
La Trahison des images (Ceci n’est pas une pipe) (1929). Foto Adagp, Paris 2016

La clef des songes (1935). Foto Adagp, Paris 2016

Les grandes Rendez-Vous (1947). Foto Christie’s

La voix de l’absolu (1955). Foto Adagp, Paris 2016
Meteen het eerste schilderij zet je op het verkeerde been. Magritte’s overbekende pijp spreekt plotseling Engels: „This is not a pipe!”
Beeldenschat
Zonder Magritte is de kunstgeschiedenis een dorre boel. Heel veel humor zouden we missen. Geen pijp met de boodschap dat de pijp geen pijp is omdat het geen pijp is waarmee je kunt roken. Geen schilderij van een schilder die, terwijl hij naar een ei kijkt, een kip schildert. Geen locomotief die op de plaats van de kachelpijp rokend de kamer binnen dendert.
Zo maar wat voorbeelden uit de eerste twee zalen van de grote expositie Magritte, la trahison des images die eind september opende in het Centre Pompidou in Parijs. Een voorbeeldige tentoonstelling die nog eens bewijst hoe enorm de beeldenschat is die de Belgische schilder René Magritte (1898-1967) de wereld heeft nagelaten.
Er zijn weinig schilders die zo rationeel met je in dialoog gaan als Magritte. Hij houdt je een plaatje voor alsof het een spelletje is: wat klopt hier niet? Je moet een onverwachte knoop in je hersenen leggen, voor je zijn gedachtesprong kunt volgen. Heel vaak moet je op zo’n moment even glimlachen. Magritte is een intellectueel die met beelden én taal speelt.
Magritte is geen surrealistische kunstenaar die onderbewuste associaties koestert, dat maakt deze expositie in Centre Pompidou duidelijk, maar iemand die controle en logica zoekt en die als schilder met de kijker wil spreken, zonder duister, vlak of saai te zijn. Hij wil zijn gedachten zichtbaar maken.
Dromen
René Magritte voelde bij het maken van zijn schilderijen ‘het verraad van de beelden’, wat trouwens de officiële titel is van het beroemde pijpschilderij Ceci n’est pas une pipe. Hij wil, schrijven de samenstellers van de expositie in een van hun nuttige muurteksten, „het object, het ding daarmee verbonden in de schaduw van mijn bewustzijn, en het licht waarin dat ding zou verschijnen met elkaar in balans brengen”.
Het lijkt wel alsof dat streven hem soms moedeloos maakte en dat hij daarom even geen mens of ding meer wilde schilderen. Dat gevoel spreekt bijvoorbeeld uit zijn schilderijen met enkel woorden in tekstballonnen en geen afbeeldingen, en uit het doek La Voix de l’absolu (1955) met één eenzame geschilderde roze roos voorzien van de tekst „Eén in het heelal”.
Soms is Magritte’s gevoel van machteloosheid besmettelijk en lossen bij het kijken je gedachten op in het niets. Probeer maar eens het schilderijtje La clef des songes (1935) te ontraadselen. Het zou inderdaad wat zijn om ‘de sleutel tot de betekenis van dromen’ in handen te krijgen. Het stelt een raam voor met vier ruiten, elk zwart geschilderd en voorzien van een simpele voorstelling en een onderschrift van twee woorden. Vanaf linksboven met de klok mee: hoofd en hals van een paard + ‘The door’; wandklok die 12.17 uur aanwijst + ‘The wind’; een bruine koffer + ‘The valise’; en een witte schenkkan + ‘the bird’.
Na vijf minuten mag je het opgeven. Vrolijk word je er vast niet van.
De tekst gaat verder na deze video
In de zaal die het museum ‘De uitvinding van de schilderkunst’ noemt, hangen dertien afbeeldingen van mensen. Op Tentative de l’impossible (1928) schildert een burgerlijk geklede man (Magritte zelf) een naakte vrouw die voor hem staat (zijn echtgenote Georgette). Ze is bijna af, op de linkerarm na. Bij de schouder heeft Magritte net de eerste streken op het doek gezet. Haar blik is nog leeg, hij kijkt geconcentreerd naar de punt van zijn penseel. Weer zo’n filosofisch spel met werkelijkheid en afbeelding: de geschilderde schilder aan het schilderen. Wat is echt?
Humor
Tentative de l’impossible (1928). Foto Adagp, Paris 2016

La Décalcomanie (1966). Foto Adagp, Paris 2016
Wolkjes. Van die helder witte wolkjes tegen een hemelsblauwe achtergrond. Je ziet ze vaak bij Magritte. Heel mooi zijn ze op Decalcomanie (‘Overtrekken’), een werk uit zijn laatste levensjaar, 1967. Twee mannen staan stram op het strand en kijken uit over zand, zee en hemel. Beiden op de rug gezien en voorzien van bolhoed – naast wolk, appel, pijp en paraplu nog zo’n bekend Magritte-symbool. De linker man zie je staan, hij kijkt langs het opengetrokken rode gordijn dat meteen rechts van hem begint en de rest van het schilderij van boven tot onder afdekt, op de omtrekken na van exact dezelfde man, die waar hij staat het gordijn laat verdwijnen en strand, zee en hemel binnen zijn contouren zichtbaar maakt.
Decalcomanie voelt als een diepe gedachte, maar in mijn hoofd vormt zich enkel een ronde gele smiley. Het is logisch en grappig, al kan ik het niet in woorden uitdrukken.
In de volgende zaal, ‘De allegorie van de grot’, een verwijzing naar de filosofie van Plato, gaat Magritte pas echt los op het thema. Steeds speelt hij het spel van werkelijkheid en de fictie die de schilder schept. Hij mengt op ieder doek waarheid en verzinsel, zodat de werkelijkheid zelf ook al fictie is, want geschilderd. Is de wereld een droom, is dat wat Magritte wil zeggen? Of een nachtmerrie, of een illusie?
Hoe diep hij je ook meevoert in zijn gedachten, zijn gevoel voor humor laat hem nooit in de steek. Kijk maar naar Les grandes Rendez-Vous uit 1947 met een grot naast een uit een kandelaar opstijgende pareltjesvorm met de ogen en mond van een vrouw. In de grot is Magritte’s iconische pijpvorm als een schaduw op de wand verschijnt.
De tekst gaat verder na deze video

La Durée poignardée, (1938). Foto Adagp, Paris 2016
De laatste zaal van Magritte, ‘Het verraad der beelden’ stelt wat teleur, omdat je pas dan zeker weet dat een aantal favoriete werken ontbreken op de Parijse expositie. Echt missen doe je ze niet, want er is genoeg te zien en de uitstekende expositie vertelt een duidelijk verhaal. En de pijp krijgt het laatste woord, zodat je toch met een blij gevoel Centre Pompidou verlaat. Het begon met die Engelse pijp bij de ingang. Halverwege hing de beroemde Franse versie en het allerlaatste dat je ziet is Magritte ten voeten uit: opnieuw een pijp, maar nu als een pentekening met zwarte inkt en met de woorden „Ceci continue de ne pas être une pipe”. Gemaakt in 1952, 23 jaar na zijn eerste pijp, en Magritte’s pijp wil nog steeds geen pijp zijn.