Een blonde vrouw van middelbare leeftijd zit in gele badjas met haar twaalfjarig zoontje op de bank in haar woonkamer. Haar vriend (30) is een kwartiertje geleden – vijf uur ’s ochtends – door een arrestatieteam aangehouden en afgevoerd. De twee honden – een bordeauxdog en een pitbull – zijn door de politie in de tuin gezet en gluren kwijlend naar binnen. Ze zien hoe rechercheurs in deze rommelige woning in het stadsdeel Loosduinen zoeken naar een wapen dat twee maanden eerder mogelijk is gebruikt bij een wildwest-schietpartij in een Haagse woonwijk.
„Zijn er wapens in huis?”, vraagt een rechercheur de vrouw.
„Nee. De vorige keer konden jullie er toch ook geen vinden?’’, antwoordt ze.
„Is er een kluis?”, vraagt de rechercheur.
„Als dat zo is, wil ik het ook graag weten. En wat erin zit’’, zegt de vrouw.
Het zoontje mengt zich in het gesprek. Hij vertelt de rechercheur dat hij wekelijks vijf euro zakgeld krijgt. Het geld zit boven in zijn spaarpot. Het ventje krijgt toestemming naar zijn grote zus te gaan, verderop in de straat. Zijn moeder vraagt of ze een sigaret mag roken. Ze draait een shagje van de tabak die in een grote pot op de salontafel zit.
Ze kletst honderduit terwijl rechercheurs boven de slaapkamers binnenstebuiten keren. Op de overloop droogt de was. De vrouw praat over haar gearresteerde vriend. Hij is een keer „na een feest aan komen waaien”, zegt ze. „Nu komt hij steeds aanwaaien en dan weer opeens nachten niet”. Ze haalt haar schouders op. „Ik ben helemaal klaar met mannen.”

Foto Lars van den Brink
Kogelvrije vesten
Voor de politie begon de werkdag die ochtend om vier uur ’s ochtends. Twintig leden van de districtsrecherche Den Haag West verzamelden zich op het politiebureau in Scheveningen voor een huiszoekingsactie die zich op vier plekken in de stad zal afspelen. De sfeer is ingetogen opgewonden. Dienstwapens worden aangegespt en kogelvrije vesten aangetrokken. Coördinator Vincent heeft net door technische trucs en onderzoek van de mobiele telefoons gecontroleerd of de aan te houden verdachten zich nog op de plek bevinden waar het arrestatieteam ze gaat zoeken.
Vincent houdt in de vergaderzaal een korte briefing over de verdachten die hij „gasten” noemt. Eén gast moet heel voorzichtig worden aangehouden. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken bleek dat hij tobt met zijn gezondheid; hij heeft een hartslag van 150.
Na een paar uur zoeken heeft de politie beet. In een seksloze sok in de slaapkamer zit een revolver. De blondine wordt alsnog aangehouden. Ze kleedt zich aan en laat zich laconiek afvoeren. De verdachte hartpatiënt overleeft de inval. Er wordt bij hem geen wapen aangetroffen. Mariëlle van Vulpen (43), teamchef van de districtsrecherche, assisteerde vandaag met haar blauwe plastic handschoenen bij de doorzoeking. Om 9 uur is ze weer terug op het bureau. Net op tijd voor de managementteamvergadering.
Middelgrote criminaliteit
Nederland heeft – verdeeld over 43 districten – 50.000 politiemensen. ‘Blauwe’ agenten (op straat) en ongeveer 12.000 rechercheurs. De rechercheurs van de districten richten zich op de bestrijding van ‘middelgrote criminaliteit’: geweldsmisdrijven, radicalisering, vermissingen en woninginbraken.
De recherche ligt al een tijdje onder vuur. In mei van dit jaar stuurden vier politiewetenschappers een rapport (Handelen naar waarheid) aan de Tweede Kamer dat de kwaliteit van de recherche bedroevend noemt. Oorzaak: „ontbrekend vakmanschap”, „inefficiënte toerusting” en een „onvermogen om vernieuwingen te implementeren”.
Daarbij kwamen de stroperige overlegstructuren, waarin hiërarchie en bureaucratie de toon zetten, het niet durven uiten van kritiek en het – van hoog tot laag – accepteren van „een zesjescultuur”. Bijscholing heeft geen prioriteit en elementaire vaardigheden, zoals verhoortechnieken, lopen achter. De al jaren reorganiserende politie heeft volgens de onderzoekers last van „professionele buikpijn”, maar de urgentie werd te weinig gevoeld.
