Jan Roos mikt op vier of vijf zetels. Al kan zijn partij „zeker groeien naar acht, negen, tien”. Roos is bekend van website GeenStijl en was dit voorjaar het gezicht van de nee-campagne bij het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne. Nu is hij lijsttrekker van Voor Nederland (VNL). Ze noemen zichzelf een „klassiek-liberale partij” en ze zetten hoog in.
Deze week kondigde ook Thierry Baudet aan dat hij met zijn denktank Forum voor Democratie meedoet aan de Tweede Kamerverkiezingen in maart volgend jaar. Baudet heeft nog niet gezegd hoeveel zetels hij voor zichzelf ziet. Ambities heeft hij wel: het „bestaande partijkartel in Den Haag van binnenuit openbreken”.
Geef die nieuwkomers eens ongelijk. Zijn het geen geweldige omstandigheden om ertussen te komen in de landelijke politiek? De kiezer zweeft, de grote rol van traditionele partijen is allang niet vanzelfsprekend meer. Iedereen kan zo meeliften op wat in Den Haag ‘de versplintering van het politieke landschap’ heet.
Daarbij komt dit: we kennen ze nu wel. De meeste lijsttrekkers zijn al jarenlang het gezicht van hun partij. Mark Rutte, Alexander Pechtold, Emile Roemer, ze zijn de belichaming van het Binnenhof. Dit geldt óók voor hen die zichzelf het liefst als buitenstaander neerzetten, denk aan Geert Wilders. Hij is sinds 1998 lid van de Tweede Kamer, er zitten maar drie parlementariërs langer dan hij. Ruimte genoeg voor een fris geluid, zou je zeggen.
Partij voor Ongehuwden
Toch geven politicologen de nieuwkomers weinig kans. Kijk gewoon naar het verleden, zegt Sarah de Lange van de Universiteit van Amsterdam. Dan moet je vaststellen dat het grootste deel van de nieuwe partijen die meedoen aan Tweede Kamerverkiezingen nooit een zetel haalt.
Wie kent nog de Partij voor Ongehuwden, de Partij van de Belastingbetalers of het Verbond tegen Ambtelijke Willekeur? Of neem de Realisten ’81, de Anti Werkloosheid Partij en de Partij voor Nederland. Ambities hadden ze genoeg, stemmen kregen ze te weinig.
Het is dan ook een misverstand dat het aantal politieke partijen in de Tweede Kamer steeds toeneemt. Al ongeveer sinds 1977 schommelt het aantal dat bij verkiezingen een Kamerzetel haalt zo rond de tien.
Door ‘afsplitsingen’, dat zijn Tweede Kamerleden die uit hun fractie stappen, stijgt het aantal partijen vaak wel tijdens een regeerperiode. Dat gebeurt sinds de jaren zestig. Deze regeerperiode zijn het er vijf. Maar het lukt zulke afsplitsingen bijna nooit zelfstandig terug te komen in de Tweede Kamer, zegt politicoloog De Lange: „Geert Wilders is de grote uitzondering op die regel.” Hij stapte in 2004 uit de VVD en won in 2006 negen zetels met zijn Partij voor de Vrijheid (PVV). Ook toen al waren zijn belangrijkste thema’s immigratie en veiligheid.
De kans dat een afsplitsing géén zetels haalt, is dus groter dan dat het wel lukt. Dat geldt voor VNL, die partij is opgericht door twee opgestapte PVV’ers. Maar ook voor Denk, het initiatief van twee voormalige PvdA’ers. Allebei hopen ze met een bekende Nederlander hun electorale kansen te vergroten. Jan Roos en Sylvana Simons van Denk mogen vast sneller aanschuiven bij actualiteitenprogramma’s dan een onbekend iemand, denken ze.
Charisma is ook niet alles
Punt is alleen dat burgers meer naar de inhoudelijke standpunten kijken dan naar wie hen die vertelt. „In Den Haag is iedereen er heilig van overtuigd dat de persoonlijkheid van hun leider enorm relevant is. In werkelijkheid vinden kiezers dat van ondergeschikt belang”, zegt hoogleraar kiezersonderzoek Joop van Holsteyn.

Jan Roos. Foto ANP / Bart Maat
Het beste recept voor veel stemmen is een inhoudelijk afwijkend programma, zegt hij. Daar heeft Van Holsteyn bij de nieuwelingen zo zijn twijfels over: „Bij geen van die initiatieven denk ik, goh, dát is echt een verrassend nieuw geluid, die combinatie van standpunten hadden we nog niet.” Jan Roos zit op de rechterflank en heeft bij benadering dezelfde standpunten als de VVD: meer veiligheid, lage belastingen. Thierry Baudet is wat immigratie betreft rechts en verder wil hij bindende referenda en een gekozen burgemeester – ook geen nieuwe onderwerpen in Den Haag.

Thierry Baudet. Foto ANP / Bas Czerwinski
Deed dat beruchte charisma van Pim Fortuyn er dan helemaal niet toe? Of neem iets korter geleden, de plotselinge opkomst van Diederik Samsom (PvdA) in 2012? Ook bij hen ging het niet om wíe het zei, maar om wát ze zeiden, zegt Van Holsteyn. Fortuyn benoemde als eerste luid en duidelijk de zorgen die in die jaren in het land leefden. Bij Samsom was het zijn ‘eerlijke verhaal’ dat kiezers aansprak.
