On een wit imkerpak loopt Dorinde de Tempe (43) door de donkere gangen achter de zalen van Vlaams cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam. Na twee trappen te hebben bestegen, komen we op een plat grinddak. Achter een schutting staan vijf bijenkasten op een rij. Bij de vlieggaten is het een komen en gaan van honingbijen, die als silhouetten in de ochtendzon vliegen. Een dakenlandschap strekt zich uit. In de verte wapperen de gele vlaggen van de Bijenkorf.
„Hier staan de dames”, lacht De Tempe, terwijl ze naar de kasten loopt. „De nieuwe directeur van De Brakke Grond, Mieke Renders, heeft een vergroeningsslag gemaakt. Ze zette overal planten neer en het leek haar leuk om bijen op het dak te houden. Afgelopen lente heb ik drie volken aangekocht voor deze plek. Het vierde heb ik als zwerm geschept in het Westerpark en het vijfde is een afsplitsing van een volk dat hard groeide.”
De Tempe volgde in 2014 een imkercursus bij bijenvereniging AVBB. Behalve bij De Brakke Grond heeft ze in de hoofdstad kasten op het Bijenpark in Osdorp, bij volkstuinencomplex Nut en Genoegen in Westerpark en in de Jordaan. Het bijenhouden doet ze als hobby. Het bleek een ideale afleiding in het herstelproces van een burn-out. „Het begon allemaal met een hommel”, vertelt ze. „Ik had een plant van het balkon gehaald omdat het vroor. Daar bleek een hommelkoningin in te slapen. Ik heb haar bij de wandelende takken gezet en honing gegeven. Overdag liet ik haar los in de woonkamer. Zo heeft ze vier maanden bij ons gewoond. Dat vond ik zo leuk dat ik ben gaan uitzoeken of je hommels kunt houden. Dat bleek lastig, maar zo kwam ik bij de bijen uit.”
Bloemen uit de binnentuinen van de grachtengordel
Het was niet makkelijk de bijenkasten op het dak van De Brakke Grond neer te zetten, zo diep in de binnenstad. De Tempe: „We wisten niet of het ging lukken, of er genoeg eten was, maar het gaat heel goed. Dit is nu een van mijn beste locaties. De volken groeien goed en produceren veel honing.” Honingbijen kunnen drie kilometer vliegen om stuifmeel en nectar te verzamelen. De Tempe denkt dat de bijen vanaf De Brakke Grond naar de nabijgelegen Plantagebuurt vliegen. „De Hortus, Artis, het Wertheimpark, maar ook de binnentuinen van de grachtengordel staan vol bloemen. Doordat mensen het leuk vinden om bloemen in hun tuin te zetten, doen bijen het in de stad beter dan op het platteland.”
Bijenhouden in de stad, het zogenoemde ‘urban beekeeping’, is populair. In Amsterdam staan meer dan zevenhonderd kasten. Ongeveer veertig imkers verkopen honing. Enkele ondernemers, waaronder I Love Beeing en BeeLease, stimuleren bedrijven om bijenvolken te ‘adopteren’. Zo kan het dat er inmiddels ook bijenkasten staan op het dak van de Stadsschouwburg, het Waldorf Astoria, Amstel Hotel en De La Mar.
Concurrerende bijen
De toenemende belangstelling voor bijen door de bijensterfte – veroorzaakt door pesticiden, ziekte en voedselgebrek – heeft voor een grote aanwas aan nieuwe imkers gezorgd. Op sommige plaatsen zijn er zoveel bijenvolken dat de insecten met elkaar concurreren om nectar en stuifmeel. „In het Westerpark merk je dat”, zegt De Tempe. „Daar produceren de bijen minder honing dan hier in het centrum, waar minder volken in de buurt staan. Binnenkort willen we met alle imkers van Westerpark bij elkaar komen om een plan te maken en meer dracht te planten.”
Alleen bij overproductie haalt De Tempe honing uit de kasten weg. De potjes verkoopt ze aan vrienden en kennissen via Facebook. Ook bij De Brakke Grond zijn potten te koop, net als in de hoofdstedelijke winkel van Tuinpark Nut en Genoegen.
De Tempe trekt de imkerkap over haar hoofd en haalt de deksel van een kast. Een kruidige geur van honing en propolis verspreidt zich. Voorzichtig pakt ze met haar blote vingers de uiteinden van een raat vast en haalt hem omhoog. De bruine insecten krioelen over de honingraat, die deels bezegeld is met dekseltjes van was.
Onder de slechte luchtkwaliteit door uitlaatgassen en fijnstof lijdt de honing niet merkbaar, volgens De Tempe. „De bijen filteren veel stoffen eruit. Naar mijn idee smaakt Amsterdamse honing net zo lekker als alle andere honing.”