H.J.A. Hofland was woensdag, the day after, doder dan ooit. Ik zocht dus maar een troostboek, en kon niets vinden. Het beoogde onderwerp voor deze column, het boek van Astrid Holleeder, leek een hype uit een lang vergeven swingstate. Op Facebook vroeg iemand om een gedicht, maar uit mijn kast was Walt Whitmans ‘To a President’ verdwenen:
All you are doing and saying is to America dangled mirages,
You have not learn’d of Nature – of the politics of Nature, you have
not learn’d the great amplitude, rectitude, impartiality;
You have not seen that only such as they are for These States,
And that what is less than they, must sooner or later lift off from
These States.
En lief hoor, de Revefans die een citaatje uit het net in Engeland door Tim Parks bejubelde The Evenings twitterden: ‘What do the people want. Nothing good, that much is certain.’ Mij schoot deze Reve te binnen: ‘Ik ben er erg voor, dat die prachtvolken zo gauw mogelijk geheel onafhankelijk worden, en ons niks meer kosten, zodat we ze allemaal met een zak vol spiegeltjes en kralen op de Tjoeki Tjoeki Stoomboot kunnen zetten, enkele reis Takki Takki Oerwoud, meneer!’ Misschien was de Mexicaanse muur even ironisch als Reve (maar hoe ironisch is dat?)
Toen hoorde ik minister Koenders de naam van de nieuwe Amerikaanse president op zijn Hollands mok-articuleren, alsof het zijn buurman in Oud-West was. En herinnerde me het boek waarin een liftjongen, een meisje, zangjuffrouw Klaterhoen en een gezette vertegenwoordiger in mottenballen plotseling met lift en al door een glazen plafond breken. Ze vliegen naar New York. Van daaruit belanden ze in het staatje Perugona, vol razendsnel veranderende politieke omstandigheden. Daar wordt of all people de mottenballenkoopman tot het hoogste ambt geroepen.
Dat bevalt hem zeer: ‘De zaak was namelijk zo, dat meneer Tump het in zijn hart wel heerlijk vond om president te zijn. Nu hij het witte uniform aan had, met daaroverheen zijn jekkertje en de ridderordes, voelde hij zich ook werkelijk president van Perugona. Toen de drie feestdagen over waren, zat hij aan zijn reusachtige bureau in zijn werkkamer in het regeringsgebouw. Hij had vier witte telefoons voor zich en allerhande paperassen. Telkens ging de telefoon en iemand begon dan in het Spaans tegen hem te redeneren. „Si, si”, zei meneer Tump dan, dat betekent „Ja” en het was altijd voldoende. De paperassen moest hij ondertekenen. Dat was makkelijk, hij zette zijn naam en het was klaar.’
Uiteindelijk is het de zangjuffrouw die als eerste ziet dat Tump een revolte boven het hoofd hangt en zo wordt Tump van zijn presidentschap bevrijd – en Perugona van hem. Misschien moeten we dus gewoon afwachten tot een juffrouw Klaterhoen in het Witte Huis orde op zaken stelt. En tot die tijd het visionaire Abeltje van Annie M.G. Schmidt herlezen.