Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden, komt vreemde spelling tegen in tentamens en scripties van zijn studenten. „Hij wilt.” Heel vaak „en detaille”. Uitdrukkingen als „descentralisatie”, „beredernaties”. „Concensus” in plaats van ‘consensus’, „arosticrotisch” in plaats van ‘aristocratisch’. Ook constructies pakken vaak verkeerd uit. „Dit stroomt voort uit…” in plaats van ‘dit vloeit voort uit’. Of „Onze begeertes leiden naar echoïsme.”
Kinneging schudt het hoofd. „Het is te gek voor woorden”, zegt hij. Bij zo’n 50 tot 60 procent van de scripties en tentamens schort het aan het Nederlands. „Het vwo staat voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs”, zegt hij. „Dan moet je toch kunnen schrijven?”
Inmiddels moeten rechtenstudenten in hun eerste jaar een taaltoets maken die met goed gevolg moet worden afgelegd. Want Nederlands is belangrijk voor een jurist die Nederlands recht moet lezen – en uitleggen aan Nederlanders. Verkeerde of onnauwkeurige formuleringen kunnen grote schade veroorzaken. En die loopt op als duizenden juristen het Nederlands niet beheersen. Helpt die taaltoets dan niet? Kinneging:
„Het kernprobleem is dat de docenten op het vwo hun werk niet goed (kunnen) doen, dat geldt zeker ook voor de docenten Nederlands. Door ons kan dat niet gerepareerd worden. Daarom is het allemaal lapwerk.”
Havo- en vwo-diploma’s bieden toegang tot hogeschool of universiteit. Iedereen die de juiste opleiding met het goede profiel heeft, moet er worden toegelaten. Maar beheersen studenten het Nederlands voldoende? „Docenten klagen”, zegt Anna Bosman, hoogleraar dynamiek van leren en ontwikkeling aan de Radboud Universiteit. „Studenten schrijven slechte zinnen.” Vooral bij spelling is de toestand volgens haar „hopeloos”.
/s3/static.nrc.nl/images/2016/03/05/stripped/0503zatdyslexie02.jpg)
Janneke Kelter, coördinator aan het taalexpertisecentrum van de Haagse Hogeschool, beaamt dat: „De instromers van havo en vwo hebben niet altijd de vaardigheden die zij zouden moeten hebben op grond van de middelbareschooldiploma’s”, zegt ze. „Bij de taaltoets heeft 80 procent niet het gewenste startniveau.” Voor taaltoetsen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) zakt 20 procent van de eerstejaars.
De achterstand begint al op de basisschool. Volgens een wetenschappelijk onderzoek uit 2013 is tweederde van de leerlingen na de basisschool niet in staat om een simpele boodschap schriftelijk over te brengen. In 2010 constateerde de Onderwijsinspectie dat de schrijflessen aan de basisschool van onvoldoende kwaliteit zijn. Ook op de middelbare school krijgt schrijfvaardigheid weinig aandacht. Het onderdeel is geschrapt voor het centraal examen Nederlands. En er is een langdurig tekort aan leraren Nederlands, zodat er vaak onbevoegden voor de klas staan. Daarbij komt dat het percentage scholieren dat naar het hoger onderwijs gaat, groeit. „Als het niveau dan omlaaggaat, moet je niet klagen”, zegt Anna Bosman. Steeds meer leerlingen komen uit gezinnen waar niet zo veel Nederlands wordt gesproken.
Hoger onderwijs pakt het zelf aan
Omdat er maar weinig verbetert aan het voorbereidend onderwijs gaan steeds meer universiteiten en hogescholen – net als de Leidse rechtenfaculteit – over tot het geven van bijspijkercursussen. Soms tegen extra betaling, soms standaard, vaak na het slecht maken van een toets. Meestal gebeurt het met taal, soms ook met rekenen, zo’n ander vak waar het vwo- of havodiploma geen garantie voor biedt. En zo neemt het hoger onderwijs een deel van de taak van het middelbaar onderwijs over. De Nederlandse Taalunie en de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie bevelen dat ook aan. Zij willen dat het taalonderwijs doorgaat in het hoger onderwijs in „doorlopende leerlijnen”. Elk vak in het hoger onderwijs zou aandacht moeten besteden aan het taalgebruik.
