De komende verkiezingen zouden weer meer om sociaal-culturele onderwerpen (moeten) gaan, stelde PvdA-voorman Diederik Samsom. Hij werd prompt op zijn wenken bediend. Zowel premier Rutte bij Zomergasten als VVD-minister Schippers in de H.J. Schoo-lezing schetsten een beeld van Nederland met enerzijds ‘wij’ met ‘onze’ waarden en anderzijds ‘zij’, de migranten, die blijkbaar niet willen integreren (Turken) of homo’s terug de kast in jagen (moslims in het algemeen). Alleen een ‘vrijheidscoalitie’ van goedwillenden zou daar tegenop kunnen.
Ik wil niks afdoen aan de voorbeelden die minister Schippers geeft, bijvoorbeeld dat homoseksuele leraren in sommige klassen niet meer voor hun homoseksualiteit durven uit te komen. Ik deel haar zorgen en haar ongeduld. Waarom zijn Marokkaans-Nederlandse jongens oververtegenwoordigd in het geweld tegen homoseksuelen? Waarom lijken tweede-generatie Turkse Nederlanders zich meer te identificeren met Turkije dan met Nederland? Maar ik deel niet haar pessimisme en ik vind haar analyse ook veel te onprecies.
Stel dat de komende verkiezingen inderdaad weer om kwesties van cultuur en religie draaien, in welke termen zouden we daar dan over kunnen spreken zodat de discussie verder komt en, nog belangrijker, zodat de ruimte voor vrouwen en homo’s verder toeneemt? Minister Schippers geeft enkele concrete voorbeelden van organisaties die evident anti-emancipatoire geluiden laten horen, maar ze kan de verleiding helaas niet weerstaan om elders in haar lezing te generaliseren: ‘culturen’ zouden met elkaar in oorlog zijn en ‘onze cultuur’ zou veel beter zijn dan andere culturen. Zij heeft gelijk wanneer ze stelt dat Nederland voor vrouwen, en zeker voor homo’s, vandaag de dag een van de beste plaatsen is om te leven. Maar zoals zijzelf ook zegt: dat is een heel recent fenomeen – en helemaal niet eigen aan ‘het Westen’ of ‘onze cultuur’.
Een paar voorbeelden. Nog in 1996 stemde de helft van de VVD-fractie onder aanvoering van Frits Bolkestein tegen de openstelling van het huwelijk voor homo’s. Ook is het pas enkele jaren geleden dat de SGP door de rechter werd verplicht om vrouwen de mogelijkheid te geven om verkiesbaar te zijn voor deze partij. En analyseren we de cijfers goed, dan zien we dat de achterban van de PVV er ongeveer dezelfde opvattingen op nahoudt met betrekking tot gender en homoseksualiteit als Nederlandse moslims. Of denk aan het gezin Rutte waar, zelfs toen een homoseksuele zoon aan aids overleed, nooit openlijk over homoseksualiteit is gesproken. Ik weet bovendien niet zeker of de situatie voor homoseksuele leraren in Nederland nu moeilijker is dan de afgelopen decennia. Pas dit jaar (!) is de Wet Gelijke Behandeling zo veranderd dat leerkrachten op religieuze scholen niet meer ontslagen mogen worden vanwege het ‘enkele feit’ van hun homoseksualiteit. Nederland was tot diep in de jaren vijftig een uiterst conservatief land – en eigenlijk niemand kon zich toen voorstellen dat dit ooit, en zo snel zou veranderen. Een persoonlijk voorbeeld: mijn opa kreeg nog in 1955 een preekverbod van de Lutherse synode toen uitkwam dat hij homoseksueel was.
Het is, gelet op ons conservatief-religieuze verleden, geen wonder dat delen van het CDA, de ChristenUnie, en al helemaal de SGP het nog steeds moeilijk vinden om de vrijheden te omarmen waar de minister zo pal voor staat. De veranderingen binnen Nederland zijn historisch ook tamelijk uniek. Kijken we buiten Nederland, dan valt op dat veel Midden- en Oost-Europese landen nog grote problemen hebben met homoseksualiteit en dat het Vaticaan ouderwets homofoob en vrouwonvriendelijk blijft. Dat zeg ik niet om te relativeren – ik meen dat een blik op onze geschiedenis juist kan in spireren. De razendsnelle veranderingen die zich in Nederland in de afgelopen vijftig jaar hebben voorgedaan (en nog steeds voordoen in de achterbannen van PVV, SCP, CU en CDA) tonen de mogelijkheid van sociaal-culturele verandering, ook onder religieuzen en laagopgeleiden.