Dat ligt intussen anders: in december zal de politie een plan van aanpak presenteren. Ook Den Haag West – een van de zeven Haagse districten – neemt de kritiek serieus. Volgens teamchef Mariëlle van Vulpen is er binnen de traditionele opsporingscultuur te weinig oog voor de digitale wereld waarin criminelen steeds vaker opereren. „Betere selectie” van rechercheurs is daarom onontkoombaar, zegt ze.
Maar wat is de dagelijkse praktijk van haar rechercheurs op dit ogenblik eigenlijk? En wat vinden ze van de kritiek? Om dat te zien kon NRC een maand lang meelopen.
Hinderlijke vloggers
Iedere ochtend om half negen komen de dienstdoende rechercheurs van Den Haag West bijeen in de vergaderzaal van hun bureau in Scheveningen. Ze worden er met behulp van een powerpoint-presentatie bijgepraat. Welke misdrijven zijn gepleegd, wie is er aangehouden en wie wordt er gezocht? Vandaag worden ze ook gewezen op een nieuwe instructie: Hoe om te gaan met hinderlijke vloggers?
Guus van der Klaauw doet deze maandagochtend de briefing. „Het is in het weekeinde niet echt druk geweest”, zegt hij. Iemand heeft zijn vriendin in elkaar geslagen. De „gozer” wordt nog gezocht. Ook wordt er aandacht gevraagd voor een man die zijn geld verdient met het permanent jatten van fietsen. „Als jullie hem vinden, mag hij meteen naar binnen.”

Foto Lars van den Brink
Veel hilariteit ontstaat bij het verslag over een vannacht aangehouden inbreker. Een bewoonster betrapte een man die met een zaklamp door haar slaapkamer liep. Na het gillen is haar echtgenoot naakt achter de inbreker aangegaan en in het schuurtje bovenop hem gaan liggen totdat de politie kwam. De 21-jarige verdachte ontkent de inbraak. Hij zou op straat iemand uit een huis hebben zien komen die sieraden liet vallen. Vervolgens heeft hij de kostbaarheden in zijn zak gestoken. Hij is ook beledigd dat hij door de slachtoffers is omschreven als Marokkaan. Hij is een Turk. Hij wil zijn leven heel graag beteren, maar dat lukt niet omdat de politie hem steeds aanhoudt, heeft hij verklaard. „Prettige werkdag”, besluit Van der Klaauw.
Twee uur later staat Van der Klaauw aan het bureau van twee rechercheurs. „Ik heb een verhanging”. In Benoordenhout heeft een hoogbejaarde vrouw zich in haar woning opgehangen. De recherche moet bekijken of er geen verdachte omstandigheden zijn: is het zelfmoord of moord? Voor de stoep van de woning is het een oploopje van buren, buurtagenten en collega’s van de forensische opsporing.
Het slachtoffer blijkt volgens de buren al langere tijd uit het leven te willen stappen. Sinds het overlijden van haar echtgenoot in april is ze depressief. De vrouw is twee weken geleden opgenomen toen ze haar polsen had doorgesneden. Vooralsnog wijst niets op een misdrijf. Maar de recherche gaat, na telefonisch overleg met de officier van justitie, de woning binnen voor onderzoek. Is er een afscheidsbrief? Zijn er braaksporen?
Alles wijst uiteindelijk op suïcide. „Het is het seizoen. De blaadjes vallen”, zegt een agent later bij een kroket in de politiekantine. Er waren de afgelopen week al drie zelfmoorden in het district. Het zijn gebeurtenissen die op het netvlies van een politieman lang kunnen blijven plakken. Rechercheur Gijs vertelt over zijn dienst op de Eerste Kerstdag van 1982. Die ochtend had hij als 23-jarige te maken met vier zelfmoorden.
Werkdruk
Veel politiemensen klagen over de werkdruk. Er is royaal meer misdaad dan het opsporingsapparaat aan kan. De politiek bedenkt bovendien steeds weer nieuwe prioriteiten, mopperen agenten. En er verdwíjnt nooit een taak. Rechercheren is daarom vooral selecteren. Welke zaken pak je op en welke middelen zet je in?
Hoe dat werkt, zie je goed bij een onderzoek naar twee gewelddadige roofovervallen waar een paar rechercheurs van het district al vier weken mee bezig zijn. Frouke Tak, historica en vijf jaar geleden bij de politie gekomen als ‘zij-instromer’, leidt het onderzoek.
