Is er dit jaar een explosie van naaktslakken?

Wekelijks zoekt de redactie wetenschap het antwoord op een vaak gestelde vraag. Vandaag: waarom zijn er nu zo veel naaktslakken?

Het begon met de viooltjes. In één nacht was hun paarse bloemenpracht verdwenen. Rond het groene plantenskelet zaten de daders uit te buiken: naaktslakken. Minstens twintig, dik van stuk.

Zo ging het de hele zomer door. Naaktslakken in de moestuin. Naaktslakken tussen de goudsbloemen. Elke plant met malse blaadjes kwam aan de beurt. Zelfs halverwege september trokken er nog colonnes naaktslakken over het tuinpad. Ook buren en collega’s mopperden over naaktslakken tussen de resten peterselie en de sla.

Was dit normale overlast, of maken we dit jaar een naaktslakkenexplosie mee?

Helaas. Het nationale slakkenpeil wordt nergens bijgehouden. Op de site van tuintelling.nl worden wel incidenteel slakken gemeld, maar dat gaat niet al te nauwkeurig. Voor een leek is een slak al snel een slak.

Ook experts weten het niet precies. „Ik durf niet zomaar te beweren dat er dit jaar meer slakken zijn”, zegt Ton de Winter, malacoloog (slakkenkenner) bij Naturalis in Leiden. „Ook in droge jaren kom je ’s nachts naaktslakken tegen. Misschien zien mensen meer slakken, omdat er meer regen is gevallen. Dan trekken ze er meer op uit.”

„De winter was zacht en het voorjaar nat”, zegt Sylvia van Leeuwen. Van Leeuwen is secretaris van de Nederlandse Malacologische Vereniging. „Dat maakte 2016 een goed jaar voor naaktslakken, die van schaduw en nattigheid houden.” Maar ook van Leeuwen heeft geen cijfers.

De Winter merkt op dat het moeilijk is iets algemeens over de naaktslakkenstand te zeggen, omdat ‘de naaktslak’ niet bestaat. Alleen in Nederland leven al dertig verschillende soorten naaktslakken. Dat zijn niet allemaal viooltjesverslinders. Er zitten ook schimmelknagers en algenschrapers tussen, en eters van rottende planten. En één vleesetende naaktslak, die ondergronds op regenwormen jaagt.

Naaktslakken stammen af van huisjesdragende voorouders, vertelt De Winter. Het ‘zadel’ of schild achter de voelhoorns is de mantel, het overblijfsel van het huisje. Sommige slakken hebben hun huis maar half verlaten en dragen nog een klein uitwendig schelpje: halfnaaktslakken.

Kwestie

Terug naar de tuin. Welke naaktslak is de boosdoener? Dat blijkt een kwestie. Een kwestie waaruit blijkt dat Europese tuinen overkropen zijn door een invasieve slak. Of juist niet.

Dit is wat vast staat: de grote, roodbruine naaktslakken die Nederlandse tuinen teisteren zijn wegslakken van het geslacht Arion. „Arions zijn alleseters met een behoorlijke appetijt”, zegt De Winter. „Ze eten levend blad, dood blad maar ook dode soortgenoten.”

Sommige slakken blijven meerdere jaren in leven, maar een Arion wordt niet ouder dan een jaar. De slak is volwassen rond juli, legt eitjes in oktober en sterft daarna.

Lang is gedacht dat in Nederland maar één soort wegslak voorkwam: de gewone wegslak, Arion rufus. Dat veranderde in 1989, toen in Nederland voor het eerst een Spaanse wegslak werd gezien: Arion vulgaris. In de jaren daarna doken overal in Nederland Spaanse wegslakken op. De verspreiding verliep rap, zeker voor een slak. Waarschijnlijk zaten er vulgariseitjes in plantgoed en grond, was het gangbare idee.

Aan de buitenkant zijn rufus en vulgaris nauwelijks uit elkaar te houden. Zelfs voor een malacoloog is het onderscheid moeilijk te maken, erkent De Winter. „Je ziet het verschil pas als je de slakken opensnijdt en hun genitaliën vergelijkt.”

Het is een klassiek ecologisch griezelverhaal: uitheemse slak vreet ‘onze’ planten aan. Maar het klopt niet, denkt een Duits team van ecologen. Zij ontdekten in 2014 dat de ‘Spaanse’ wegslakken uit de Benelux, Noord-Frankrijk, Duitsland en Denemarken een kenmerkende DNA-signatuur hebben (Evolutionary Applications, 2014). Invasieve soorten lijken genetisch juist op de voorouders uit hun moederland. De ‘Spaanse’ slak kruipt al sinds de IJstijd door Centraal-Europa, vermoedt het team. De Spaanse wegslak is ook ónze naaktslak.