De aanleiding
Een studie van Politie en Wetenschap concludeerde onlangs dat etnische profilering door de Nederlandse politie voorkomt. In een opiniestuk verklaart hersenonderzoeker en hoogleraar Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam Victor Lamme dat, door te wijzen naar de werking van ons brein en noemt hij de ‘IAT’; een in de sociale psychologie veelgebruikte test om onbewuste associaties te meten. Lamme: „Daaruit blijkt dat 70 procent van de mensen negatieve associaties heeft met zwarten of allochtonen.” We checken of dat echt uit de test blijkt.
Waar is het op gebaseerd?
De IAT, de Implicit Association Test waaraan Lamme refereert, is in de jaren 90 ontwikkeld door onderzoekers van Harvard, de University of Washington en de University of Virginia. Aan de hand van reactietaken op de computer wordt gemeten welke associaties je geheugen – positief en negatief – maakt en daarmee welke onbewuste vooroordelen of voorkeuren je hebt, bijvoorbeeld ten aanzien van ras. In dat geval moeten foto’s van witte en zwarte mensen worden gekoppeld aan woorden met een positieve of negatieve lading. De crux zit hem in de reactiesnelheid.
Dan die 70 procent. „Dat resultaat zie je nadat je de test hebt gedaan”, zegt Lamme. Hij deed de Nederlandstalige versie, op een aan Harvard gelieerde website, voor het laatst in de week van zijn opiniestuk.
En, klopt het?
Aan het eind van de test verschijnt inderdaad een overzicht met de gemiddelde resultaten van online deelnemers, verdeeld in: een lichte, matige, of sterke automatische voorkeur voor zwarte mensen of voor witte mensen óf weinig tot geen voorkeur. Kijken we naar de gemiddelden van degenen met een onbewuste voorkeur voor witte mensen, dan komen we op 70 procent.
Alleen: dat is niet wat Lamme schreef. Volgens Lamme blijkt uit de test dat 70 procent van de mensen „negatieve associaties” heeft met zwarten en allochtonen. Maar dat, zegt Anthony Greenwald, docent psychologie aan de University of Washington en bedenker van de IAT, „is een conclusie die je op basis van deze test niet kunt trekken”.
De uitkomst zegt wel iets over het gemak waarmee je het een aan het ander verbindt, legt Greenwald uit. „Wat wij zien, en dat is een patroon dat steady is gebleven sinds we begonnen met testen, is dat veel mensen onbewust ‘goed’ sneller associëren met witte dan met zwarte mensen.” Anders gezegd: hun brein moet er harder voor werken om een zwart persoon te koppelen aan een woord als ‘vreugde’ dan aan een woord als ‘naar’. Van de wereldwijd ruim 3,3 miljoen mensen die de afgelopen jaren vrijwillig online de Amerikaanse IAT deden, bleek dat bij 68 procent het geval.
Maar dát wil niet noodzakelijk zeggen dat deze mensen negatieve associaties bij zwarten hebben, zegt Greenwald. „Dat kán wel, maar het hoeft niet.” Vandaar dat de onderzoekers spreken van een „automatische voorkeur”. Lammes conclusie noemt Greenwald „een misinterpretatie die helaas vaak voorkomt”.
Dat neemt niet weg dat een meerderheid vooringenomen blijkt ten aanzien van zwarte mensen. En dat zijn niet alleen witte mensen zelf. Greenwald: „Net iets meer dan de helft van de zwarte mensen die de Amerikaanse test deden, vertoonde een onbewuste voorkeur voor zwarten, tegenover ruim 80 procent van de witte mensen met een voorkeur voor witten.” De IAT legt dan ook een ongemakkelijke waarheid bloot, zegt hij. „Het laat zien hoe de cultuur in onze geest is geëtst. Raciale stereotyperingen zijn nog altijd volop aanwezig.”
Conclusie
Victor Lamme schrijft dat de IAT uitwijst dat „70 procent van de mensen negatieve associaties heeft met zwarten en allochtonen”, maar volgens de bedenkers van die test kan die conclusie niet zonder meer worden getrokken. Een onbewuste voorkeur voor witte mensen wil namelijk niet per se zeggen dat iemand negatieve associaties met zwarte mensen heeft, maar het is sowieso minder positief. We beoordelen de stelling daarom als grotendeels waar.
Ook een bewering die je gecheckt wilt zien? Mail nrccheckt@nrc.nl