Op woensdag 7 september werd in de François Valentijnstraat bij het Centraal Station om 1.45 uur een taxichauffeur overvallen door drie mannen. Ze plaatsten een pistool tegen zijn hoofd en dwongen hun slachtoffer zijn mobiele telefoon en geld af te staan. Een kleine drie uur later – toen de politie net klaar was met het onderzoek op de plaats delict – hebben mogelijk dezelfde drie verdachten snacks besteld bij een fastfood-koerier. Ook hij werd in dezelfde straat met een pistool overvallen.
Na nachtelijk overleg met de piket-officier van justitie, piket-rechter-commissaris en piketdienst van de landelijke eenheid is het tappen van de gestolen telefoon geregeld. Het levert geen resultaat op. De telefoon is uitgezet.
In het onderzoek wordt alles uit de kast gehaald. „Ik vind dat er sprake is van een vrij zorgelijke situatie, dus deze zaak moet opgelost”, zegt Tak. Het ‘wekelijks sturingsoverleg’ – dat besluit over de inzet van mensen en middelen – is dat met haar eens.
De opgeroepen collega’s van de forensische opsporing nemen vingerafdrukken die op het dak van de taxi zaten. Ze blijken later van de chauffeur zelf te zijn. En er zijn peuken verzameld omdat getuigen mogelijke verdachten hebben zien staan roken in de buurt. Alleen in ernstige zaken kan dergelijk materiaal voor spoedonderzoek bij het Nederlands Forenisisch Instituut (NFI) worden ingeleverd. Dat gebeurt een paar keer per jaar. Een DNA-match is dan binnen een paar dagen bekend. Maar deze zaak heet net te licht en de peuken gaan voor normaal onderzoek naar het NFI. De uitslag kan dan een paar maanden op zich laten wachten. Wegens overbelasting.
Ondertussen zijn camerabeelden uit de buurt onderzocht. Er duiken beelden op van een telefoonwinkel uit Den Haag. Twee jongens van Antilliaanse komaf hebben daar het van de taxichauffeur gestolen toestel verkocht. Met andere ‘tactische info’, onder andere uit Rotterdam, waar drie Antilliaanse jongens recent op heterdaad voor een vergelijkbare overval zijn opgepakt, kan in elk geval één dader worden geïdentificeerd.
Langzaam maar zeker krijgt de recherche zicht op het netwerk van de verdachten. Een paar van hen blijken eerder dit jaar op Schiphol te zijn gearresteerd met cocaïne in hun bagage. Om extra bewijsmateriaal te verzamelen heeft de districtsrecherche om bijstand gevraagd van het observatieteam. De aanvraag is wegens grote drukte nog in behandeling.

Foto Lars van den Brink
Afpaksubjecten
Dinsdagochtend is het moment waarop in Nederland alle leidinggevenden van de politie vergaderen. Het managementoverleg in Den Haag West staat onder leiding van de twee vrouwen die in het district de baas zijn. Ze heten allebei Hanneke: chef Hanneke Knigge (49) en haar plaatsvervanger Hanneke Lukács (55). Ze zitten tegenover elkaar, in het midden van een lange tafel.
De vergadering begint met een presentatie van twee financieel rechercheurs. Het ‘afpaktarget’ van 875.000 euro is dit jaar in het district al gehaald maar er is behoefte aan extra informatie die kan leiden tot het in beslag nemen van nog meer crimineel geld en bezit zoals auto’s, sieraden en horloges. Er wordt steun gevraagd bij „het signaleren van afpaksubjecten in de wijk”. Een enkele collega stipt vooral bezwaren aan. Hij is bang dat de plannen leiden tot nog meer vergaderen over het afpakbeleid.
In een toelichtend gesprek vertelt Eva Elbers (34) hoe zij binnen de districtsrecherche „het belang van financieel rechercheren” onder de aandacht brengt. Samen met rechercheur Tim Klokgieters (34) werkt ze al acht maanden aan het in kaart brengen van het criminele vermogen van een verdachte van witwassen uit de wijk. Hij trok de aandacht omdat hij regelmatig met zijn dure sportauto’s door de buurt rijdt.
Vóór de reorganisatie werd het plukken van criminelen meestal regionaal aangestuurd. Nu gebeurt het ook op lokaal niveau. „Onze ogen en oren op straat kunnen heel goed iemand herkennen die door zijn bestedingen en leefstijl verdacht is. Wij proberen te zorgen dat alle agenten voelsprieten ontwikkelen om binnen het district misdaadgeld te kunnen afpakken”, zegt Elbers.
Het aanleveren van een waterdicht financieel strafdossier vergt veel tijd, zegt Klokgieters. „Je moet heel doortastend zijn om uiteindelijk overtuigend in beeld te kunnen brengen dat er grote verschillen zijn tussen de legale inkomsten van iemand en de uitgaven en bezittingen van een verdachte. Toch zal ik niet snel zeggen dat een onderzoek te ingewikkeld is.”