Mijn optimisme komt precies daaruit voort. Heel veel christenen lazen de Bijbel zoals veel moslims nog steeds de Koran lezen: ook voor hen stond het woord van God boven het wettelijk gebod en ze konden zich niet voorstellen dat andere dan letterlijke lezingen van het heilig schrift toelaatbaar zouden zijn.
En zie hier: al zegt de Bijbel duizend lelijke dingen over homo’s en spat de vrouwonvriendelijkheid van menig pagina, het CDA had de primeur met drie openlijk homoseksuele ministers.
Er is geen enkele principiële, theologische of praktische, sociologische reden waarom een dergelijke liberalisering zich niet ook onder steeds meer moslims in West-Europa kan voordoen, en zich de facto ook aan het voltrekken is. Natuurlijk zouden we graag zien dat dat sneller gaat, niet omdat ‘wij’ altijd al zo modern zijn geweest en ‘onze’ cultuur altijd al zo vrouw- en homo-vriendelijk, maar juist omdat de meeste autochtonen dit emancipatieproces zelf net achter de rug hebben. Strikt religieuzen doen ons denken aan de dagen waar we geen goede herinneringen aan bewaren.
Ondanks haar veel te massieve beeld van een clash van culturen, sluit minister Schippers emancipatie van moslims zeker niet uit. En het is belangrijk om dat vast te stellen: haar verhaal mag alarmistisch getoonzet zijn, ze gelooft wel degelijk in de mogelijkheid dat ook islamitische Nederlanders zich in de groeiende progressieve consensus zullen voegen. Precies daarin verschilt de VVD van de PVV, die steeds meer is gaan uitsluiten dat ‘moslims’ en ‘Nederlanderschap’ ooit nog samen kunnen gaan: de islam moet volgens de PVV simpelweg uit Nederland verdwijnen, een ‘islamitische Nederlander’ is onbestaanbaar.
Alle partijen, behalve de PVV, zijn echter overtuigd van de ‘integreerbaarheid’ van nieuwkomers, and rightly so. De vraag voor deze partijen is vervolgens: integratie waarin?
Een paar weken geleden onderstreepten de premier van Canada en de president van de VS het belang van een inclusieve politiek, waarin vrouwen- en homo-rechten vanzelfsprekend een centrale plaats innemen. Maar Trudeau en Obama benadrukten ook dat dat geen Canadese respectievelijke Amerikaanse waarden waren, maar universele mensenrechten. Ook dat lijkt me een belangrijk inzicht voor het Nederlandse debat: het gaat niet om specifiek Nederlandse waarden, of om Europese, maar om universele mensenrechten – waarbij we ons gelukkig mogen prijzen dat die in Nederland zo goed worden nageleefd.
Vrouwen- en homo-rechten als universele rechten beschouwen en niet als specifiek Nederlands heeft drie belangrijke consequenties: 1. Als we orthodoxe christenen in Nederland willen overtuigen van deze waarden, dan hoeven we niet het argument te gebruiken dat ze anders niet ‘Nederlands’ zijn (dat is ongeveer het ergste wat een SGP’er kan overkomen);
2. We geven daarmee aan dat we onze eigen, zeker wat betreft deze thema’s, vaak weinig liberale geschiedenis kennen;
3. We laten daarmee zien dat we gelijkheid van mannen en vrouwen en homo’s en hetero’s overal belangrijk vinden. Dat betekent dat we dus niet kunnen zeggen, zoals Schippers en Rutte helaas wel doen, dat mensen die dergelijke waarden niet delen maar naar elders moeten gaan. Dat is een vorm van cultuurrelativisme (andere landen mogen homo’s en vrouwen blijkbaar wel discrimineren) die een liberaal onwaardig is, en zeker liberalen die het cultuurrelativisme kritiseren.
