Nederland barst van de eetbare planten

Onkruid

Wat wij onkruid noemen zijn vaak planten die je prima kunt eten. Twee ‘wildplukkers’ willen onkruid uit het verdomhoekje halen.

Foto Maurice Boyer

In de berm langs de weg zetten Jonmar van Vlijmen (36) en Ronald Boer (35) hun fietsen stil. „Hier staan al heel veel bruikbare planten”, zegt Van Vlijmen, terwijl hij afstapt. „Ik zie bloeiende smalle weegbree en wilde pastinaak. De zaadjes van die laatste plant zijn echte smaakmakers, we hebben ze gisteren nog gebruikt in een risotto.” Van twaalf soorten onkruid langs de N247 – de weg tussen Amsterdam en Waterland – ontwikkelden Van Vlijmen en Boer limonade, de zogenoemde „N247 bermbloemenlimonade”.

Samen vormen de jongemannen De Onkruidenier: ze initiëren artistieke projecten om onkruid „uit het verdomhoekje” te halen, zoals ze het zelf formuleren. „Door mensen te laten proeven en verhalen te vertellen, willen we laten zien wat de waarde is van planten die onkruid worden genoemd”, legt Van Vlijmen uit.

In een mobiele ‘veldwerkplaats’ met kookpitjes maken de mannen tijdens evenementen maaltijden met onkruid. „We hebben gemerkt dat het magisch werkt om geplukte planten ter plekke te bereiden”, verklaart Boer.

Onkruidhapjes

Op het Over het IJ Festival presenteerde De Onkruidenier exclusieve onkruidhapjes. Tijdens het Rode Loper Festival in Betondorp plukten ze met bewoners planten uit de voortuinen om ter plekke te verwerken in pannenkoeken. En voor een expositie op Paleis Soestdijk maakten ze thee van wilde planten uit de paleistuin. Boer: „Mensen vinden onkruid heerlijk als ze het eenmaal hebben geproefd.”

Behalve proeverijen op festivals organiseren de mannen ook wandelingen. „In Amsterdamse parken laten we zien hoe je een ‘parkpesto’ bij elkaar zoekt”, zegt Van Vlijmen. „Basilicumblaadjes kunnen makkelijk worden vervangen door ander groen, zoals duizendblad, zevenblad of daslook. Bij die laatste soort moet je je niet vergissen met het lelietje-van-dalen. Dat kan gevaarlijk zijn.”

Na een studie landschapsvormgeving in Arnhem ontwikkelden zowel Van Vlijmen als Boer zich tot beeldend kunstenaar. De twee, die behalve samenwerkend partners ook liefdespartners zijn, kregen interesse in onkruid nadat Van Vlijmen bij een verhuizing een boek van zijn oma vond: Elseviers wilde groenten en kruiden gids. „Ik zag dat planten die wij tijdens onze studie hadden geleerd als onkruid, daarin staan afgebeeld als wilde groenten”, vertelt hij. „Dat vond ik fascinerend. Achterin had mijn oma aantekeningen gemaakt bij de recepten. Blijkbaar kookte zij vroeger daarmee.”

In de prille lente zijn Van Vlijmen en Boer op zoek gegaan naar eetbare planten in de stad. Boer: „We waren verbaasd met hoeveel we thuiskwamen. We stuitten in het Westerpark op een voetbalveld vol wilde marjolein! Dat smaakt net zo als oregano. Er is enorme overvloed, maar niemand maakt er gebruik van.”

Van Vlijmen gaat door zijn knieën en wrijft met zijn hand over een schermbloemige plant. „Dit is wilde peen, de voorloper van onze wortel”, vertelt hij terwijl hij een plukje in zijn mond stopt. „Het smaakt een beetje naar wortel. Veel van de planten die wij onkruid noemen, werden in de Middeleeuwen nog gewoon in de abdijtuin verbouwd.”

Na de ontdekking van het geërfde boek zijn De Onkruideniers zich gaan verdiepen in de eetbare planten van de stad. Ze stuitten op een hele „community” aan andere wildplukkers. „Maar wij doen weer net iets anders. Anderen richten zich uitsluitend op de culinaire mogelijkheden van onkruid, of op de historische oorsprong van planten. Wij willen mensen vooral anders naar het landschap laten kijken.”

Van Vlijmen en Boer werken fulltime aan hun onkruidprojecten. Ze worden steeds vaker gevraagd om demonstraties te geven of mee te denken over nieuwe concepten. De ‘onkruidenier’ is volgens hen dan ook een nieuw beroep. „We zijn geen biologen, we zijn geen koks, we zijn geen verhalenvertellers, maar we zijn een mengeling van deze beroepen. Misschien openen we in de toekomst wel een winkel: geen kruidenier, maar een onkruidenier.”