Jan Plukkel heeft verstand van proefnemingen. Als laborant voor de wegenbouw volgt hij dagelijks strakke protocollen voor metingen van de samenstelling van asfalt of puingranulaat. Ook in zijn vrije tijd helpt hij, als wetenschapsliefhebber en amateurduiker, bij metingen en bouwt hij toestellen.
Met zijn droogpak en zuurstofflessen dook de amateurwetenschapper afgelopen zondagmorgen in het diepe deel van de Vinkeveense plassen om theezakjes te verzamelen, die daar drie maanden eerder zijn gedeponeerd.
Die zakjes vormen de basis voor het Netlakeproject: de meting van de koolzuuropname van 28 Europese meren. Dat levert gegevens op over klimaatverandering. En het project mobiliseert enthousiaste amateurs voor de wetenschap, de zogenoemde citizen science, die met steun van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan belang wint.
De deze zomer geopende site iedereenwetenschapper.nl biedt leken veel opties om met wetenschappers mee te doen. Dat gaat van zonnevlekken zoeken tot het stadsklimaat van Amersfoort meten.
Tine de Moor, hoogleraar economische en sociale geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, zette via de website VeleHanden vrijwilligers aan het werk voor het project Ja, Ik Wil!. Hiervoor moesten circa 492.000 Amsterdamse ondertrouwaktes tussen 1575 en 1811 gelezen worden. De deelnemers, die de documenten op 180 punten beoordeelden, kregen ‘in ruil’ daarvoor lezingen en een cursus paleografie (oude handschriften lezen). Het grootscheepse onderzoek wees uiteindelijk uit dat Nederlandse vrouwen in die tijd behoorlijk zelfstandig waren en relatief laat trouwden.

Foto’s Olivier Middendorp
Gratis werk verzetten
De amateurwetenschap rukt op, en daar zijn redenen voor. Zo kunnen amateurs veel gratis werk verzetten voor wetenschappers die vaak geldgebrek hebben. Ook draagt de inzet van amateurs bij aan de verspreiding van wetenschap: ze vermeerderen hun eigen kennis én dragen die uit in bredere kring. De coördinatie van die vrijwilligers is overigens wel een hoop werk, zegt Tine de Moor.
Niet alle citizen science-projecten leiden tot wetenschappelijk resultaat. Het verzamelen van wormen, kevertjes en duizendpoten op de Bodemdierendag van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) bevordert de kennis van wat er „onder onze voeten” leeft, maar heeft nog geen wetenschappelijke publicatie opgeleverd.
Wim van der Putten, hoogleraar in Wageningen en hoofd van de afdeling Terrestrische Ecologie van het NIOO, wil de meewerkende liefhebbers voortaan gerichter laten zoeken naar bodemdieren, „zodat we toch meer specifieke data binnenkrijgen”.
Rooibos en groene thee
Het Netlakeproject, waaraan Jan Plukkel afgelopen weekend deelnam, moet wel degelijk tot wetenschappelijk resultaat leiden. Om de ontbinding van plantmateriaal te meten bedachten drie Wageningse promovendi de methode met de theezakjes. Die bevatten een afgemeten hoeveelheid plantmateriaal; in dit geval gebruiken ze rooibos en groene thee van het merk Lipton voor de metingen in alle 28 te onderzoeken meren.
Na drie maanden in het water te hebben gelegen, worden de theezakjes eruit gehaald, gedroogd en opnieuw gewogen. Dan kan worden vastgesteld hoeveel thee (koolstof) in die tijd is vergaan. De koolstof die niet vergaat, blijft in het meer en kan dus niet bijdragen aan broeikasgassen. Zo wordt de opnamecapaciteit van het meer bepaald.
Het onderzoeksprotocol van dit Europese project luistert nauw. De diverse duikteams die het werk doen in de 28 meren hangen bij elk ‘paartje’ rooibos en groene thee een thermometer die elk uur de temperatuur meet. Hoe de thermometer moet worden verpakt en op welke hoogte de theezakjes in het water moeten hangen, is precies vastgelegd. Voor vergelijkingsdoeleinden hadden Plukkel en zijn duikteam de theezakjes in de Vinkeveense Plassen ook dieper opgehangen dan de standaarddiepte van 1 meter.
Amateurs kunnen veel gratis werk verzetten voor onderzoekers, die vaak geldgebrek hebben

Foto René Lipmann
Feestje van de wetenschapper
Het duikteam is ook nog bij een ander Netlake-project betrokken. Daarvoor meten ze de hoeveelheid microplastic in het meer door een stok met een nylonkous als een net over een lengte van 50 meter door het water te halen.
Hedwig te Molder, hoogleraar wetenschapscommunicatie aan Wageningen Universiteit en de Universiteit Twente, juicht deze initiatieven toe. Wel ziet ze een beperking: amateurwetenschap trekt alleen mensen die toch al geïnteresseerd zijn. „Je bereikt er lang niet iedereen mee, je bent deelnemer op het feestje van de wetenschapper”, zegt ze. Terwijl een veel bredere groep kan worden aangesproken, namelijk mensen die zelf een probleem ervaren en zich daarin willen verdiepen.
Als voorbeeld noemt ze ouders van kinderen met ADHD. „Dan gaat het over de vraag welke behandelmethode volgens wetenschappelijke inzichten nodig is.”
Ecoloog Van der Putten weet overigens wel regelmatig ‘nieuwe mensen’ enthousiast te maken voor zijn bodemwetenschap. Zo sprak hij met boeren in de Noordoostpolder die last hadden van aaltjes in de aardappels. Hij kon hun vertellen dat een rijkdom aan andere bodemdieren het aantal aaltjes kan beperken. „Ze wisten niet dat er zoveel in de bodem zat”, zegt hij.