Universele mensenrechten
Vertrouwen hebben in de integreerbaarheid van migranten betekent, zoals Schippers schetst, het eens zijn over een gedeelde basis van ons samenleven en de universele mensenrechten zijn daar uitstekend voor geschikt. Maken we deze basis specifieker en gaan we allerlei claims leggen over typisch ‘Nederlandse’ waarden, dan bemoeilijken we het integreren van nieuwkomers. Hoe nationaler we dergelijke waarden formuleren – alsof ze alleen eigen zijn aan ‘echte’ Nederlanders, aan natives –, des te kleiner de kans dat ze een verbindend en bezielend fundament kunnen vormen. Als we burgerschap primair cultureel, nativistisch definiëren, en dat gebeurt de laatste jaren sterk in de politiek, dan wordt het voor migranten en hun kinderen moeilijker om zich Nederlander te voelen. En ook autochtonen die iets minder voor gelijkheid van mannen en vrouwen voelen, of (nog) moeite hebben met de gelijkheid van homo’s en hetero’s, worden plotseling buiten de natie geplaatst.
Er bestaat recentelijk een ongemakkelijke verhouding tussen politiek en wetenschap. Wetenschappers verwijten politici dat ze feiten veronachtzamen en enkel geïnteresseerd zijn in meningen, en dan vooral in hun eigen mening. De consequentie van de verwaarlozing van feiten is in de ogen van veel wetenschappers dat politici te lichtzinnig over dingen denken, dat zij door hun gebrek aan kennis veel te optimistisch zijn (denk aan het verwijt dat klimaatonderzoekers aan politici maken). Sociale wetenschappers daarentegen, en dan met name onderzoekers op het terrein van migratie en integratie, vinden dat politici te pessimistisch zijn. Dat vind ik ook. Niet omdat we niet bezorgd zouden zijn over radicalisering en terrorisme, maar omdat het goed is om ontwikkelingen op de iets langere termijn in de gaten te houden. En dan zien we dat sprake is van voortgaande integratie: het opleidingsniveau van migrantenkinderen stijgt nog steeds, de arbeidsparticipatie van de tweede generatie ligt veel hoger dan bij de eerste generatie, de leeftijd waarop er wordt getrouwd stijgt, het kindertal neemt af en er wordt onder de tweede en derde generatie wel degelijk veel vaker thuis Nederlands gesproken. Natuurlijk, het zou allemaal sneller mogen – maar de haast die ‘we’ hebben zegt minstens zoveel over autochtoon Nederland als over migranten en hun kinderen.
‘We’ zijn net een modern land geworden en dat voelt blijkbaar nog kwetsbaar. Maar de steun voor vrouwen- en homo-rechten is nog nooit zo groot geweest. De ‘vrijheidscoalitie’ van minister Schippers is er al: zo’n 85 procent van de Nederlanders omarmt prudent progressieve waarden.
Niet alle wetenschappers delen mijn voorzichtige optimisme. Sommige, zoals Ruud Koopmans, zijn somber gestemd over de emancipatie onder moslims. Weer anderen zijn naar mijn smaak juist lichtzinnig optimistisch en spreken de vrolijke taal van ‘superdiversiteit’. Superdiversiteit suggereert echter veel te veel alsof we in Nederland – en in andere immigratielanden – allemaal verschillend zouden zijn, alsof zich geen integratieprocessen zouden voordoen en alsof verschillen nooit problematisch zouden kunnen zijn, alsof diversiteit door iedereen als normaal beleefd wordt.
Maar Nederland is helemaal niet superdivers en, misschien, gelukkig niet. Aan autochtone zijde zijn de onderlinge verschillen in decennia niet zo klein geweest (van GroenLinks tot de PVV worden vrouwen- en homo-rechten gekoesterd), en bij migranten en hun kinderen zien we volop integratie en aanpassing plaatsvinden. Het is belangrijk om ook dat vast te stellen als we een nieuwe ronde debatten over sociaal-culturele kwesties tegemoet gaan: Nederland is eigenlijk opmerkelijk homogeen, en de druk op nieuwkomers om mensenrechten, om vrouwen- en homo-rechten, te omarmen is immens. De vraag zou moeten zijn hoe we ervoor kunnen zorgen dat ook de kleine minderheid die deze rechten nog niet koestert, dat alsnog gaat doen.