Natuurlijk zijn er genoeg voorbeelden van relatief bekende Nederlanders die het níet lukte om in de Tweede Kamer te komen. Denk aan gelukszoekers als Emile Ratelband, met zijn Lijst Ratelband in 2003, en entertainer Johan Vlemmix in 2010 en 2012.
En uit de categorie politici: Marco Pastors, Joost Eerdmans, Rita Verdonk, Hero Brinkman. Allemaal hadden zij landelijk al wel bekendheid, maar geen van hen haalde op eigen kracht de Tweede Kamer. De kans op succes is groter als je al een organisatie achter je hebt. Een mooi voorbeeld daarvan is Jan Marijnissen. Pas bij de derde Tweede Kamerverkiezingen waar zijn SP aan meedeed, in 1994, haalde de partij twee zetels. Toen waren ze lokaal al flink gegroeid.
Dan maar een kiesdrempel?
Hoog tijd voor een kiesdrempel, is de reflex al snel als zo’n ladinkje nieuwe partijen zich aankondigt. Al die kleine partijen zouden maar lastig zijn voor de bestuurbaarheid van het land. Met een kiesdrempel moet een partij een minimum percentage van de stemmen halen om in het parlement te komen. In België en Duitsland geldt een drempel van 5 procent. In Nederland ziet de VVD zo’n drempel wel zitten, al zien de liberalen ook de bezwaren. Stel dat drie kleintjes de kiesdrempel net niet halen, dan is bijna 15 procent van de uitgebrachte stemmen niet in de Tweede Kamer vertegenwoordigd.
De échte politieke versnippering komt niet door de nieuwelingen. Het aantal partijen in de Tweede Kamer is stabiel, hun omvang is dat niet. De drie middenpartijen CDA, VVD en PvdA krimpen. De middelgrote partij is steeds meer de norm. Dat is ook te zien aan het groeiende aantal partijen dat relevant is in het parlement, bijvoorbeeld door mee te doen aan de regeringscoalitie. Dat steeg volgens onderzoek van de Raad voor het openbaar bestuur (ROB) licht, van 5,4 in 1994 naar 5,9 in 2012. Denk hier aan de kleine ChristenUnie.
Dus, stelt de ROB vast, een kiesdrempel lost het probleem van fragmentatie niet op. De kleintjes halen de Tweede Kamer dan misschien niet, de middelgrote partijen moeten alsnog een coalitie met elkaar zien te vormen. Terwijl die steeds minder zeker zijn van hun eigen vaste aanhang. Kiezers veranderen vaak van voorkeur, die kan van week tot week verschillen. Geen partij kan meer rekenen op een veilig minimum aan zetels.
Kom er maar eens tussen
Terug naar de campagne. Die wordt steeds belangrijker, juist omdat burgers echt kiezen en niet meer standaard op een vaste partij stemmen. Uit kiezersonderzoek blijkt dat in 2012 meer Nederlanders de campagne intensief volgden dan in 2006 en 2010. De vraag voor de nieuwelingen is: hoe kom je ertussen?
Alle partijen proberen nu vooral via sociale media hun eigen boodschap te verspreiden. Dat is niet onbelangrijk, maar in de eindfase van de campagne valt de impact daarvan tegen, denkt hoogleraar Joop van Holsteyn. „Dan gaat het nog steeds om televisie en in iets mindere mate om wat in de krant staat.” In verkiezingstijd kijkt 27 procent van de kiezers één of meerdere debatten helemaal en bijna de helft ziet losse fragmenten langskomen. Een kwart volgt helemaal niets.
Voor nieuwe partijen is aanschuiven bij debatten niet zo snel geregeld. De meeste televisiedebatten zijn tussen de vier, zes of acht grootste partijen. Met méér wordt het snel rommelig, hebben de lijsttrekkers te weinig tijd en haakt de kijker af. Daarom zijn de debatten van commerciële omroep RTL vaak wel het spannendst: zij zitten aan het begin van de debattenreeks en hebben meestal alleen de lijsttrekkers van de grootste partijen. Dat levert goede tv op.
De NOS mag als publieke omroep de kleintjes niet negeren. Daar mocht zelfs oud-PVV’er Hero Brinkman met zijn Democratisch Politiek Keerpunt in 2012 meedoen aan het grote debat op de laatste avond voor de verkiezingen. De redenering: hij had een Kamerzetel, dus hij mocht erbij zijn. 50Plusser Henk Krol was niet uitgenodigd. Hij zat toen niet in de Kamer – maar Krol haalde wel twee zetels.
Voor de komende verkiezingen zijn ze er bij de NOS nog niet uit welke criteria ze gaan hanteren.
Hoe lastig het ook is voor nieuwelingen, hen definitief afschrijven doet niemand in Den Haag. Het lukt nu en dan namelijk gewoon wel om ertussen te komen. En, relativeert Van Holsteyn, zóveel stemmen heb je in Nederland ook weer niet nodig. Met een beetje goede campagne kan VNL of Denk zo twee of drie zetels binnenhalen, zegt hij: „Voor één zetel moet je ongeveer 65.000 stemmen zien te krijgen. Dat is maar één keer een volle Kuip.”