„Het is de bedoeling dat de taal in oplopend niveau aandacht krijgt”, zegt Janneke Kelter, die het taalonderwijs coördineert op de Haagse Hogeschool. „Het heeft weinig zin om te wijzen naar de middelbare school. We moeten bewust sturen op de taalontwikkeling van studenten. Meerdere verslagen moeten ook op taal worden beoordeeld, zodat je een beter beeld krijgt van de schrijfvaardigheden van studenten. Een toetsje blijft iets geïsoleerds. Het gaat om het aanbrengen van de rode draad in het verhaal, samenhang, eenheid van gedachten, alinea’s. Daar hebben studenten grote moeite mee.” Kelter en haar collega’s concentreren zich op de communicatieve waarde van de taal. De studenten moeten vooral duidelijk schrijven. Spelling en grammatica komen dan op het tweede plan.
Er worden hogere taaleisen gesteld aan studenten. Het verst gaat de pabo, de opleiding voor onderwijzers aan de basisschool. Studenten die van het mbo en van de havo komen, zijn nu verplicht een toelatingstoets te doen en in het eerste jaar een reken- en taaltoets. Onderwijzers die van de pabo kwamen, maakten te veel taal- en spelfouten.
Lerarenopleidingen van de hogeschool Inholland en bepaalde opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam hebben cursussen taal en rekenen. De Haagse Hogeschool streeft naar een taalprogramma voor de hele opleidingsduur. De Erasmus Universiteit en de Vrije Universiteit geven taaltoetsen, gecombineerd met bijspijkercursussen voor alle studierichtingen. Wie laag scoort, wordt in het najaar in een aantal sessies in klasjes bijgespijkerd.
Ook de universiteiten van Amsterdam, Utrecht en Leiden hebben bij enkele opleidingen bijspijkercursussen. Twente, Groningen en Nijmegen bieden desgewenst begeleiding.
Goede leraren maken het verschil
De Vrije Universiteit werkt al sinds 2007 met taaltoetsen en heeft de resultaten en de gevolgen daarvan statistisch geanalyseerd. Sinds 2011 zijn de resultaten van de toetsen in elk geval niet slechter geworden.
Taalbeheersing is belangrijk om vooruit te komen. Volgens VU-beleidsadviseur Theo Bakker is er een verband tussen goed scoren op de taaltoets en een goed verloop van de onderwijsloopbaan. En er is een zwak verband tussen het eindexamencijfer voor Nederlands en de score in de taaltoets. Slechte toetsscores bij spelling blijken het sterkste verband te hebben met uitval in het eerste studiejaar.
Rob Doeve is directeur van het Taalcentrum-VU, verantwoordelijk voor de talentoets. Hij ziet van alles voorbijkomen: fouten in spelling, interpunctie, woordkeus, woordvolgorde. En veel studenten hebben een geringe woordenschat. Ook weten ze niet welke toon ze moeten gebruiken tegen wie. Hoogleraren krijgen regelmatig mailtjes met als aanhef „Hoi”. Docenten weten niet wat ze aan al die fouten moeten doen en durven vaak niet in te grijpen. Voor slecht geschreven scripties werd een sticker ontworpen met de tekst: kan niet door de taalbeugel. Sommige docenten durven die sticker niet te gebruiken.
Er zijn grote verschillen in de taalvaardigheid van studenten, zegt Folkert Kuiken, bijzonder hoogleraar Nederlands als tweede taal en directeur van het Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies van de UvA. Hij coördineert de verplichte taaltoets voor eerstejaars studenten geesteswetenschappen van de universiteit. „Het resultaat hangt vooral af van de kwaliteit van de leraar”, zegt Kuiken. „In mijn tijd leerde je op de lagere school ontleden”, zegt hij. „Nu hebben ze er grote moeite mee. Maar sommigen slagen met vlag en wimpel. Dat komt doordat docenten er veel aandacht voor hebben gehad.” Wie slecht Nederlands schrijft, beheerst vaak ook het Engels niet goed – ook docenten die in het Engels werken, klagen.
Kuiken vindt goed Nederlands belangrijk voor de „valorisatie”, het te gelde maken van wetenschap. De meeste afgestudeerden (ambtenaren, bedrijfsbestuurders, allerhande zzp’ers, marketeers, psychologen, medici, leraren, juristen, economen) gebruiken Nederlands in hun beroepspraktijk. Met taal verdienen ze hun geld.