Op zaterdag 8 oktober reageert Erik Akerboom (55), korpschef van de Nationale Politie, op de website van de politie voor het eerst uitvoerig op de studie uit mei over de gebrekkige kwaliteit van de opsporing. Het roer moet om. De politie zit volgens hem „te springen om andere expertise en middelen”. De politiebaas wil meer cyberdeskundigen aanstellen. „We hebben collega’s nodig met andere vaardigheden en informatietechnologie voor data-analyse”.
Bij de districtsrecherche wordt er op de maandag na deze aankondiging geen woord gewijd aan de voorgestelde koerswijziging. Rechercheurs hebben het nieuws helemaal niet meegekregen, of tonen geen belangstelling.
„In principe doen wij het natuurlijk nooit goed. Er is altijd kritiek. De politie ligt onder een vergrootglas en er zijn veel meningen over ons optreden’’, zegt Jan de Graaf (59). Hij is samen met Ruud Straver (56) verantwoordelijk voor het opsporen van vermiste personen in het district (zo’n 65 gevallen per maand).
Ze zijn allebei laconiek over de aankondigingen van Akerboom. Natuurlijk is het fijn om nieuwe technieken te benutten, maar Straver waarschuwt ervoor „de ervaring en intuïtie” van de oudere rechercheurs niet te onderschatten.
Er kan volgens hem wel veel verbeterd worden in de bijscholing van rechercheurs. „Nu krijg je via het intranet een email met de mededeling dat je via e-learning een programma kunt downloaden om op een bepaald terrein nieuwe kennis op te doen. Maar niemand heeft er tijd voor om dat allemaal te lezen.”
Guus van der Klaauw (57) – sinds 1983 bij de politie – wordt „heel erg verdrietig” van de studies waaruit blijkt dat de recherche niet goed functioneert. „Er lopen hier genoeg toppers rond. Ik zie gasten met een enorme drive om te presteren. Daar zou alleen meer in moeten worden geïnvesteerd. Je moet nu vechten om in aanmerking te komen voor een opleiding.”
Van cynisme is bij de oudere rechercheurs weinig te bespeuren. „Boeven vangen is het mooiste dat er is. Je doet het voor de burger: de maatschappij een stuk veiliger maken’’, zegt Van der Klaauw. En ook Straver vertelt nog steeds blij te zijn met zijn politiebaan. „Je wilt dienstbaar voor mensen zijn.”
Rechercheurs zouden wel graag over betere apparatuur beschikken. De agenten klagen over hun mobiele telefoons. Ze hebben van hun werkgever tien jaar oude Nokia-toestellen gekregen waarmee ze prima kunnen telefoneren maar foto’s mailen, filmpjes maken of het internet op kan niet met deze telefoons.
„Alle aandacht gaat traditioneel uit naar de uitrusting van blauw op straat. Zij zijn als eerste ter plekke dus die moeten goed uitgerust zijn’’, zegt recherchechef Van Vulpen.

Foto Lars van den Brink
Cyberrechercheurs
Vreugde over de aankondiging van Akerboom is er wel nadrukkelijk aan het eind van de gang. Daar wordt druk vertimmerd om de werkruimte van de digitale rechercheurs uit te breiden. Er moeten zo meteen zes rechercheurs werken.
Toin (52) is met behulp van Israëlische apparatuur vooral bezig met het ‘uitlezen’ van computers en telefoons die in onderzoeken in beslag zijn genomen. „Het hele hebben en houden van mensen zit tegenwoordig in de telefoon. Een goudmijn aan informatie”. De data zijn nu makkelijk te verzamelen „maar het probleem is tegenwoordig vooral het interpreteren van al die foto’s, tekstberichten en mails.”
De gemiddelde boef is volgens de recherche nog steeds niet erg digitaal onderlegd. Dat maakt politiewerk makkelijker. „Het zijn de fabrikanten van smartphones die het steeds moeilijker maken informatie uit telefoons te halen. Sommige iPhones kom je niet binnen zonder codes. De privacy wordt strak beschermd.”
Rechercheur Toin waarschuwt voor te hoge verwachtingen. „Je vangt niet alles af met techniek”, zegt hij. „Gechargeerd zeg ik wel eens: over honderd jaar onderzoek je geen strafbare feiten meer, maar bekijk je waarom iemand zich aan de controle van het internet heeft onttrokken. Want je telefoon, je auto tot zelfs je koffieautomaat weet precies wat je doet. Straks wil de politie vooral weten waarom iemand zich niet laat monitoren.”