Hard optreden werkt, praten moet ook

Hangjongeren

Overlast van hangjongeren is de afgelopen jaren in verschillende steden een probleem geweest. De conclusie: hard aanpakken helpt alleen als er tegelijk ‘soft’ met de jongeren gesproken wordt.

Beelden uit Zaandam, afkomstig uit filmpjes van de vlogger Youstoub. Bron: YouTube
Beelden uit Zaandam, afkomstig uit filmpjes van de vlogger Youstoub. Bron: YouTube ©

Het kleine Asten had in de zomer van 2015 ineens een groot probleem. Zo’n vijftien jongeren in de Brabantse plattelandsgemeente met 16.000 inwoners terroriseerden de buurt. Bewoners klaagden over gegooi met eieren, over dealende jeugd en over jongeren die vonden dat de stoep „hun eigendom” was. De gemeente greep in: in een deel van Asten gold drie maanden lang een samenscholingsverbod: als er meer dan drie jongens van de probleemgroep bij elkaar stonden, kon de politie ingrijpen.

Dat heeft geholpen, zegt eigenlijk iedereen rond het Molenplein en de Rechtestraat, wat het territorium was van het groepje. Nu, een zomer later, gebeurt er nauwelijks meer iets. Maar, zo zegt burgemeester Hubert Vos, dat komt niet alleen door dat verbod. „Ik ben jongerenwerkers de buurt in blijven sturen, buurtbemiddeling bleef langskomen. Alleen keihard de politie eropaf sturen is zinloos. Misschien klinkt het soft maar het is o zo waar: je moet blijven praten.”

De problemen in de Zaanse wijk Poelenburg leiden tot de vraag: hoe om te gaan met hangjongeren die voor overlast zorgen? In Zaandam geldt inmiddels ook een samenscholingsverbod en mede dankzij dat verbod pakte de politie deze week meerdere jongens op. Minister-president Mark Rutte noemde de relschoppers „tuig van de richel” en wethouder Joost Eerdmans van Leefbaar Rotterdam pleitte in de Volkskrant voor een duidelijke, repressieve aanpak.

Lees ook: Straatvloggers: patsen met je geld, lak aan autoriteit

Overlast van hangjongeren pak je niet alleen aan door keihard op te treden, zo zeggen bestuurders van drie van de twaalf gemeenten die in de afgelopen twee jaar tegen de overlast van hangjeugd een samenscholingsverbod invoerden. De wethouder van Veghel en de burgemeesters van Asten en Venray menen dat de overlast in Zaandam wel iets extremer is dan in hun gemeente, maar ze zijn het er allemaal over eens dat praten met jongeren en hun ouders onmisbaar is om tot een oplossing te komen.

Een samenscholingsverbod is wel nuttig, zegt burgemeester Hans Gilissen van het Limburgse Venray. Het geeft de politie de mogelijkheid om een hele groep op de bon te slingeren, ook als een individu in de fout is gegaan.

In Venray gold tot februari van dit jaar zes maanden lang een samenscholingsverbod in delen van het centrum, omdat bewoners zich niet meer veilig voelden. „Dat harde optreden heeft gewerkt”, zegt Gilissen. „De overlast is afgenomen. Maar als we alleen dat verbod hadden ingesteld, was die probleemgroep ergens anders heen gegaan. En daarnaast kost het heel veel capaciteit van je politie. Ik zie het samenscholingsverbod als een soort antibioticum. Het geneest een ontsteking in je stad, maar om het écht op te lossen moet je op zoek naar de reden van die ontsteking.”

In Venray is volgens Gilissen de kern van het probleem de inmiddels ingetrokken wietpas, waardoor buitenlandse coffeeshopbezoekers een tijdlang in Venray geen wiet meer konden kopen. Daardoor hebben veel jongeren in de gemeente een flinke carrière als straatdealer opgebouwd, ziet Gilissen.

In het Brabantse Veghel, waar deze week cameratoezicht en een samenscholingsverbod met drie maanden werden verlengd, is de kern van het probleem dat een groep jongeren niet meer naar school gaat. „Wij moeten er voor zorgen dat die jongens weer naar school gaan”, zegt verantwoordelijk wethouder Riny van Rinsum. „En dat bereik je toch vooral door te praten. Met de jongens waar het over gaat en met hun ouders.”

In Asten zagen ze dat de harde aanpak met meer politie effect had: het bleef rustig in de wijk. Maar toen het samenscholingsverbod werd opgeheven nam de overlast weer toe, zag burgemeester Hubert Vos. Een buurtbewoner vertelt dat hij een ‘strijker’ (vuurwerk) in zijn brievenbus kreeg. „Toen hebben we de politie weer wat vaker langs gestuurd”, zegt Vos. „En zijn we met mensen in de buurt gaan praten. Nu gaat het goed in de wijk.”

Dat beamen de meeste bewoners. Het pleintje met een basketbalnetje en een wip, waar vorige zomer het groepje voor last zorgde, blijft vaker leeg. „De jongens die hier overlast veroorzaakten, zien we nauwelijks meer met zijn allen”, zegt bewoonster Mia van der Aa. Dat ziet ook Jos Thijs, die een eindje verderop woont. „Ik moet zeggen dat we ons als buurt wel gesteund voelden door de aanpak van de burgemeester. ”

Een straat verder hangen twee jongens van zestien en zeventien jaar rond een scooter. Ze houden hun helm op, ondanks de temperatuur van dertig graden. Ze vertellen vorige zomer een brief te hebben gekregen van de burgemeester, waarin stond dat ze deel uit maakten van de ‘overlastgevende groep’. Hun naam willen ze niet zeggen („Ik geef niemand mijn naam”) maar een van de jongens zegt wel dat de aanpak van vorige zomer effect had. „We konden gewoon moeilijker bij elkaar komen. Dan kreeg je meteen een boete. Daardoor is de groep een beetje uit elkaar gevallen. Maar het is echt niet zo dat we daarom dachten: laten we maar stoppen met alles. Dat is gewoon een beetje zo gegaan.”

Volgens Micha de Winter, die als hoogleraar pedagogiek internationale onderzoeken bestudeerde over de aanpak van hangjeugd, kent de aanpak van hangjongeren altijd twee kanten. „Uit internationale studies blijkt: die probleemgroep alleen maar keihard aanpakken heeft geen effect. Maar alleen maar praten geeft ook geen resultaat. Het moet allebei. Jongerenwerkers doen het echte harde werk. Als je alleen maar keihard optreedt, verplaats je het probleem. Of het komt na een tijdje weer terug.”

Ook de voormalige veroorzakers van overlast in Asten zeggen dat : „Als je steeds een bon krijgt, dan denk je op een gegeven moment: je kan me wat. „Dan krijg je reactie. Wij willen ons gewoon ook ergens welkom voelen. Praat met ons, zo eng zijn we echt niet.”