijftien archeologen. „Tot nu toe ging de meeste aandacht uit naar de Limes, de Romeinse rijksgrens langs de Rijn. Nu blijkt dat er nóg een belangrijke Romeinse lijn was, van noord naar zuid. Daarvan hebben we nu de eerste grote geschiedenis kunnen schrijven”, zegt initiatiefnemer en zelfstandig archeoloog Tom Hazenberg. Andere leden van de groep zijn onder meer werkzaam bij de provincie Zeeland, de archeologische dienst van Den Haag en de Universiteit Leiden.
„De afgelopen vijf jaar hebben we oude Romeinse opgravingen in het kustgebied, van Texel tot Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen, uitgewerkt of opnieuw bestudeerd en ze voor het eerst met elkaar in verband gebracht,” zegt Hazenberg.
Het kustgebied en de Klassieke geschiedenis ervan vallen in drie delen uiteen. Het noordelijke deel van de kust, van Texel tot Katwijk, is nooit echt Romeins gebied geweest. Er waren onder keizer Augustus en zijn directe opvolgers wel plannen om ook van het gebied ten noorden van de Rijn een Romeinse provincie te maken, maar daaraan maakte Claudius in 47 n.Chr. een einde. Het bleek te lastig om de daar levende stammen en volkeren onder Romeins bestuur te brengen.
De mythische Brittenburg
De Romeinen concentreerden zich vervolgens op de militaire inrichting van het gebied tussen Katwijk en Naaldwijk. „De Rijn en zijn monding werden de springplank voor de invasie van Brittannia. Die aanvoer- en transportroute moest beschermd en bewaakt worden”, zegt Hazenberg. Dat gebeurde onder andere door de bouw van het fort Lugdunum aan de monding van de (Oude) Rijn bij Katwijk. Het gaat daarbij om de mythische Brittenburg die in zee verdwenen zou zijn en waarnaar al eeuwen tevergeefs is gezocht. Die zoektocht gaat door, want Tom Buijtendorp, ook een zelfstandig archeoloog, denkt in oude bronnen nieuwe aanwijzingen te hebben gevonden. De Universiteit Gent zal hem helpen om volgend jaar een bepaald deel voor de kust in 3D in kaart te brengen. Hazenberg kijkt er naar uit. „Zolang je er maar geen ongefundeerde sensatie van maakt en goed uitlegt wat je doet. En ik ken Buijtendorp als een precieze archeoloog, die een goed proefschrift over Forum Hadriani heeft geschreven.”
Forum Hadriani, van oorsprong een nederzetting van de Cananefaten, was de hoofdstad van het kustgebied. Een bronzen hand van een groot keizersbeeld en grote architectuurfragmenten, die al begin negentiende eeuw zijn opgegraven, maken duidelijk dat de stad een volkomen geromaniseerd en welvarende stad was.
De aanwezigheid van het Romeinse leger leidde tot economische bloei.
Daarmee was het óók een potentieel doel van piraten, vooral uit het noorden. Een uitgebreid netwerk van forten, wegen en waterwegen in het Rijngebied zorgde voor bescherming tegen mogelijke piratenaanvallen. Daarom was hier ook de classis Germanica, de Romeinse vloot aan de Rijn, gelegerd. Om snel gevaar vanuit zee te ontdekken, maar ook om te controleren wie over zee het Romeinse rijk binnenging, werden langs de duinen kleine forten voor cavalerie ingericht. Vele zijn door erosie en kustafslag in de loop der jaren verdwenen, maar bij de Haagse wijk Ockenburgh is zo’n klein fort gevonden, inclusief paardengraven.
Ten zuiden van de monding van de Maas en Waal, vanaf Voorne-Putten, begon de derde zone, die via Goedereede, Colijnsplaat en Domburg tot aan Aardenburg liep. Ook hier lagen langs de kust Romeinse forten. De aanwezigheid van het Romeinse leger leidde er tot economische bloei. Het zette lokale boeren aan meer te verbouwen, meer vee te houden en hun surplus te verhandelen. Her en der ontstonden kleine industrieën, voor zoutwinning, de productie van vissaus, kalkproductie uit schelpen. Wie goede zaken deed, kocht geïmporteerde Romeinse luxe goederen.
De godin voor behouden vaart
Hazenberg en zijn medeonderzoekers plaatsen ook de altaren van Nehalennia die in de jaren zeventig in de Oosterschelde zijn gevonden in een breder perspectief. „Volgens ons kan er bij Colijnsplaat, gezien de andere activiteiten in het gebied, geen sprake zijn geweest van een geïsoleerde tempel waar lokale en Romeinse handelaren de godin voor behouden vaart en succesvolle handel bedankten. Op zo’n plek moeten ook een handelscentrum en een haven zijn geweest. Maar voorlopig is dat alleen een hypothese.”
Voor een andere hypothese, het bestaan van een binnenlandse vaarroute van de Rijn naar Zeeland, zijn er volgens Hazenberg al meer concrete aanwijzingen. „Via het kanaal van Corbulo, in 47 gegraven, kon je richting Maasmonding bij Oostvoorne varen. Bij Goedereede zijn in een geul kademuren van een haven gevonden. Die zal niet alleen in verbinding hebben gestaan met de zee maar ook met binnenlandse vaarroutes.”
Ook Zeeland werd beschermd tegen invallen van piraten, door bijvoorbeeld de bouw van forten bij Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen. Eind tweede eeuw werd het eerste fort gebouwd, dat na een brand is vervangen door een fort met een aarden wal. Rond 260 is op dezelfde plek een bolwerk gebouwd, geheel van steen en omgeven door een brede verdedigingsgracht met water. Na de derde eeuw gaf het Romeinse centrale gezag de Nederlandse kust op en werd vanaf het Belgische Oudenburg een nieuwe verdedigingsgordel aangelegd.
Amalgaam van stammen
Het is de vraag wie de piraten zijn geweest. Meestal worden de Chauken genoemd, afkomstig uit het gebied wat nu Groningen en Noord-Duitsland is. Hazenberg: „Annet Nieuwhof van de Universiteit Groningen heeft dat beeld genuanceerd. In historische bronnen en op basis van archeologische vondsten ziet zij geen aanwijzingen dat de Chauken de schuldigen waren.”
Wouter Dhaeze, stadsarcheoloog van het Vlaamse Oudenburg en vijf jaar geleden gepromoveerd op de Romeinse kustverdediging langs de Noordzee en het Kanaal, is het daar niet helemaal mee eens. „Wellicht waren ook andere stammen als Friezen en Franken er bij betrokken, en in de vierde eeuw waren het de Saksen, een amalgaam van stammen die min of meer op het grondgebied van de Chauken leefden. De piratendreiging was weliswaar onvergelijkbaar met het gevaar dat bijvoorbeeld de Parthen in het Nabije Oosten vormden, maar het gevaar was er wel. Anders zouden de Romeinen niet zulke inspanningen hebben gedaan om langs de kust forten te bouwen.”
Met Dhaeze erbij heeft de Romeinse Kustwacht de blik al verruimd voorbij de Nederlandse grens. Hazenberg: „Maar we willen de zaak in nog groter verband plaatsen en ook Engeland, en Noord-Frankrijk met de Romeinse vlootstad Boulogne erbij betrekken. En we willen contact zoeken met collega’s uit Duitsland en Denemarken. Want al die stammen in het noorden hebben ook een deel van de geschiedenis van het Noordzeebekken bepaald.”