‘Negentien jaar geleden raakte ik in verwachting van mijn eerste kind. Tijdens mijn zwangerschap bezocht ik een arts, het viel me op dat hij het vooral had over de pijnbestrijding tijdens de bevalling, niet over de blijdschap die komt kijken bij het moederschap. Alles werd praktisch benaderd, thuis bevallen was niet mogelijk, ik voelde me eigenlijk meteen een patiënt.” Zeker toen ze daarna nog twee kinderen kreeg, begon Renata Heinen (49) steeds meer vragen te stellen. Waarom moet een kind worden ingeënt? Waarom moet het al op jonge leeftijd een IQ-test afleggen? „Ik was continu bezig me niet te laten leiden door wat gebruikelijk was. Ik zat vast in het systeem en kreeg steeds meer de behoefte me te distantiëren van de samenleving.”
In die periode woonde Heinen met haar man, Rolf Winters, in Londen. Hij had een eigen bedrijf in leiderschapsconsulting, zij werkte als kunstenaar. Via via kwamen ze in contact met de Anishinaabe, een groep oorspronkelijke bewoners van Amerika die kort op bezoek waren in Nederland. Tijdens die korte ontmoeting had ze „meteen aansluiting”. Ze voelde zich verbonden met hun „zijnswijzen” en hun filosofie. „Dat ging vooral over hoe zij omgingen met de natuur en de aarde. Ze toonden een stukje dankbaarheid.”
In januari 2005 besloten zij en Rolf met het gezin zes weken naar de Amerikaanse staat Michigan te reizen, het woongebied van de Anishinaabe. De kinderen waren toen 2, 4 en 7. „Ik had het gevoel dat ik de natives al langer kende. We besloten een paar jaar los van alles te leven. We verkochten ons huis en het bedrijf en kochten daar in Michigan een stuk grond. We wilden alles zelf doen. Een huis bouwen, onze eigen groenten verbouwen, het idee was ook om met drie gezinnen een klein schooltje voor de kinderen op te zetten.”
Dat laatste bleek lastig, de drie kinderen kregen een leraar aan huis en werden onderwezen met lesmateriaal van de Vrije School.
In het begin woonde het gezin in een trailer aan de oever van Lake Michigan. Zonder stromend water of elektriciteit, koken deden ze op open vuur, een douche was een duik in het meer. „Het voelde heel natuurlijk. Mensen vroegen wel eens aan me: wat doe je daar de hele dag? Maar als je zo in de natuur leeft, verandert je ritme, je leeft meer met de dag.”
Als gezin waren ze veel met elkaar. Een paar keer per jaar kwamen bestuurders uit het bedrijfsleven over, die gingen dan met Rolf de natuur in, op bezoek bij de Anishinaabe. Zelf waren ze daar ook vaak. Na een tijd werden ze ook voorgesteld aan Nowaten (‘hij die luistert’), een medicijnman die in het bos woonde. „Hij was een jaar of tachtig en leefde al lang buiten de gemeenschap. Hij liet zich aan bijna niemand zien.”
Bij die eerste ontmoeting had het echtpaar een „enorme klik” met de sjamaan. Ze vonden hem een wijs man, hij schakelde moeiteloos tussen „verschillende bewustzijnslagen”. Ze besloten hem te vragen of ze de gesprekken met hem mochten filmen. „We dachten: niemand weet hiervan. De eerste keer dat wij het over filmen begonnen, ging hij er totaal niet op in. Toen we het daarna nog een keer aan hem vroegen, weigerde hij. Hij vond dat hij, door te zijn wie hij was, de mensheid al kon dienen.”
Ze bleven hem, in de vier jaar dat ze er woonden, bezoeken, tot Nowaten ineens van mening veranderde. „Onverwacht zei hij: het is goed. Ik denk dat jullie er klaar voor zijn. Nadat we hem hadden gefilmd, kwamen we bijna tegelijkertijd op het idee om meer van deze mensen te spreken.”
Ze begonnen onderzoek te doen naar, wat zij noemden, Earth Keepers: wijze mensen „die een verbinding met al wat leeft hebben en weten te behouden”. Deze mensen, die ver af staan van de moderne wereld, waren misschien wel de sleutel tot duurzame vernieuwing. Winters, die veel met topmannen uit het bedrijfsleven werkte, had al eerder geconstateerd dat het in het bedrijfsleven vaak ontbrak aan visie, dat er egoïstische spelletjes werden gespeeld en er beslissingen werden gemaakt met een kortetermijnfocus. Misschien, zo redeneerden ze, zouden inheemse „Wisdom Keepers” het Westen kunnen helpen de weg terug te vinden.
