Opinie

Dat een vrouw doortastend is, zou geen nieuws moeten zijn

analyseerde de politieke berichtgeving van vier Nederlandse kranten en concludeert dat ook hier de media zich schuldig maken aan het seksistisch beschrijven van vrouwelijke politici.
Illustratie Hajo

Dinsdag wordt mogelijk de eerste vrouwelijke Amerikaanse president ooit verkozen. De laatste tijd is er veel geschreven over de manier waarop de media berichten over vrouwelijke politici. Voornamelijk de journalistieke berichtgeving over Hillary Clinton, Angela Merkel en Theresa May is onderwerp van discussie. De conclusie? Seksisme is de journalistieke en politieke wereld nog lang niet uit.

Uit buitenlandse onderzoeken blijkt dat vrouwelijke politici gemiddeld minder politiek-inhoudelijke media-aandacht krijgen dan mannelijke politici, ze worden vaker beoordeeld op hun uiterlijk en worden meer bij hun voornaam genoemd. Hoe zit dit eigenlijk in Nederland? Gaan Nederlandse dagbladen even ongelijk om met mannelijke en vrouwelijke politici als buitenlandse kranten lijken te doen, of zijn wij al een stapje verder op de emancipatieladder?

Om uit te zoeken hoe het staat met de journalistieke berichtgeving over onze eigen vrouwelijke politici heb ik vier grote Nederlandse dagbladen (NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Telegraaf en Algemeen Dagblad) erbij gepakt en artikelen van de afgelopen vijf jaar over vrouwelijke ministers vergeleken met die over mannelijke ministers. Waar de Britse kranten Theresa May karakteriseren als ‘een kinderloze schoenenliefhebber’, lijken de Nederlandse dagbladen op het eerste oog gematigder. Maar wanneer we verder kijken, zien we dat we in Nederland nog helemaal niet zo gewend zijn aan vrouwelijke politici als wij misschien zelf denken.

De artikelen noemen namelijk het geslacht van een minister gemiddeld meer dan twee keer zo vaak wanneer het een vrouw betreft. Wanneer het geslacht van een mannelijke minister wel wordt benoemd, gebeurt dat in de meeste gevallen bovendien terloops. Zo is Edith Schippers ‘de machtigste vrouw van het Binnenhof’ (nadruk op vrouw) en is Jan Kees de Jager ‘de populairste bewindsman van het CDA’ (nadruk op populairste).

Hoe komt het toch dat we het blijkbaar noemenswaardig vinden wanneer een minister een vrouw is? Een verklaring hiervoor is dat een vrouwelijke minister vaak de eerste vrouw is in haar functie. Jeanine Hennis-Plasschaert is bijvoorbeeld ‘de eerste vrouw op Defensie’ en dat willen journalisten graag benoemen: dagbladen zijn er immers om nieuwswaardigheden te vermelden.

De verschillen tussen de berichtgeving over mannelijke en vrouwelijke ministers hebben echter niet alleen te maken met het wel of niet benoemen van het geslacht van een politicus. Wanneer we kijken naar de manier waarop vrouwelijke ministers worden omschreven, dan komen woorden als ‘daadkrachtig’, ‘vastberaden’ en ‘gedreven’ het meest voor. Vrouwelijke ministers worden vrijwel zonder uitzondering neergezet als harde doorzetters. Alhoewel de specifieke invulling van deze typering verschilt per minister (Edith Schippers is bijvoorbeeld een koude vrouw die hard is voor anderen, terwijl Marja van Bijsterveldt een warme vrouw is die hard is voor zichzelf), worden vrouwelijke ministers vooral als ‘doorzetter’ geframed.

Kijken we naar artikelen over mannelijke ministers, dan zit er vrijwel geen eenheid in de manier waarop zij omschreven worden: Hans Hillen is ‘grappig’, maar Henk Kamp is ‘saai’ en Ard van der Steur is ‘toegankelijk’, terwijl Lodewijk Asscher ‘zakelijk’ is.

Kortom, de manier waarop mannelijke ministers worden neergezet, kent een aanzienlijk grotere diversiteit dan de manier waarop vrouwelijke ministers geportretteerd worden.

Nu denkt u misschien: zeg, feminist, doe niet zo moeilijk – het is toch positief om een doorzetter genoemd te worden? Klopt, maar wanneer er hierdoor geen ruimte overblijft voor de nuance en diversiteit die we wel zien in de artikelen over mannelijke ministers, dan is het maar de vraag hoeveel een dergelijke karakterisering echt bijdraagt aan de gelijkwaardige behandeling van vrouwelijke en mannelijke politici.

In vergelijking met buitenlandse politici lijken vrouwelijke ministers in Nederlandse dagbladen echter minder ‘traditioneel’ gestereotypeerd te worden. De Nederlandse artikelen over vrouwelijke ministers gaan namelijk nergens uitgebreid op uiterlijkheden in: mannelijke en vrouwelijke ministers worden even vaak met ‘u’ aangesproken en vrouwelijke ministers worden zelfs iets vaker bij hun achternaam genoemd dan mannelijke ministers.

Maar toch: het is veelzeggend dat in een artikel over minister Schippers een zin staat als: ‘Edith gedraagt zich dan ook niet als vrouw.’ Hard en direct optreden is blijkbaar nog tot op zeker hoogte ‘onvrouwelijk’.

Volgend jaar vinden er ook in Nederland verkiezingen plaats en de media kunnen van grote invloed zijn op de uitkomst. Wij moeten ons er daarom van bewust zijn dat genderframing een rol speelt in de manier waarop er over mannelijke en vrouwelijke ministers wordt geschreven. Want zolang een zin als ‘Edith gedraagt zich dan ook niet als vrouw’ in de krant kan staan, heeft ook Nederland nog werk te verrichten.