De drie zorgen voor de cultuursector

De belangrijkste zorgen blijken uit een nieuw overzicht van het ministerie van OCW: diversiteit, regionale spreiding en financiering.

Drie zorgen heeft de minister van cultuur in het laatste jaar van haar bewindsperiode. Dit is de volgorde:

Op één: het culturele publiek vormt geen afspiegeling van de bevolking, waarvan een steeds groter deel wortels in het buitenland heeft. Jet Bussemaker: „Dit baart mij zorgen. Het raakt aan het draagvlak voor cultuur in de samenleving.”

Op twee: het culturele bezoek is niet gelijk verspreid over het land. Vorig jaar, aldus de minister, „was het aantal bezoeken aan rijksgesubsidieerde instellingen het hoogst in het westen en het laagst in het zuiden”. Om precies te zijn: 266 bezoeken per 1.000 inwoners in de Randstad, 103 bezoeken per 1.000 in Brabant en Limburg.

En op drie: de arbeidsmarktpositie van kunstenaars. „In de culturele en creatieve sector komen er steeds minder banen en komen er meer zelfstandigen bij”. De toename van slecht betaalde zzp’ers is sterker dan in andere sectoren van de economie.

Kamerbrief

De zorgen staan opgesomd in een brief die PvdA-minister Bussemaker vandaag stuurt aan de Tweede Kamer – en die dient als introductie van het jaarlijkse overzicht van ontwikkelingen in de culturele sector, Cultuur in Beeld: bijna 200 pagina’s feiten en cijfers, die de Kamer traditioneel ontvangt voor aanvang van het debat over de Cultuurbegroting. Dat debat is maandag 21 november.

Diversiteit, of het gebrek daaraan, staat niet voor niks op één. Het onderwerp staat ook geagendeerd voor een speciale conferentie, begin december, naar aanleiding van Cultuur in Beeld. En het zal ongetwijfeld een onderwerp van debat zijn in de Kamer.

De minister, schrijft ze, wil dat schouwburgen, musea en concertpodia, meer dan nu, „,alle bevolkingsgroepen in de samenleving opzoeken, zowel in de artistieke keuzes die ze maken, als in de manier waarop ze een instelling of gezelschap runnen”. Immers, van de 16,9 miljoen inwoners in Nederland „heeft 3,7 miljoen een buitenlandse achtergrond”.

Dus: wat is er aan te doen dat niet-westerse allochtonen met een vergelijkbare opleiding, leeftijd en inkomen als autochtonen, toch minder vaak naar voorstellingen of musea gaan? En ook minder vaak zelf een kunstvorm (muziekles bijvoorbeeld) beoefenen? Overigens, blijkt uit de cijfers, gaan ze wel even vaak (zelfs wat vaker) naar de bibliotheek.

Regionale spreiding

Maar meer nog dan over diversiteit, zal het tijdens het begrotingsdebat gaan over regionale spreiding. In vergaderingen van de cultuurcommissie van de Tweede Kamer, de afgelopen maanden, zeiden woordvoerders dat ze zich zorgen maakten: de rijkssubsidies en de subsidies door de cultuurfondsen werden volgens hen niet goed over het land verdeeld.

Lees ook: het interview met scheidend Raad van Cultuur voorzitter Joop Daalmeijer

Bussemaker is het daar in haar brief niet mee eens. „De Raad voor Cultuur en het Fonds Podiumkunsten hebben naar mijn mening in hun adviezen over de aanvragen voor de subsidieperiode 2017-2021 goed rekening gehouden met spreiding”, schrijft ze. Ze benadrukt dat ze tien miljoen euro extra voor cultuur ter beschikking heeft gesteld, geld dat vooral aan de regio ten goede moet komen.

Dan het derde onderwerp, dat nauw verbonden is met de drastische bezuiniging, vijf jaar geleden alweer, van 20 procent op de Rijksuitgaven aan cultuur. Een paar cijfers: in de hele economie groeide het aantal banen tussen 2010 en 2015 met 1,4 procent. In de culturele en creatieve sector dáálde dit aantal, met maar liefst 14,3 procent. Ander cijfer: het aantal zzp’ers, altijd al relatief groot, steeg in diezelfde tijd met 14,2 procent, bijna twee keer zo hard als in andere sectoren (7,6 procent).

En veel verdienen doen ze niet. „Het aandeel werkenden met een inkomen onder de 30.000 euro” is bij kunstenaars hoger dan gemiddeld. En „beduidend hoger” als ze worden vergeleken met werknemers die een vergelijkbare opleiding volgden (vaak hoger beroepsonderwijs).

De minister heeft 2,5 miljoen uitgetrokken om die arbeidsmarktpositie te verbeteren. Maar dat is lang niet voldoende om voor genoeg werk te zorgen of de vergoedingen te verhogen. En de Tweede Kamer? Die heeft wat dit betreft nog geen initiatief getoond. Dan moeten dus de werkgevers het gaan doen.