Ze besloten een jaar lang met hun drie kinderen – toen 6, 7 en 10 jaar – de wereld over te reizen om, zonder crew en met één camera, deze stamhoofden vast te leggen. Ze vertrokken naar Peru, het Amazoneregenwoud, spraken met de San in de Kalahari-woestijn en ontmoetten Laklak, een stamhoofd van de Aboriginals op een eiland bij Australië. Het resultaat is de documentaire Down to Earth, waar Winters en Heinen vijf jaar aan werkten, en die vorig jaar in Frankrijk werd vertoond, te zien was op het Film Festival in Tel Aviv, tijdens het Nederlands Film Festival en op meerdere manifestaties van het spirituele tijdschrift Happinez.
De documentaire toont ‘luistersessies’ met verschillende wijzen, opnames van de natuur, de ontmoetingen en het leven met verschillende stammen. Ook de eigen kinderen zijn af en toe in beeld. En soms reflecteren Winters en Heinen op wat ze meemaken. Zo betwijfelt Heinen of ze, tijdens de reis, niet altijd toch „een toerist blijft” en vraagt Winters zich af, als een van zijn kinderen vraagt waarom er zoveel bomen worden gekapt in het Amazonegebied, of hij deze vraag wel kan beantwoorden zonder hypocriet te zijn.
„We hadden nooit als doel onszelf in de film te plaatsen”, zegt Heinen. „We wilden de Earth Keepers aan het woord te laten. Maar uiteindelijk kregen we het advies om ook ons eigen verhaal erin te verwerken.” Ze noemt het een vorm van egoïsme om iets wat je meemaakt alleen voor jezelf te houden. „Als je denkt dat je iets te zeggen hebt, waarom kunnen anderen dat dan niet horen? Nu is deze film voor iedereen.”
Down to Earth is niet bedoeld om te „consumeren” maar vooral opgezet om „een brede dialoog in de samenleving op gang brengen”. Daarom werd de film de afgelopen weken vertoond in aanwezigheid van de makers, zodat er achteraf discussie in de zaal kon plaatsvinden. Ook hebben zij en Winters plannen om onderwijsprogramma’s rond de film te ontwikkelen en met de film bij bedrijven de discussie over duurzaamheid in een versnelling te brengen.
Wie de film ziet, kan de kritiek geven dat er geen concrete antwoorden worden gegeven op de vraag hoe we tot een duurzamere wereld kunnen komen. De boodschap is vooral dat mensen zich meer moeten „verbinden” met elkaar en de aarde. Toch ‘ triggert’ de film volgens haar iets bij kijkers. „Wat dat is, is bij iedereen anders. Ik zou geen tien tips kunnen geven voor een beter leven. Voor mij blijft het bestaan ook een gevecht, ik vraag me ook iedere dag af: hoe sta ik ervoor?”
Wij leven volgens Heinen „te veel in ons hoofd”, missen het om „geaard” te zijn, denken te veel in processen. „Toen wij contact hadden met Nowaten voelden we duidelijk dat er ‘meer’ is. We herkenden iets in hem, iets wat de andere Earth Keepers ook hadden. Dit is een tijd waarin we ons meer met de aarde verbinden en alles wat leeft.”
Dat ze nu toch weer in Engeland wonen, terug in de bewoonde wereld, vindt ze lastig. „In de VS kregen we geen Green Card, en mijn vader en de moeder van Rolf werden ziek. We hebben het huis in Michigan nog steeds, maar wonen nu in de ‘Green Belt’, een uur ten zuiden van Londen.”
De kinderen gaan nu naar de Vrije School. Dat ze vijf jaar geen regulier onderwijs hebben gevolgd, en veel ervaringen hebben opgedaan door te leven met andere culturen, heeft hen veel gebracht, zegt ze. „Ze kunnen alle drie heel makkelijk contact maken met anderen. En toen ze weer begonnen op school, liepen ze ook niet achter. Integendeel.” Alleen haar jongste zoon Levy heeft nog moeite met het schoolsysteem. „Hij wilde het liefst weer terug naar Michigan en daar in het bos spelen. Hij ziet nog steeds het belang niet van leren, hij kan heel snel door een boek bladeren en zeggen dat hij het toch wel weet.”
Het voelt voor haar ook als een tegenstrijdigheid, om eerst zo in de natuur te hebben geleefd en nu weer volop in het moderne leven te staan, druk met de promotie van de film. „We zijn weggegaan omdat we de dingen anders wilden. Ik heb enorm aan dat andere leven geroken. Ik worstel daar nog steeds mee. Ik moet de dingen die ik heb geleerd nu integreren.” Dat doet ze door nog steeds in de natuur te zijn en ze heeft ook een stukje land waar ze naartoe kan gaan. „En ook in de stad zijn bomen.”
Ze merkt ook dat ze flexibeler is geworden. „Ik kan me beter met anderen verbinden. Er komen nu ook bijzondere mensen op mijn pad. Dat geeft energie. Maar als je het mij vraagt wat ik over een paar jaar wil doen, als ik niet meer met de film of de kinderen bezig ben? Dan denk ik dat ik terugga. Misschien niet naar Amerika, maar in elk geval naar een plek in de natuur.”
Down to Earth draait in diverse bioscopen.